Van aangezicht tot aangezicht & De weg komt naar u toe

Preken over teksten uit het evangelie volgens Matteüs & Preken over teksten uit het Johannesevangelie
Aurelius Augustinus

‘Een beetje blijven opletten, lieve mensen, en niet zo’n herrie maken met elkaar alstublieft!’ Deze aansporing in een van de preken van de kerkvader Augustinus uit De weg komt naar u toe maakt duidelijk dat toegewijde aandacht in de basiliek van Hippo soms ver te zoeken was[1]. Augustinus spreekt zijn hoorders aan, en vaak heel direct. Dat gebeurt ook over de eeuwen heen; Augustinus heeft de moderne lezer veel te zeggen. Dat heeft niet in de laatste plaats te maken met de zorg die de vertaalteams van het Augustijns Instituut in Eindhoven aan de vertaling hebben besteed. Lange, onbegrijpelijke zinnen zijn taboe en als het nodig is om de intentie van de tekst weer te geven wordt stevige taal niet geschuwd. In twee forse bundels zijn recent de preken van Augustinus over het Johannesevangelie en het evangelie van Mattheüs beschikbaar gekomen. Het eind is nog lang niet in zicht; de vertalers van het Augustijns Instituut in Eindhoven zullen ons komende jaren nog blijven verrassen met nieuwe uitgaven (zie ook het interview met Hans van Reissen in Wapenveld 57, nummer 2).
Augustinus houdt in zijn preken rekening met de omstandigheden, van de hoorders en van zichzelf. Als hij zelf moe is, dan houdt hij het kort: ‘Luister dus aandachtig naar een kort woordje van mij, hoewel ik doodop ben en nauwelijks in staat om te preken’ (sermo 94). Of is de kerk vol en zijn de mensen onrustig? Dan maakt hij het niet te moeilijk en stelt zijn doelen niet te hoog. De andere dag zijn er waarschijnlijk minder mensen en kan hij dieper op de stof ingaan. Augustinus is bovendien constant in gesprek met zijn hoorders en registreert in zijn preken ook hun reacties op zijn preek. Soms ergeren ze hem, soms prijst hij hen uitbundig. Ook is er verschil op te merken tussen de preken die hij in Hippo en in Carthago hield. De preken gehouden in Carthago vragen in intellectueel opzicht vaak iets meer van de hoorders.
Naast bijbeluitleg neemt ook uitleg van dogmatische thema’s een belangrijke plaats in in de preken. De zuivere leer ligt Augustinus na aan het hart. De preek over de Drie-eenheid (sermo 53) in Van aangezicht tot aangezicht munt uit in duidelijkheid en zou zonder al te veel aanpassingen kunnen worden gebruikt op middelbare scholen en tijdens catechisatielessen. De vragen die Augustinus opwerpt, zijn de vragen die iedereen stelt die de leer van de Drie-eenheid probeert te doorgronden. ‘Doet de Vader nu iets wat de Zoon niet doet, of doet de Zoon iets wat de Vader niet doet?’ Met veel geduld voert Augustinus zijn hoorders in in de spreekregels van de kerk: ‘De Zoon heeft geleden, de Vader niet. Toch is het lijden van de Zoon het werk van zowel de Vader als de Zoon’. De climax in deze preek komt als Augustinus de vraag stelt: als de mens het beeld van God is, is er dan ook een drie-eenheid in de mens? Dat is niet zomaar een academische vraag. Augustinus stelt deze vraag om zijn hoorders te helpen het geheim van de Drie-eenheid beter te verstaan: wat ze in zichzelf opmerken helpt hen God beter te leren kennen. Hij ontdekt in de mens drie vermogens die onderscheiden zijn, maar niet afzonderlijk werkzaam: verstand, geheugen en wil. Als deze onthulling eenmaal gedaan is, incasseert Augustinus dankbaar het applaus dat opklinkt in de basiliek. ‘Ik moet bekennen, geliefde broeders en zusters, dat ik erg huiverig was toen ik me voornam om dit met u te bespreken en onder uw aandacht te brengen. Want ik was bang dat als ik degenen die vlot van begrip zijn, zou boeien, degenen die trager van begrip zijn, erg zou vervelen. Maar nu zie ik dat u, door aandachtig luisteren en snel tot begrip te komen, mijn woorden niet alleen hebt verstaan, maar ook al steeds vooruitliep op wat ik wilde zeggen. De Heer zij dank’.
In sermo 51 over het geslachtsregister van de Heere Jezus gehouden op kerstmorgen geeft Augustinus veel aandacht aan tegenstrijdigheden in het evangelie. Wat te denken van de de driemaal veertien geslachten die worden genoemd in Mattheüs 1? De goede tellers vinden twee keer veertien en een keer dertien! Het blijkt dat Jechonja, de zoon van Josia twee keer wordt meegeteld. Waar slaat dat op, zo vragen de spotters. Met nauwelijks ingehouden genoegen dient Augustinus hen van repliek. ‘Wij zijn er blij om en danken God dat tegenstanders ons de gelegenheid bieden iets te ontdekken dat verborgen is’. En even verder: ‘Wat nu komt, is een heerlijk geheimenis. Ik beken u dat ik er in mijn hart van smul’. Augustinus probeert zijn toehoorders ervan te overtuigen dat Jechonja zowel hoort bij Juda (de tweede reeks van veertien generaties) als bij de ballingschap (de derde reeks van veertien generaties). Hij werd afgezet als koning en moest naar de heidenen (Babel). Hij is een voorafbeelding van Christus, die door de joden verworpen werd en – in zijn volgelingen – naar de heidenen afreisde. Net als Christus is Jechonja een hoeksteen tussen jood en heiden. En een hoeksteen telt dubbel mee, hij is het einde van de ene muur en het begin van de andere! Wie moeite doet alle denkstappen van Augustinus te volgen zal ondanks zestien eeuwen afstand iets meevoelen van het enthousiasme van Augustinus. Dat wordt moeilijker als hij verderop in een even gedetailleerde redenering aantoont dat de aartsvaders hun vrouwen alleen maar hadden om kinderen te krijgen. Het hebben van gemeenschap was daarbij een noodzakelijk middel dat zij graag zouden hebben gemist. ‘Bedachtzame gelovigen zullen er zich dus uit plichtsgevoel mee inlaten, maar zich er niet uit begeerte middenin storten.’ Als ze kinderen hadden kunnen krijgen zonder lichamelijke gemeenschap, zou het hun ‘een grote vreugde zijn geweest’.
In de bundel preken over het Johannesevangelie De weg komt naar u toe lijken de meeste preken wat pastoraler en wat minder intellectueel van toon. Hier valt op dat de traditie in de kerk om de wonderen van de Heere Jezus te vergeestelijken in Augustinus een belangrijk vertegenwoordiger vindt. Blindheid is geestelijke blindheid en Christus is de dokter die ons geneest van onze zonden. Het is hier belang om te bedenken dat Augustinus in zijn tijd een middenpositie innam: bij tijd en wijle allegoriseerde hij er lustig op los, maar hij had wel degelijk veel aandacht voor de letterlijke schriftzin. Dat blijkt trouwens ook wel bij wat nauwkeuriger lezing van de preken. Als Augustinus spreekt over de bedelaars uit het evangelie, dan vergeet hij ook niet de mensen die nu bedelaar bij ons zijn. ‘Wij zijn bedelaars aan Gods deur, en om ervoor te zorgen dat Hij zijn bedelaars herkent, moeten wij ook onze bedelaars herkennen.’ (sermo 61) Het is opvallend om aan het eind van deze preek te lezen wat de diepste motivatie is van Augustinus voor deze oproep: op weg naar de kerk klampen de armen hem aan met de vraag of hij de rijken wil aansporen hen iets te geven.
De levensnabijheid van Augustinus’ preken is opvallend. Vaak wordt in dit verband gewezen op het feit dat Augustinus de mensen aanspreekt in hun verlangen naar geluk. Voor mij heeft de nabijheid van Augustinus het meest te maken met zijn rusteloze vragen. Telkens vuurt hij nieuwe vragen af op de tekst. Het geloof zoekt naar inzicht. En ook als de antwoorden niet (meer) bevredigen, dan toch laat Augustinus op inspirerende manier zien dat het bevragen van de bijbel helemaal thuishoort in de traditie van de kerk. De indruk bestaat vaak dat de traditie de toegang van hedendaagse hoorders tot de Schrift kan belemmeren. De vertalingen van Augustinus maken duidelijk dat ook precies het omgekeerde mogelijk is. Lezend in Augustinus ben ik me gaan afvragen of een goede vertaling van bijvoorbeeld de preken van de Reformatoren op een zelfde manier zijn weg zou vinden naar moderne lezers. Zou bij hen dan het element van de interactie of de gevoeligheid voor de situatie van de hoorders ook zo duidelijk naar boven komen? Het werk van de vertalers in Eindhoven maakt in ieder geval duidelijk dat het vertalen van oude teksten uit de christelijke traditie ongekende mogelijkheden in zich bergt.

  1. Uitgeverij Ambo, Amsterdam, 2004, 676 pag., ISBN 9789055738900, € 40,00 & Uitgeverij Damon, Budel, 2007, 365 blz., ISBN 9789055737673, € 34,90.