Lerende scholen

Peter Senge

Maatschappelijke veranderingen vragen scholen om nieuwe posities te kiezen [1]. Nieuwe posities in het verwoorden van visie en motto, in het organiseren maar ook het inrichten van het onderwijs.

De maatschappij is veranderd. En de kinderen en hun ouders ook. En het imago van leerkrachten heeft een behoorlijke deuk gekregen. Wie aankondigt naar de PABO te gaan kan bij een groot deel van zijn of haar vriendenkring een meewarige glimlach verwachten. Scoren doe je er niet mee. Wat is er met het onderwijs aan de hand? Moet het zich richten op steeds betere overdracht van kennis, door in kleine hapklare brokjes stapje voor stapje elk complex onderdeel van de basisvaardigheden als lezen, schrijven en rekenen op te bouwen? Of heeft het een meer opvoedkundige rol gekregen en gaat het naast die inhouden vooral ook om de identiteitsontwikkeling van kinderen. Beide richtingen kennen hun overtuigde aanhangers. Ook in Nederland. Maar in Amerika met zijn grotere maatschappelijke en culturele ongelijkheid ligt het wat anders. Heftiger, kun je wel zeggen. De constatering dat men in prestatiemetingen achter liep op een aantal punten met peilingen in het buitenland gaf een politieke schok, die vertaald werd in de nodige herstructureringsmaatregelen. Vaak bedacht door politici en ambtenaren. De effecten bleven vrijwel uit en via ‘tougher standards’, voucher-regelingen etc. werd en wordt opnieuw de druk op het onderwijs opgevoerd. Ook daarvan zal het effect buitengewoon gering zijn. En de burger zal weer de grafieken zien, waarbij wordt aangegeven hoeveel geld er aan onderwijs besteed wordt, en wat daarvan de opbrengst is.

Opnieuw de vraag wat is er met het onderwijs aan de hand?

Peter Senge’s boek Lerende scholen probeert daarop een antwoord te formuleren. Een managementinvalshoek om scholen te veranderen. Dat hebben we het laatste decennium meer gezien. Vaak wordt een bepaalde aanpak eerst in het bedrijfsleven een hot item. Er wordt veel over geschreven en er lijken indrukwekkende resultaten geboekt te worden. Daarna blijkt de aanpak de nodige tekortkomingen te hebben. Er wordt afscheid genomen van de eerder zo aangeprezen aanpak en is men al weer op zoek naar nieuwe ‘fads’. In het onderwijs komen op een wat later tijdstip die trends naar boven, zodat op het moment dat het bedrijfsleven weer afscheid neemt van de betreffende goeroe, het onderwijs zich verheugen mag in weer een nieuwe loot aan de-boom-van-de-oplossingen-voor-de-problemen-in-het-onderwijs. Zal het Senge’s boek Lerende scholen ook zo vergaan? In het begin van de negentiger jaren werd het idee van de lerende organisatie breed uitgedragen in de serie boeken van de Fifth Discipline.

Daarin werden middelen en technieken aangereikt om van bedrijven een ‘lerende organisaties’ te maken. De invloed van de Vijfde-Disciplineboeken als Het vijfde discipline praktijkboek en De dans der verandering is indrukwekkend geweest. Wie durfde er nog met goed fatsoen niet te streven naar een ‘lerende organisatie’? Nu is de vertaling van een managementpraktijk uit het bedrijfsleven naar scholen altijd een riskante stap. De praktijk van werken, de cultuur, de ontwikkelingsgeschiedenis is immers geheel anders. Bij een bedrijf is vrij snel duidelijk wat men wil bereiken. Maar bij kinderen…? En weer komt dat dilemma van het overdrachtsmodel van de basisvaardigheden versus de ontplooiing van de identiteit van kinderen door bijvoorbeeld een andere manier van het inrichten van onderwijs op school aan de orde.

Senge kiest voor de tweede benadering en geeft in zijn boek prachtige voorbeelden, van hoe dat in de praktijk kan uitpakken. Het grappige is, dat hij voor die tweede benadering kiest vanuit zijn ervaringen in het bedrijfsleven. Is de afstand zo klein geworden? Een ‘lerende organisatie’: wat is een school anders? Misschien wel vaak een les-gevende organisatie, maar dat is echt iets anders.

Peter Senge liet zijn ideeën niet door anderen vertalen naar het onderwijs, maar nam zelf de pen ter hand en schreef: Lerende scholen. Hoewel, helemaal alleen deed hij het niet, maar liefst 113 auteurs leveren de 191 artikelen waaruit het boek bestaat. Vaak zijn het voorbeelden, die iets laten zien van de praktijk. Uitwerkingen van ideeën, die Senge een theoretisch kader gaf in de Vijf Disciplines.

Die vijf disciplines zijn leerdisciplines. Ze bestaan uit de volgende onderdelen: persoonlijk meesterschap (je weet welke kant je op wilt), gemeenschappelijke visie (hoe je die visie tot stand kunt brengen), mentale modellen (van welke vooronderstellingen gaan we zelf uit en welke veronderstellen we bij anderen en hoe kunnen we leren daar kritisch mee om te gaan?), het teamleren (hoe kun je werkelijk gezamenlijk denkvermogen en intelligentie als groep op een hoger peil brengen?) En de centrale discipline: het systeemdenken. Het systeemdenken dat in kaart brengt hoe allerlei processen in en rond het onderwijs verlopen. Wat wat veroorzaakt en het misschien onbedoelde begin is van een oplossing of juist een verergering van een probleem. Het levert de hefboomkracht, waarmee veranderingen het meest effectief kunnen worden uitgevoerd. Maar daarvoor moet je dus verder kijken, dan een oppervlakkige analyse. Dat laatste kent iedereen uit de media: er is wat gebeurd en vervolgens wordt het symptoom maar niet de oorzaak aangepakt. Systeemdenken centraal. De vijfde discipline, die eigenlijk het kader geeft voor de andere disciplines.

Het hele boek staat vol met analyses, voorbeelden en vaak indrukwekkende resultaten, die met een ‘lerende organisatie’ aanpak gerealiseerd werden. Senge is niet zomaar met zijn boek op de proppen gekomen. Hij heeft zich wel degelijk verdiept in de problematiek van het onderwijs in de moderne samenleving. In een weliswaar tamelijk gechargeerd hoofdstuk over het onderwijs in het industriële tijdperk legt Senge het traditionele onderwijs het vuur na aan de schenen. Bijvoorbeeld in het accent op de ‘gemiddelde’ leerling, in de veronderstelling, dat iedereen het wel op dezelfde manier zal leren en dat het leren in de klas plaats vindt en niet in de wereld. De traditionele school wordt vergeleken met een lopende band, waarop bij stukjes en beetjes de benodigde kennis wordt toegediend en het resultaat ervan getoetst wordt, zodat een goede selectie voor het vervolgonderwijs kan plaatsvinden.

Senge meent dat de aanpak van de lerende organisatie scholen kan helpen een betere ontwikkel- en ontplooiingsomgeving voor kinderen te bieden. Op zich zijn de argumenten van Senge niet echt nieuw. Veel is al te vinden bij de Amerikaanse filosoof/pedagoog Dewey en ook in stromingen, die zich beroepen op Vygotsky zal men veel herkennen van Senge.

Toch zijn er ook belangrijke verschillen. Het systeemdenken staat bij Senge heel centraal: het is de taal die de grammatica levert in de omschrijving van complexe systemen. Dergelijke analyses doen het goed in het bedrijfsleven en het is een goede manier om je rekenschap te geven van welke processen in een bepaald probleem spelen. Maar of het werkelijk de hefboom levert voor veranderingsprocessen in scholen is nog maar de vraag. Het is vaak achteraf wel begrijpelijk te maken waarom iets gebeurd is, zoals het gebeurd is. Ervoor staan en de processen duiden en dan tot een grondig inzicht komen is een ander verhaal. In dat opzicht lijkt het boek me wat te optimistisch: het doorzien van systeemvariabelen lukt zelden ook met de grammatica van de taal die we volgens Senge daarvoor zouden moeten gebruiken. Daarnaast kun je ook de nodige kritiek hebben op de vooronderstelling van Senge, dat mensen (leerkrachten) allemaal zo warm lopen om iets te leren.

Voor goede aansturing van het proces moeten we niet bij Senge wezen. Daarvoor is het teveel een van de hak op de tak boek. Niettemin is het een inspirerende bijdrage, die eigenlijk iedereen, die wat met veranderingsprocessen in scholen te maken heeft, moet lezen. De grote verscheidenheid aan bijdragen: van community building tot het ontwerpen van een lerende klas levert verrassende doorkijkjes. Vooral geschikt als bronnenboek om steeds beter te begrijpen waar het in de ‘lerende organisatie’ om draait en om het werk en de websites van een schat aan auteurs nader te verkennen.

  1. Academic Service Schoonhoven, 520 blz., €37,50.