Duister drama en lichtend spoor

Een luisteroefening naar 1 Samuël 1
Kernwoord voor deze meditatie is een oermenselijk gebeuren dat velen getekend en ook diepgaand beschadigd heeft: jaloezie. Het heeft een uitstraling van benauwdheid: aan de ander wordt niet de ruimte gegund om er op eigen, unieke wijze te zijn. Ook degene die deze benauwende sfeer veroorzaakt, staat en gaat niet in de vrijheid, maar is gevangen, gebonden. Dader en slachtoffer gijzelen elkaar in zekere zin. Soms breekt het licht door van de andere zijde, misschien wel van de zijde van God. Om Zijn lichtend spoor te herkennen, gaan we in de leer bij het eerste boek Samuël.

Het zet in met de wedijver tussen twee vrouwen, waarbij een kind een voorname rol speelt. Door dit wonderlijke verhaal vlecht God Zijn eigen Verhaal, dat Evangelie heet. Hij doorlicht de duisternis op een manier die aanstekelijk wil werken op ieder die de woorden ter harte en ter hand neemt.

Familieperikelen

Het verhaal, de lotgevallen van een familie. Tijd: ongeveer drieduizend jaar geleden. Plaats: Rama en ook Silo, een kilometer of dertig, veertig ten noorden van Jeruzalem. Hoofdrolspelers: Elkana, een wat goeiige man, die de vrede in huis probeert te bewaren en soms heel duidelijk zijn hart laat spreken; Peninna, zijn ene vrouw – haar naam betekent: parel! – die een toonbeeld, toppunt van egoïsme is, zo hard als een spijker; Hanna, zijn andere vrouw – haar naam wil zeggen: genade – die het karakter heeft van een stil water, met diepe gronden. Naast deze familie speelt ook de godsdienstige kring een rol. Eli, een oude baas, die wat zit te doezelen bij de tempel, zoals een suppoost in een museum op een uiterst saaie dag; zijn beide zonen – Hofni en Pinehas die later in beeld komen – houden het godsdienstig bedrijf gaande, passen op de winkel, maar hebben geen hart voor de Zaak. Tenslotte verschijnt een kind, een jongetje, Samuël, wiens naam betekent: gebedsverhoring, van de Here God gebeden. In dit verhaal zitten sadistische, maar ook ontroerende trekken. Daarom boeit het van begin tot eind, maar boeiende familieverhalen komen veelvuldig voor. De wederwaardigheden van een doorsnee-familie spreken tot de verbeelding en kunnen via de beeldbuis op een hoge kijkdichtheid rekenen. Ik denk aan de schier eindeloze verwikkelingen van Goede Tijden, Onderweg naar morgen, The Bold and the Beautiful... Wat is nu het bijzondere, de verkondiging van dit bijbelverhaal? Waarom past het niet in het rijtje van de zoveel-stuivers-of-zoveel-sterren-romans? Het is de moeite waard om de eeuwenoude woorden zorgvuldig te lezen, te wegen en te overwegen.

Goed en slecht

In onze bijbeluitgave is het boekje Ruth als een zwerfsteen tussen dat van Richteren en Samuël terechtgekomen. Dat is in wezen een verlegenheidsoplossing. Wie het boek Samuël gaat lezen, moet het slot van het boek Richteren in gedachten houden. Daar lezen we: in die dagen was er geen koning in Israël; ieder deed wat goed was in zijn ogen. Een groot aantal mensen vindt dit een tamelijk goede situatie, misschien wel het summum van vrijheid: ieder mens is immers van nature goed en als ieder doet wat het hart hem of haar ingeeft, deftig gezegd: authentiek leeft, komt alles goed. Mij dunkt: je moet toch wel het verstand op nul zetten en de blik op oneindig om deze gedachten vol te houden. Een eenvoudig voorbeeld: als ieder zijn eigen belasting zou bepalen, wat goed is in eigen ogen, wat zou er dan met de bejaarden, de zwakken, de gehandicapten, de vreemdelingen gebeuren? Om nog maar te zwijgen van de naasten over de grens van ons kleine landje heen. Abel Herzberg, een Jood die de hel van Hitler overleefde, had wellicht meer gelijk dan wij waar willen hebben, toen hij schreef: ‘Naar mijn mening en – zo voeg ik daar duidelijk aan toe – naar mijn persoonlijke ervaring is de mens in staat tot het wreedste en meest redeloze monster te worden van de hele schepping’. Als ieder doet wat goed is in eigen ogen, is de samenleving op weg naar de ondergang, is er geen plaats meer voor God en voor de ander. Als die ruimte ontbreekt, heb je zelf ook geen leven, ondanks alle schone schijn.

Verbond

Een levensvraag is: hoe moet dat nu verder met het verbond, de beloften van God? Met andere woorden: hoe gaat het met Zijn liefdeslied, bestemd voor alle mensen? Wordt Zijn Zaak afgebroken bij gebrek aan werkelijke belangstelling en betrokkenheid? Andere mogelijkheid, ingegeven door onze overwegingen die we gemakshalve projecteren naar God toe: gaat Hij actie voeren op een schitterende, glitterende wijze? Laat Hij uit de losse hand een paar wonderen vallen om te bewijzen dat Hij er wel degelijk is? De God van Israël, de Vader van Jezus de Christus, is – met eerbied gezegd – geen stunt-man, geen super-ster, geen hocus-pocus-figuur. Als Hij actie onderneemt, geschiedenis maakt, gebeurt dat meestal – met de woorden van Luther, die mij zo dierbaar zijn – sub contrario, dat is: onder de schijn van het tegendeel. In zo’n gewoon, in velerlei opzicht: door-en-door-menselijk familieverhaal, laat Hij Zijn Verhaal, Zijn Evangelie op- en doorklinken. Tegen deze achtergrond en met deze gegronde verwachting lezen we de bijbel. De woorden kunnen telkens opnieuw, waar en wanneer het God behaagt, tot Woord worden, dat ruimte schept, licht verspreidt. Voorwaarde van onze kant is wel: aandachtig luisteren om de stem van de Meester te verstaan, het liefdeslied van de Eeuwig-Trouwe op te vangen en vast te houden. Ik laat die woorden nog eens de revue passeren: er was een zeker man, Elkana, uit Rama, met twee vrouwen, Peninna en Hanna; ze gingen om de zoveel tijd naar het heiligdom, de plaats waar de ark van het verbond stond, in Silo; daar en zo hadden zij onder meer te maken met Eli, de priester.

Een paar figuren zijn de moeite van het overdenken, mediteren meer dan waard. Peninna is, naar mijn besef, niet zo interessant. Haar kom je overal tegen. Mensen die zich opdrukken ten koste van anderen, die het heerlijk vinden om anderen stilletjes, stiekem of ook openlijk te pesten, te tergen en aldus onderuit te halen. In de omgang met anderen en met jezelf sta je vaak voor afgronden, die duizelingwekkend zijn. Het leven is niet simpel en vooral niet doorzichtig. Oprechte zelfkennis maakt een mens bepaald niet vrolijk.

Bij Hanna staan we wat langer stil. Van haar worden enkele merkwaardige dingen verteld. Zij was kinderloos. Tot twee keer toe lezen we de verklarende aantekening: omdat de Here haar moederschoot had toegesloten. Om misverstand en nog meer pijn te voorkomen, moet hierbij gezegd worden: God heeft Zijn eigen geheim, Hij gaat Zijn eigen weg met Hanna. Daarom mag je deze woorden – over de toesluiting van Hogerhand – nooit algemeen maken als een verklaring voor kinderloosheid. Men late dit in eerbied staan op deze plaats, voor deze vrouw, die daardoor in haar gebedsstrijd nog scherper naar voren komt. Overigens gold kinderloosheid in Israël als pijn in het kwadraat. Behalve de leegte, het gemis was er nog een immens verdriet: als straks de Messias kwam, zou er niemand in jouw lijn, uit jouw geslacht aanwezig zijn om Hem ook namens jou te begroeten...

Berusting?

Omdat de Here toegesloten had... De hoogste wijsheid, die wij kunnen bedenken, is dan: berusting. Dit woord komt nauwelijks in de Schriften voor, althans niet met de vulling die wij eraan geven, maar we gebruiken het kwistig. Het is van heidense oorsprong. We hebben het een christelijke glans gegeven, zodat het de schijn van bladgoud of van zilverpapier heeft. Berusting ontluistert de God van het verbond tot een noodlot, een hemelse technicus die in zijn geheime machinekamer een aantal knoppen indrukt en hendels overhaalt zodat er op aarde allerlei dingen plaats hebben, eventueel inslaan. Op iedere bladzijde van de bijbel wordt de Levende getekend als de God van het verbond, die ons op de bodem van Zijn genade recht van bestaan, recht van spreken, zelfs ook recht van strijden geeft. Over dit on-bijbelse woord berusting schreef iemand die mij zoveel geleerd (en afgeleerd!) heeft, dr. Jan Koopmans: ‘De vrome mensen zeggen, dat men in Gods beschikking moet berusten, en zij houden dat voor het eind van alle wijsheid, van alle vroomheid, ja van alle geloof’. Waartoe berusting leidt zien we aan andere gestalten in dit verhaal: Eli en zijn beide zonen. Eli is oppasser geworden in het huis van godsdienstige antiquiteiten in Silo, waar het vuur, het hart verdwenen is. Zijn beide jongens, Hofni en Pinehas, maken van de heilige Zaak die God met mensen belieft te hebben een plat vendulokaal. Eli weet wellicht niet meer te bedenken dan: zo zijn de tijden nu eenmaal, ik kan het ook niet helpen! Misschien mompelde hij tussen neus en lippen door ook wel een bijbeltekst op de wijze van: de mens wikt, maar God beschikt. Als iemand, Hanna in dit geval, werkelijk bidt, met de moed van het geloof, en daarin haar hele ziel blootlegt, denkt hij dat deze vrouw dronken is. Zoiets heeft hij in jaren niet meegemaakt. Het is hem vreemd geworden, hij weet er geen weg mee. Bidden is het tegendeel van berusting.

Bidden

Hanna gaat de weg van het gebed. De tergende houding van Peninna en ook de goed bedoelde, vergoelijkende woorden van Elkana drijven haar naar God toe. Hij is de enige die helpen kan. Bidden geschiedt op velerlei wijzen. Het kan onder meer de vorm aannemen van een motie van wantrouwen, zoals hier bij Hanna. De Here had haar moederschoot toegesloten, maar Hanna beroept zich op God tegen God. Dit laatste klinkt ongerijmd, maar bidden is en blijft in wezen een wonderlijke bezigheid, als ‘zandhaas’, als ‘aardworm’ tegenover de Hoog-Heilige, de Eeuwig-Trouwe. Ik weet niet wat zij gezegd heeft, maar ik denk dat haar gebed ongeveer op deze wijze verliep: God van Abraham, Isaäk en Jakob, God van het verbond, dit kan toch niet! Hiermee kunt U geen vrede hebben. Ik ben afgesneden van Uw toekomst. Hoor ik er dan niet bij? Dat is toch strijdig met Uw beloften? Uzelf verloochenen, dat kunt U immers niet... Als iemand zo bidt, is de Geest nooit ver, die onze zwakheid te hulp komt en door ons gestamel heen een appèl doet op God: Abba, Vader! Zo ontmoet God zichzelf, Zijn eigen beloften, door de mond van deze biddende, Geest-rijke vrouw. Nog een voorganger die mij veel geleerd heeft, dr. Oepke Noordmans, wil ik hier in dankbaarheid citeren. Hij schreef ooit over de kracht van het gebed: ‘De Heilige Geest weet zulke sterke gebeden uit het mensenhart te persen, dat God Zijn raad daarnaar verandert’.

God is geen brok beton, star en onbeweeglijk, geen noodlot waaronder de mensen buigen als koeien in de wei onder een schoer hagel. Hij sluit – om met Dirk Tromp te spreken – een verbond tegen het lot. Hij kan Zijn plannen wijzigen, maar altijd ons ten goede. Van Hem wordt zelfs getuigd in de Schriften: het berouwde de Here dat Hij aldus besloten had... Hij verzet de bakens. Hij is wel consequent in Zijn beloften, maar niet in Zijn oordelen. Dat heet in de bijbel genade. Daarvan is Hanna een levend teken, sprekend nadat zij gestorven is.

Koning en kruis

Een laatste vraag met het oog, het oor op dit eerste hoofdstuk. Welk gewicht heeft, welk doorzicht geeft dit verhaal? Het is immers geen familieroman van dertien in een dozijn! Toen er geen koning was in Israël en ieder deed wat goed leek in eigen ogen, werd opnieuw duidelijk: er wordt geregeerd! God laat het werk van Zijn handen niet in de steek, wat mensen ook bedenken en doen. Samuël werd geboren, wiens naam een belofte betekent: God hoort! Daarom gaat het ook niet alleen om dit aardige jongetje of – na verloop van tijd – deze karaktervolle man. In het spoor van Samuël ontwaren we Saul en even verder David. En veel verder – er gaat een blinkend spoor van lof en trouw de eeuwen door! – de grote Zoon van David, de Koning die vanaf het kruis regeert en zo de Heer is van het ganse heelal. Geboren uit een vrouw, die veel trekken gemeen heeft met Hanna. De lofzangen van beide vrouwen zijn wezenlijk met elkaar verweven. Met deze God, die niet spectaculair te werk gaat, maar sub contrario, onder de schijn van het tegendeel, hebben wij evenzeer te doen, in deze verwarde, chaotische tijd. Waar Zijn Koningschap beleden wordt, daar kan de kerk nooit tot een museum van oudheden worden. Daar ritselt en ruist telkens opnieuw aanstekelijke muziek. Daar wordt gebeden met de moed van de hoop, met de vrijmoedigheid van het geloof, met de hartstocht van de liefde. Vanuit dit oervertrouwen, deze bloedsomloop die gaat van hart tot hart, gaan mensen aan de slag, bevrijd van alle kramp, vrij voor God en voor de ander.