Om heil en genezing te vinden

De dienst der genezing en zijn plaats in instellingen van gezondheidszorg
Harmen U. de Vries

Hoewel gebedsgenezing, of genezing door geloof, zo oud is als het christelijk geloof zelf is er niet altijd even veel aandacht voor dit verschijnsel geweest in Nederland. Gebedsgenezing is te omschrijven als het zoeken naar genezing van ziekte door middel van gebed en mogelijke andere rituelen. Lange tijd was dit fenomeen beperkt tot evangelische en/of charismatische groeperingen, vaak op Amerikaanse leest geschoeid. Sinds enkele jaren echter staat gebedsgenezing ook volop in de belangstelling van veel andere kerken. In gemeenten van verschillende signatuur klinkt de roep om bezinning op gebedsgenezing, in sommige gevallen naar aanleiding van een concrete vraag om bijvoorbeeld ziekenzalving door een gemeentelid. Vaak blijft het een wat heikel onderwerp waar men niet goed raad mee weet. Intussen worden vanuit diverse specifiek gebedsgenezinggroepen wonderbaarlijke genezingen geclaimd. Ook op internet zijn ervaringen met gebedsgenezing gemakkelijk te vinden. De lijst genezen aandoeningen is oneindig, het aantal artsen dat versteld staat indrukwekkend en de inspanningen die mensen doen voor deze resultaten ongekend.
De media spelen handig in op de hernieuwde belangstelling voor gebedsgenezing. Het recente EO-programma Op zoek naar een wonder is wellicht het meest pregnante voorbeeld: een groep mensen met diverse ziektebeelden reist de hele wereld over langs gebedsgenezers in de hoop genezing te vinden. Hoewel geen van deze mensen genezing ontvangt, wordt de hele exercitie als iets positiefs ervaren.
Bij zoveel belangstelling voor een opmerkelijk religieus fenomeen als gebedsgenezing kan de wetenschap niet achter blijven. Ook daar is belangstelling voor dit verschijnsel. Recent onderzoek laat zien dat er verschillende invalshoeken mogelijk zijn. Vanuit de sociale wetenschappen wordt onderzocht wat zich nu precies afspeelt op bijeenkomsten voor gebedsgenezing, wat voor mensen daarin participeren, voor welke aandoeningen genezing wordt gezocht en of er daadwerkelijk genezingen worden gemeld. Dit is een nuchtere benadering met onthutsende resultaten, aangezien het aantal ‘harde’ medische genezingen nogal blijkt tegen te vallen (zie bijvoorbeeld Van Saane & Stoffels, 2006, Een sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar genezing door geloof, Vrije Universiteit). Een totaal andere invalshoek wordt gekozen wanneer men vanuit de theologie naar gebedsgenezing kijkt, zoals Harmen de Vries doet in zijn dissertatie over dit onderwerp.[1]
In zijn studie beschrijft De Vries de plaats van gebedsgenezing binnen verschillende kerkelijke stromingen die vooral als charismatisch te omschrijven zijn. Aandacht voor de komst van Gods Koninkrijk waarin God genezend en bevrijdend handelt en voor het werk van de Heilige Geest staan daarbij vaak centraal. In dit deel is de studie van De Vries zeer informatief, omdat verleden en heden van gebedsgenezing helder in kaart worden gebracht. Een goede aanvulling op bestaande literatuur die meestal slechts één groep beschrijft. Meer specifiek geeft De Vries ook aandacht aan het medisch centrum Burrswood in Engeland. Hier wordt gebedsgenezing binnen een charismatische context in de praktijk beoefend. De Vries laat zien hoe daar, geïnspireerd door het leven en werk van stichteres Dorothy Kerin de zogenaamde healing een plaats heeft naast meer reguliere medische behandelingen. De healing kan verschillende vormen hebben: persoonlijk of gezamenlijk gebed, handoplegging en andere aanrakingen. Ook vinden er diensten plaats die aan gebedsgenezing zijn gewijd, soms met een eigen liturgie, soms afgewisseld met persoonlijke bedieningen met bijvoorbeeld zalving met olie. De medische behandelingen vinden plaats door gekwalificeerd medisch personeel als artsen en verpleegkundigen; de kwaliteit daarvan is vergelijkbaar met ieder ander ziekenhuis of verpleeghuis in Engeland. Interdisciplinaire zorgteams werken nauw samen voor de dienst van genezing en voor de reguliere medische behandeling. Het doel van dit medisch centrum is overigens specifiek christelijk: genezing van zieken, troost voor treurenden en geloof voor mensen zonder geloof. De centrale plaats van Christus, de werking van de Heilige Geest, de komst van Gods Koninkrijk en het samenspel tussen verschillende menselijke dimensies (geestelijk, psychisch, lichamelijk en sociaal) vormen daarbij een belangrijke leidraad. Geïnspireerd door de praktijk in dit centrum bepleit De Vries ruime aandacht voor gebedsgenezing in de gemeente, in navolging van Jezus en de apostelen, hoewel we niet hun gelijken zijn en als gevolg nog wel eens herhaald gebed nodig hebben of het uitspreken van het machtswoord (‘wordt genezen!’) moeten missen. Maar gebedsgenezing zou volgens De Vries niet alleen binnen de kerkelijke gemeenten moeten plaatsvinden. Hij pleit er nadrukkelijk voor om ook in Nederland de dienst der genezing te institutionaliseren binnen zorginstellingen als aanvulling op reeds bestaande vormen van pastoraat in deze instellingen. De Vries signaleert daarbij zelf al het probleem dat de dienst der genezing niet past in het heersende natuurwetenschappelijke paradigma over ziekte en gezondheid. Waar in de reguliere medische zorg vooral aandacht is voor directe oorzaak-gevolgrelaties met een sterk accent op het lichamelijke functioneren, is voor gebedsgenezing een meer spiritueel paradigma nodig met aandacht voor het bestaan en de invloed van een onzichtbare geestelijke wereld. Voor een vruchtbaar functioneren van gebedsgenezing zou dan een middenweg tussen beide paradigma’s gevonden moeten worden, waarin de nadelen van beide paradigma’s worden overstegen. Bovendien is volgens De Vries van groot belang dat bij invoering van gebedsgenezing in de medische instellingen de kwaliteit van de gebedsgenezers niets te wensen over laat: samenwerking met de medische staf, geen eenzijdige nadruk op bijvoorbeeld demonische krachten, wetenschappelijk geschoold, door de kerken geautoriseerd en bereid zich te verantwoorden. Hoeveel gebedsgenezers nu al aan die kwalificaties voldoen laat De Vries volledig in het midden.
De studie van De Vries is heel duidelijk geïnspireerd door de persoonlijke geloofsovertuiging van de auteur. Dat maakt het boek leesbaar en overtuigend, maar tegelijk ook enigszins verhullend. Het pleidooi van De Vries om de dienst der genezing in te voeren in instellingen van gezondheidszorg in ons land wordt namelijk vrijwel uitsluitend gevoerd vanuit een zeer bepaalde bijbels-theologische visie op met name de werking van de Heilige Geest. Er is weinig aandacht voor de mogelijke reële effecten van gebedsgenezing. Zelfs in de beschrijving van de situatie in Burrswood, voor De Vries een tamelijk ideale combinatie van gebedsgenezing en medische hulpverlening, ontbreken de genezingen. Wat is nu toe te schrijven aan gebedsgenezing en wat aan reguliere medische zorg? Dit gebrek aan oog voor de effecten is jammer, want uit sociaal-wetenschappelijk onderzoek blijken de genezingen vaak toch wat tegen te vallen. Het lijkt erop of men binnen de theologie, en met name binnen de meer evangelische en charismatische stromingen, de ogen sluit voor de praktijk. Met verwijzing naar verschillende paradigma’s rond ziekte en genezing wordt de noodzaak voor gebedsgenezing vooral vanuit het geloof gemotiveerd. Welke genezingen nu daadwerkelijk verwacht mogen worden blijft in het midden en de ervaring dat mensen ondanks alle pretenties vooral op een psychologische manier baat hebben bij gebedsgenezing wordt niet benoemd.
Ik denk dat we heel voorzichtig moeten zijn met gebedsgenezing en zou dus zeker niet mee willen gaan in het betoog van De Vries om deze praktijken breder in te voeren in zorginstellingen. Nog los van allerlei praktische problemen is volgens mij het gevaar levensgroot aanwezig dat mensen bij het uitblijven van genezing uitermate teleurgesteld raken, als gevolg hun geloof gaan betwijfelen en de waarde van het overige pastoraat niet meer inzien. Mensen die ziek zijn en lijden hebben baat bij een krachtig geloof én bij kwalitatief hoogwaardige medische hulpverlening, maar niet bij medische en religieuze placebo’s die niet geheel zonder risico’s zijn.

  1. Uitgeverij Kok, Kampen, 2006, 619 pag., ISBN 9043512915, €34,90.