Oplevingen van het denken

Over de menselijke emoties
Martha Nussbaum

Nussbaum is een internationaal doorgebroken filosoof en ethicus. In het Nederlandse taalgebied verscheen eerder de bundel Wat liefde weet met een bloemlezing van haar eerdere filosofische en vooral ethische opstellen. Verder is zij diverse keren op televisie geweest, onder meer in de serie ‘De schoonheid en de troost’.
Haar populariteit hangt ten dele samen met haar benadering. In de moraalfilosofie neemt de deugdenleer van Aristoteles weer een sterke positie in en Nussbaum beweegt zich nadrukkelijk in deze traditie. Maar dat is niet het enige. Nussbaum weet als geen ander het persoonlijke en het filosofische met elkaar te verbinden. Zo bestaat de bundel Wat liefde weet voor een groot deel uit tekstanalyses van klassieke tragedies en andere literaire teksten. Voor Oplevingen van het denken geldt hetzelfde.[1] In dit, in het oeuvre van Nussbaum, fundamentele werk wordt volop ruimte ingebouwd voor analyses van het werk van Proust, Joyce, Henry James, de muziek van Mahler en andere meer narratieve kunstvormen. Morele theorie en filosofie worden zo op elkaar betrokken. Dat maakt het lezen van Nussbaum in zekere zin aantrekkelijk: het gaat hier niet om taaie algemene theorie, maar over het (eigen) leven zelf.
Oplevingen van het denken zit wel heel sterk op deze lijn. Nussbaum opent haar boek, na een samenvattende inleiding, wel heel persoonlijk. In 1992 gaf zij een serie lezingen in Dublin terwijl haar moeder op hetzelfde moment voor een routineoperatie ergens in de Verenigde Staten in een ziekenhuis lag. Er kwamen complicaties en moeder raakte in levensgevaar. Deze ervaring wordt omgewerkt tot een casus waarbij de lezer wordt geïnformeerd over handelingen en emoties van de auteur. Nussbaum hield haar lezingen en wilde versneld naar huis terugkeren. Ze droomde van haar moeder. Geland in Philadelphia belde ze naar het ziekenhuis, om te horen dat haar moeder overleden was. Onderweg had ze zich boos gemaakt op artsen. Nussbaum schrijft dat ze verdrietig was. Huilbuien op diverse plaatsen. Daarnaast ook beschrijvingen van boosheid, schuldgevoel, woede op zichzelf en anderen. Ondertussen werkt ze door aan een lezing over ‘barmhartigheid en vergevingsgezindheid met betrekking tot misdadigers’. Kort na de begrafenis hield ze die. Weer schaamte, schuldgevoel en twijfel over de oprechtheid van de liefde voor de moeder.
Lezing van dit gedeelte deed mij beseffen dat de moeder-dochter relatie van Nussbaum en haar moeder niet alleen psychologische aspecten omvat, maar ook emotionele, morele en theatrale. En dat laatste maakte mij wat bezorgd en raakte aan de motivatie om dit boek te lezen. In hoeverre sluit de poging van Nussbaum om aan emoties een morele rechtvaardigingsgrond toe te schrijven aan bij de culturele trend om emoties als rechtvaardiging te laten gelden? Want hoezeer Dalrymple ook overdrijft en karikaturen schetst, hij heeft een punt als hij stelt dat veel daders hun handelen rechtvaardigen en verontschuldigen met een verwijzing naar hun emoties: ‘Ik was zo getergd en boos, dat ik niet eens meer door had dat ik een mes in mijn hand had. Het zat er opeens in. Ik wilde het echt niet. Het gebeurde.’ Moet deze pil van een kleine 700 bladzijden de theoretische onderbouwing leveren voor de oprechtheid en authenticiteit van de liefde voor mams, hoezeer ook aangeklaagd door ogenschijnlijk opportunistisch en ambitieus doorwerken tijdens ziekte, sterfbed en begrafenis van moeder? Anders gezegd, draagt Nussbaums theorie over emoties bij aan zorgvuldig moreel beraad en kan het ondersteunend zijn bij morele dilemma’s of levert het slechts materiaal aan tot zelfrechtvaardiging op gevoelsniveau?
Voortgaande lezing nam die zorg enigszins weg. Nussbaum zet een stevig betoog neer dat te denken geeft. Allereerst over de verhouding ethiek en leven. Nussbaums keuze om het leven en de ethiek dichtbij elkaar te houden, heeft een relativerende werking op de ethiek. Het leven is zo complex en tegenstrijdig, dat ook het goede leven altijd een tragisch karakter zal houden. Ethiek heft dit niet op. Het ondersteunt hooguit bij het zoeken naar het goede. Juist dit snijvlak van het complexe en tragische ‘goede leven’ in relatie tot ethiek heeft de belangstelling van Nussbaum.
Wie zo dicht op het leven zelf zit, stoot op emoties. Het eigene van de benadering van Nussbaum is nu dat zij die emoties niet tegenover de ‘rationele’ ethiek zet, maar daarin onderbrengt door de grens tussen verstand en gevoel op te heffen. Emoties zijn ook cognities. Emoties als angst, boosheid, blijdschap en verdriet zijn niet willekeurig of grillig, maar gekoppeld aan een object dat onze beheersing te boven gaat. In die zin omvatten ze dus kennis van en oordelen over de werkelijkheid. Juist omdat emoties kennis impliceren, worden ze ook regelmatig geëvalueerd. Aanvankelijke vreugde over honden blijkt helaas niet te kloppen en wordt na een vervelende ervaring ingewisseld voor angst of boosheid.
Nussbaum laat niet na te benadrukken dat deze kennis van grote invloed is op het handelen en ten grondslag ligt aan tal van keuzen. Maar erkenning van dit cognitieve element in emoties impliceert ook erkenning van het feit dat deze vorm van kennis juist geen beheersing over het object oplevert. De emotionele mens wordt zijn boosheid, verlangen dan wel liefde gewaar, maar beseft daarin eens te meer dat hij een afhankelijk en kwetsbaar wezen is. Voor stoïcijnen was dit de reden om juist af te zien van emoties. Onafhankelijkheid was het streven. Nussbaum wil er juist midden in staan. Kwetsbaarheid is hier het streven.
Een simpel pleidooi om emotioneel te leven is het hiermee niet. Emoties zijn bij uitstek subjectief en stellen de persoonlijke beleving wel heel centraal. Bovendien zijn ze zeer beïnvloed door de cultuur waarin wij leven. Ze mogen dan een grote rol spelen in ons handelen, feilbaar zijn ze wel. Juist daarom wil Nussbaum ze volop ruimte geven in haar ethiek. Ethiek is bij haar vooral zicht krijgen op emoties. Door de kennis die erin oplicht te onderzoeken en te evalueren wordt de invloed ervan op het handelen ook bijgesteld. Zo levert Nussbaums ethiek een bijdrage aan de realisatie van het goede leven. In dit boek doet zij uitvoerig studie naar emoties als mededogen en liefde aan de hand van wat filosofen hierover gezegd hebben en de wijze waarop romanfiguren deze emoties beleefd hebben.
En juist dan bekruipt mij het gevoel dat Dalrymple toch gelijk heeft. Nussbaums ethiek zakt in mijn beleving teveel weg in de empathie. Duidelijk wordt hoezeer emoties kennis betekenen in het leven van romanfiguren en haarzelf en ten grondslag liggen aan tal van handelingen. En juist omdat deze kennis geen beheersing geven, leiden ze tot kwetsbaarheid. Gevolg hiervan is tragiek, aldus Nussbaum. In de christelijke traditie noemen we dat soms zonde en schuld.
Empathie, hoe waardevol ook, blijft uiteindelijk toch op afstand staan en heft de tragiek niet op. Jezus’ plaatsbekledend toetreden tot deze tragische werkelijkheid maakt aan die afstand een einde. Het zou bij Nussbaum een stuk spannender worden als ze geloof ook als een opleving van het denken zou erkennen.

  1. Uitgeverij Ambo, Amsterdam, 2004, ISBN 9026318723, € 44,95