Vaders en zonen knielen op een bed violen

Jan Siebelink over persoonlijke identiteit
'Knielen op een bed violen' is een boek waar over gepraat wordt. Als je het boek gelezen hebt of aan het lezen bent, zoek je mensen op die de leeservaring delen. Ik had en heb zelf die behoefte, maar ik bespeur die ook in de door mij gelezen krant. Tot twee keer toe verscheen daarin een paginavullende beschouwing over Siebelink's roman. Het betrof twee keer een verhaal van een lezer, op zoek naar een verklaring waarom het boek hem of haar zo aangreep. Beiden (randstedelingen?) zijn verbaasd dat zo'n ouderwetse roman, een streekroman bijna, hen zo beet kon nemen.

Allereerst Kester Freriks: ‘Knielen op een bed violen grijpt terug op begrippen die verdwenen lijken te zijn uit de hedendaagse samenleving: het traditionele gezin als fundament (hoeksteen) van de samenleving, huwelijkstrouw, godsdienstige belevenis. In dit opzicht lijkt het boek qua keuze van de onderwerpen ouderwets en niet behorend bij deze tijd. Dat een veelvoud van honderdduizend lezers zich hierin herkent (…) bewijst het tegendeel. Siebelink deed geen poging bij de tijdgeest aan te sluiten, hij schreef een boek dat een verborgen gevoels- en gedachtenwereld zichtbaar maakt.
Dit ‘diepe Holland’ vertegenwoordigt een verleden dat sinds de jaren zestig en het linkse, atheïstische denken zoek is geraakt, maar niet vergeten. Het heeft aldoor gesluimerd, overal. En niet het minst natuurlijk in de harten van de gelovige mens, die zich in de huidige ‘onttoverde wereld’ alleen gelaten voelde. (…) Geen schrijver nam het ter harte. Want vroeger is niet en vogue.
Dat laatste wordt gelogenstraft door Knielen op een bed violen. De westerse toegeeflijkheid jegens de islam heeft de Nederlander de ogen geopend voor het eigen godsdienstige verleden, waarin God weer een plaats krijgt. Hiertoe is een seismografisch auteur nodig die een antimodern boek schrijft, dat juist daardoor de tijdgeest scherp heeft getroffen.’ [1]
Enkele maanden daarvoor had Elsbeth Etty een soortgelijk artikel: ‘Wat zegt het over ‘ons’ dat juist zo’n zware, zwarte roman over zware, zwarte religie het literaire succes van het jaar kan worden? Ik denk: behoefte aan verwerking en begrip van onze geschiedenis. We dachten klaar te zijn met godsdienst, dankzij de jaren ’60 voor altijd bevrijd. Nu hebben we het weer voortdurend over geloof. Over godsdienstvrijheid en de grenzen daarvan, over individuele verantwoordelijkheid versus groepsdwang, over waarden en normen en waar we die eigenlijk aan ontlenen. Siebelinks roman is geen apologie, integendeel, maar ook geen afrekening met het geloof der vaderen zoals we die uit het werk van Jan Wolkers en Maarten ’t Hart kennen. Knielen op een bed violen is Siebelinks en misschien wel ons aller ‘afscheid van domineesland.’ [2]
Zoals gezegd, ook ik had de behoefte om mijn leeservaring met anderen te delen. Daarbij trof ik het dat een groot deel van mijn collega’s het boek had gelezen. Daarbij stonden we soms even stil bij het gegeven dat Knielen op een bed violen ook in niet-christelijke kringen gelezen werd. Een vreemd idee vonden we dat: de wereld van een bevindelijk type geloofsleven in handen van verlichte mensen. Blijkbaar is de vreemdheid van dit geloof niet zo groot dat het boek neergelegd wordt. Het zegt wat over Siebelinks schrijverschap, maar wellicht ook iets over de omvang van het achtergebleven religieus bewustzijn in de Nederlandse samenleving. Het religieuze inlevingsvermogen reikt verrassend ver, ook tot Etty’s eigen verbazing.
Toch verklaarden wij het succes van Knielen op een bed violen niet met een verwijzing naar de hernieuwde aandacht voor religie, zoals Freriks en Etty doen. Knielen op een bed violen gaat uiteindelijk niet over godsdienst, het gaat voor alles over vaders en zonen. Het is een familieroman. En dat een roman met dit thema zo aanslaat is niet minder verrassend. In de jaren zestig is niet alleen God begraven, maar zijn ook de banden met vaders en moeders verbroken. De populariteit van Siebelinks roman maakt duidelijk dat het nog niet zo eenvoudig is om het kindschap af te leggen. Dat met de vader ook de Vader in beeld komt, is veelbetekenend, maar niet het centrale thema. Misschien wel vanzelfsprekend, gegeven de menselijke conditie.

Contextuele benadering

Het is dan ook vooral het vaderschap van Hans Sievez waar we het in de wandelgangen op school over gehad hebben. Ten dele omdat daar voor velen de herkenning van het boek lag. Wij hebben allen een weg gezocht in het geloof van onze vaderen. Maar dat is niet de enige reden. Ik geef les aan de opleiding Maatschappelijk werk en dienstverlening en ben omgeven door collega’s die, in de begeleiding van psychosociale problemen, zweren bij de contextuele benadering. Knielen op een bed violen is voer voor contextueel therapeuten, zo blijkt [3]. In deze benadering wordt het individu nooit op zichzelf gezien en benaderd. Een mens is een relationeel wezen en identiteit bestaat en ontstaat in de ontmoeting met anderen. Daarbij wordt de relatie van ouders en kinderen als een ontologisch gegeven beschouwd: ‘De existentiële band tussen ouders en kinderen is onverbreekbaar. Dit is geen norm of gebod, maar een feit. Loyaliteit bestaat niet op basis van de machtsverhouding tussen ouders en kind (het kind moet ontzag hebben of gehoorzaam zijn). Door het feit dat een kind het leven krijgt van zijn ouders, ontstaat er tussen hen een onomkeerbare band van wederzijdse rechten en verplichtingen, verdiensten en schulden, die verder in de relatie vorm krijgt. Of het kind deze band nu wil of niet, of als positief of negatief ervaart, hij bestaat! Hij kan niet worden verbroken, wel ontkend. Loyaliteit is dus geen gevoel, maar een zijnsgegeven.’ [4]
Daarbij komt dat in de contextuele benadering vooral het intergenerationele karakter benadrukt wordt. Dat wat ontvangen is in de relatie met de eigen ouders werkt door in de eigen relaties en vooral ook in de omgang met eigen kinderen.

Zoonschap

In het eerste deel van Knielen op een bed violen wordt de kindertijd van Hans Sievez beschreven. Het is het mooiste deel van het boek dat in zijn natuurbeschrijvingen voortdurend doet denken aan de romans van Arthur van Schendel, vooral De waterman. Het veengebied, vol drijvende eilandjes, waterstroompjes onder- en bovengronds, krijgt in Hans’ spel magische en apocalyptische trekken. Het eiland, waarop zich de hut bevindt waarin hij zich regelmatig terugtrekt, heeft hij Patmos gedoopt. In de hut is een schriftje waarin hij gedachten en observaties noteert. Als zijn moeder in het ziekenhuis ligt, trekt hij zich daar terug met zijn konijn. Het dier dat hem troost. ‘Ze keken naar buiten. Om hen heen strekte zich golvend de rietvlakte uit. Hier en daar verhief zich, half verdronken, een zwarte populier, een knotwilg. Drijvend gras gleed voorbij. Daaronder wemelde het van satanskinderen, die zich klaagden en bij het vallen van de avond bloed spuugden.
‘Maak moeder beter.’
De wind om de hut, de wind in de zuring, het bidden, maakten slaperig. Doodmoe, aangeslagen, ging hij aan tafel zitten, zoende het konijn, streelde het konijn, viel in slaap. ‘O Heere, het getal uwer legerscharen is oneindig…’’
Hans is de derde en enig overgebleven zoon van vader en moeder Sievez. De twee oudere broers waren omgekomen, bij een ongeluk met een kipkar, in de steenfabriek waar ook zijn vader seizoenarbeider was. Hans is bang voor zijn vader en innig verbonden met zijn moeder. Hans’ vader wordt getekend als een tobbende, hardvochtige en rechtlijnige man. Als werknemer van de steenfabriek wordt hij vernederd en krijgt hij geen uitzicht op een vaste baan. De twee zonen die in zijn voetspoor traden zijn door diezelfde fabriek gedood. Hans is voor hem een vreemd kind, astmatisch en zich terugtrekkend in een voor hem ontoegankelijke, magische wereld.
Hans’ moeder wordt getekend als een vrouw die weinig ruimte heeft en krijgt bij haar man. Wanneer Hans’ vader weigert nog langer naar de hervormde kerk te gaan en zijn heil zoekt bij een zwaar Emdens gezelschap, moet ze hem wel navolgen. Wanneer Hans’ vader van mening is dat Hans lijfelijk gestraft dient te worden, loopt zij klagend achter hen aan, maar is zij niet bij machte om in te grijpen. Troost vindt zij in het moederschap van zoon Hans. Zij begrijpen elkaar en voelen elkaar aan, misschien wel vooral in hun machteloosheid tegenover Sievez senior.
In contextuele termen wil een kind graag loyaal zijn aan beide ouders. Maar wanneer de ouders onderling niet loyaal zijn of kunnen zijn, wordt dit het kind onmogelijk gemaakt. Het kind wordt betrokken in conflicten waarin het niet wil, maar wel moet kiezen. Hans Sievez zit in een gespleten loyaliteit. Voor een kind een nauwelijks te harden positie, aldus de contextuele theorie. Als het kind niet kiest wordt het zelf uit elkaar getrokken. Meestal kiezen kinderen dan ook: ‘Moeder is goed, Vader is slecht, en ik wil niks met hem te maken hebben’. Dan gaat de loyaliteit aan de vader ondergronds: onzichtbare loyaliteit [5].
Het is vooral die onzichtbare loyaliteit van Hans Sievez aan zijn vader die zo prachtig beschreven wordt in dit boek. Want hoezeer Hans lijkt te kiezen voor zijn moeder en afstand lijkt te nemen van zijn vader, hij komt bepaald niet los van hem. Op het schoolplein speelt Hans dat hij, net als zijn vader, werknemer is op de steenfabriek. Zijn magische veenwereld van eilandjes en water is doordesemd met taal uit de geloofswereld van zijn vader.

Roulerende rekening

In de directe omgang tussen vader en zoon lukt het beiden steeds slechter om gestalte te geven aan deze loyaliteit. Hans blijft, ook na de dood van zijn moeder, bang voor zijn vader. En vader Sievez wordt getekend als een eenzame en verbitterde weduwnaar die er zelfs niet voor terugdeinst om Hans’ lievelingsdier, het konijn, te slachten. Het komt tussen vader en zoon niet meer goed. Hans gaat er vandoor en trekt naar het westen.Onzichtbare loyaliteit aan beide ouders Als een vreemde bezoekt hij zijn vaders begrafenis, maar weigert hem opgebaard te zien. Hans wil niet langer geconfronteerd worden met zijn kindertijd, het leven aan deze kant van de rivier. Samen met Margje steekt hij over en begint een nieuw leven aan de overkant van de rivier. Van een stukje woeste en lege aarde maken zij een paradijselijke kwekerij. Ze krijgen twee zonen. Het tweede boek beschrijft Hans’ vaderschap vanuit het perspectief van de eerste zoon: Ruben. De idylle aan de overkant van de rivier wordt al snel verstoord. Hans komt onder invloed van Mieras, treedt toe tot de paauwianen en trekt zich steeds meer terug uit het gezinsleven.
Dat onzichtbare loyaliteit tot ver in de volwassenheid doorwerkt en kan werken blijkt uit de overeenkomsten tussen Hans en zijn vader. Hoewel de bekering van Hans’ vader niet uitvoerig beschreven wordt, heeft deze evenals de bekeringservaring van Hans een welhaast fysiek karakter: ‘Zijn vader had voorover op de ijzeren drempel van de schuurdeur gelegen. Zijn lippen vol bloed, met moeite had hij zijn eigen zoon herkend. Hij zei dat God hem geslagen had, bij zijn nekvel had gegrepen en hem ter aarde had doen storten.’ Jaren later treft de 11-jarige Ruben zijn vader liggend op de grond aan. Geslagen door God. ‘‘Vuur uit de hemel, jongen. En daarin was God. Duisternis was over de aarde gekomen en in die duisternis daalde de vuurzuil neer.’ Hans Sievez dacht na, probeerde het zich te herinneren. Misschien wachtte hij op een vervolg. Ook de jongen dacht na. Zijn vader had een stem uit de hemel gehoord. De toestand waarin zijn vader verkeerde garandeerde echtheid.’
Niet alleen de bekering vertoont grote overeenkomsten, het leidt ook bij Hans tot een afscheid van de gewone hervormde kerk. Hans zoekt zijn heil net als zijn vader bij een excentriek gezelschap. In dit geval de volgelingen van Paauwe.
Een andere parallel is die van de maatschappelijke vernedering. Siebelink beschrijft tenenkrommend hoe Hans Sievez bij een klant moet smeken om geld en uiteindelijk op zijn knieën het bedrag bij elkaar moet rapen. Het roept direct de vernederingen van arbeider Sievez senior op de steenfabriek in herinnering.
Ook het vaderschap van Hans doet in veel opzichten denken aan dat van zijn eigen vader. Mishandelen en lijfstraffen zijn niet echt aan de orde. Maar zoon Tom, het zwarte schaap van het gezin, vervloekt hij. Zoon Ruben, die voortdurend pogingen doet om bij zijn vader te komen en de relatie tussen vader en moeder te helen, ziet hij nauwelijks staan. Onvergetelijk is de scène waarin Ruben al de achtentachtig versjes van psalm 119 uit zijn hoofd begint op te zeggen en Vader Hans dit volstrekt negeert en zelfs afkeurt. Tenslotte gaat Hans, net als zijn vader, weinig zorgvuldig en respectvol met zijn vrouw om. Net als bij zijn vader leidt ook hier de bekering en het vertrek uit de kerk tot vervreemding van zijn vrouw en verkilling in het huwelijk.
Niet alleen de verborgen loyaliteit wordt zichtbaar in het gedrag van Hans Sievez. Een ander element uit de contextuele benadering, de roulerende rekening, komt eveneens aan het licht. ‘Waar het kind geen betrouwbaarheid ontmoet in zijn relaties, wordt het daardoor destructief gerechtigd: het krijgt hierdoor als het ware het recht om anderen te wantrouwen en af te wijzen, het recht om herstel te eisen bij anderen voor wat het vroeger is aangedaan, om wraak te nemen zelfs. Als het kind zich op dit recht beroept, zal het als volwassene zijn relaties met anderen (partner, kinderen, onschuldige derden) belasten met dit wantrouwen en die kwaadheid, waar die anderen dit niet verdiend hebben. Op die manier wordt opnieuw onrecht veroorzaakt. Het zal erkenning claimen bij anderen en daarmee zijn ouders sparen, die hem eigenlijk tekort hebben gedaan (roulerende rekening).’ [6]

Hans’ kinderen

De zonen van Hans en Margje reageren volgens het contextuele boekje. Ruben, de oudste, doet zijn uiterste best bij beide ouders te komen. Voortdurend zie je hem van de een naar de ander lopen, zorgend, steunend en vooral verbindend. Ondertussen wordt hij verscheurd in zijn loyaliteit. Zoon Tom heeft een andere strategie. Hij komt in opstand. In tal van opzichten bruuskeert hij zijn ouders, in het bijzonder de vader. Drank, werken in het café van het zwembad dat een bedreiging vormt voor de kwekerij van zijn vader, enz. Maar niets is zo verbindend voor een huwelijk als een kind dat het conflict tussen de ouders uit het huwelijk wegdraagt door het op de eigen schouders te laden.
Wie met een contextuele bril naar het leven kijkt, in dit geval naar de familie Sievez, ziet hoe het kwaad doorwerkt tot in het derde en vierde geslacht.

Siebelink

Knielen op een bed violen is een autobiografische roman. Hoezeer Siebelink ook gebruik maakt van de vrijheden van een romanschrijver, hij schrijft hier over zijn eigen vader (en moeder). Het geeft een extra gewicht aan dit boek. Er wordt niet alleen in het boek geworsteld met een vader, het boek zelf is evenzeer een worsteling met een vader. Misschien schuilt hierin juist de kracht van het boek. Een worsteling is het. Bijna elke bladzijde van het boek is doordrenkt van pijn, verdriet om hoe het gelopen is, zorg en verlangen naar heelheid. Jan Siebelink ontloopt Ruben nog steeds niet veel. Waar mogelijk verbindt hij zijn ouders, ook als auteur. Maar dat is niet het enige. Siebelink, de schrijver, betreedt zelf in de roman regelmatig het strijdperk. Op diverse plaatsen in het boek roept de schrijver vader Hans aan, vraagt hij door, vermaant hij, roept hij ter verantwoording. Dat karakteriseert deze roman. Hier overweegt een zoon de opvoeding van zijn vader. Hij bewondert, maar hij roept ook ter verantwoording. Hij geeft aan waar schuld is. Hij laat zien waar het pijn deed. Maar hij probeert ook te begrijpen. Hij wil het waarom weten. Waarom bent u zo voor mij vader geweest? Het ontstane begrip doet niet veel af aan de pijn en de schuld, maar het verbindt wel. Ontschuldiging heet dat in contextuele termen. En dat geeft ruimte. Zo kan de keten van het kwaad doorbroken worden. Zo eert een zoon zijn vader.

Populariteit

De gesprekken met mijn contextueel denkende en lezende collega’s hebben mij meer opgeleverd dan de artikelen in NRC Handelsblad [7]. Het wil er bij mij nog steeds niet in dat de populariteit van Siebelinks boek te verklaren valt uit de hernieuwde aandacht voor en het debat over religie in de Nederlandse samenleving. De omvang van die aandacht voor godsdienst is niet van dien aard dat het deze verkoopcijfers verklaart. En aan het debat over godsdienst, zoals dat hier door typen als Wilders, Verdonk c.s. gevoerd wordt, levert het boek al helemaal geen bijdrage.
Siebelinks Knielen op een bed violen appelleert aan het besef dat wij allen zonen of dochters zijn van een vader en een moeder. Hoezeer wij allen verlangd hebben naar hun liefde en warmte en hoe wij alleen in meerdere of mindere mate ook geleden hebben onder hun tekorten. Tegelijkertijd bepaalt het de lezer bij hoe hijzelf ouder is. Ziet hij hoe zijn eigen kind heen en weer loopt tussen hem en zijn vrouw, op zoek naar heling, verbinding en geborgenheid.

Drs. Wim H. Dekker is als docent sociologie verbonden aan de Christelijke Hogeschool Ede en onder meer verbonden aan de HBO-master Contextuele benadering.

  1. ‘De opzienbarende rentree van religie in de Nederlandse cultuur’, Kester Freriks, NRC Handelsblad, 10 juni 2006.
  2. ‘Weerzien met domineesland, de literaire trends van 2005’, Elsbeth Etty, NRC Handelsblad, 30 december 2005.
  3. Dit artikel kan gelezen worden als een concrete uitwerking van het contextuele denken zoals dat beschreven wordt in het artikel van Hanneke Meulink-Korf.
  4. Leren over leven in loyaliteit, over contextuele hulpverlening, M. Michielsen, W. van Mulligen en L. Hermkens (red.), Leuven (2001), p. 23.
  5. Idem, p. 26.
  6. Idem, p. 28.
  7. In het bijzonder noem ik hier Kees Verduijn. Op zijn mail is het artikel grotendeels gebaseerd.