De wereldkerk is heel gewoon

Column

De ernst waarmee de orthodoxe priester in het Griekse Patras mij onderwees in de functie van ikonen maakte indruk op me. Ik was net van de verbazing bekomen van de rituelen bij een doopdienst, toen ik hem tegen het lijf liep. Al pratend kwam een hervormd verlangen in mij op om overeenkomsten tussen ons te vinden. Die ikonen mochten in mijn ogen dan wel afgodsbeelden zijn, maar de pausen hadden de orthodoxen toch maar buiten de deur weten te houden. We vonden elkaar in Augustinus. Tot mijn verrassing was mijn gesprekspartner goed thuis in het werk van de kerkvader. Voor hem was het even bekend terrein als de ikonen en hij sprak erover met dezelfde ernst.
Sinds deze ontmoeting in Patras hebben wetenschappelijke conferenties in het buitenland op mij een bijzondere aantrekkingskracht. Ik heb het mijn collega’s nooit uit proberen te leggen: het hoogtepunt van een conferentie is voor mij de zondag. Het is een geweldige ervaring om overal in Europese en Noord-Amerikaanse steden mensen te ontmoeten die geloven in dezelfde God en dezelfde bijbel lezen. Maar in de loop van de jaren is me ook iets anders opgevallen: de wereldkerk is eigenlijk heel gewoon.
Neem mijn bezoek aan een charismatische gemeente in Sevilla (net als in Patras ook hier geen spoor van lokale calvinisten). Terwijl ik naar binnen liep, was het halleluja niet van de lucht. Zolang de dienst duurde, verdween het ook niet meer. Ik hield er ernstig rekening mee dat ik voor de eerste keer kennis maakte met tongentaal, maar door mijn onbekendheid met de Spaanse taal bleef ik daarover in het ongewisse. Later liet ik mij vertellen dat de gemiddelde Nederlandse pinkstergemeente een saaie bedoening is vergeleken met dit mediterrane temperament. Ik was onder de indruk. Tot ik na de dienst een Engels sprekende vrouw ontmoette en er achter kwam dat de gemeente financieel noodlijdend was. Maar niet vanwege de armoede van de leden, volgens mijn zegsvrouw. De mensen hier hebben geen geld over voor een beter kerkgebouw en voor de opleiding van predikanten, vertrouwde ze mij toe. Ondanks de pinkstergaven was hier blijkbaar de oude Adam niet helemaal op zijn retour. De wereldkerk is heel gewoon.
In een baptistengemeente ergens aan de westkust van Amerika werd ik warm onthaald. In het begin van de dienst mocht ik meteen een applaus in ontvangst nemen. Het kerkgebouw had veel weg van een gymzaal met stoelen. De predikant kon preken. Mijn aandacht verslapte geen moment. Het verloop van de dienst werd strak door hem geregisseerd. In de avonddienst werd me dat duidelijker toen tijdens de gehouden gaventest zonneklaar bleek dat hij was bedeeld met een big gift of leadership. Na de kerkdienst ’s morgens stond ik na te praten met een jong echtpaar, dat, zo bleek, eigenlijk hoorde bij de baptistenkerk next street. Ik rook bekend terrein en al snel werden mijn vermoedens bevestigd. Hun afwijkende kerkgang had te maken met de liederen en het koor in de andere gemeente. De gezichtsuitdrukkingen maakten duidelijk dat het op dat punt buitengewoon treurig was gesteld in hun eigen gemeente. De wereldkerk is heel gewoon.
Na een aantal jaren is mijn voorlopige hypothese dat in de wereldkerk menselijke dwaasheid en goddelijke wijsheid samen opgroeien. Net als in ons eigen landje. Maar misschien is mijn onderzoek nog niet helemaal volledig en vergeet ik onze broeders en zusters in de vervolging. Ik vraag me weleens af wat hun ervaring zou zijn in een van onze zondagse kerkdiensten. Heel gewoon of juist heel ongewoon?