‘Het is ons verlangen iets bij te dragen aan de kerken’

Prof. dr. C. van der Laan over de openheid voor de Pinksterbeweging
Lang zagen de protestantse kerken de Pinksterbeweging als een sekte, als een buitenissig, emoreligieus clubje. Die tijd is voorbij. Prof. dr. C. van der Laan, bijzonder hoogleraar Pentecostalisme, is blij met de toenemende openheid voor de Pinksterbeweging. 'Eigenlijk voldoen we nu een beetje aan ons oorspronkelijke doel: we gaan op in het geheel van het lichaam van Christus en verliezen onszelf.'

Ja, de Pinkstergelovigen zijn op ervaring gericht: de Geest waait waarheen hij wil. Ja, Pinkstergelovigen zijn kleine Arminianen: ze kiezen zelf voor God. En ja, dogma’s spelen veel minder een rol. Maar de afstand tussen de Pinksterbeweging en het Piëtisme en de Nadere Reformatie is niet eens zo heel erg groot, zegt prof. dr. Cees van der Laan (59), bijzonder hoogleraar Pentecostalisme aan de Vrije Universiteit. Hij is, samen met zijn broer Paul, de geschiedschrijver van de Nederlandse Pinksterbeweging.
‘Die hang naar ervaring, naar bevinding, dat zag je bij Calvijn heel sterk en dat is in de Pinksterbeweging altijd heel nadrukkelijk aanwezig gebleven. En net als het Piëtisme en de Nadere Reformatie staat het Pentecostalisme in een lange traditie van subjectieve hermeneutiek. Net als bij jullie in de gereformeerde gezindte kan bij ons tijdens een preek de uittocht van het volk Israël uit Egypte worden uitgelegd als de weg van de gelovige.’
Cees van der Laan, zelf lid van een Evangeliegemeente in Veenendaal, praat op rustige, bedachtzame toon. De kamer van Azusa, de theologische hogeschool van de Pinksterbeweging, op de veertiende verdieping van het grauwe, grijze VU-gebouw, biedt een weids uitzicht over het Amsterdamse Bos en De Nieuwe Meer. Aan de wand hangt een grote, kleurige wereldkaart.

‘De Pinksterbeweging is de laatste tientallen jaren veranderd van een kleine groep in de marge van het protestantisme tot een groeiende en vitale beweging. Hoe verklaart u dat?’
‘Sinds de jaren vijftig zijn we inderdaad fors gegroeid. De laatste tien jaar groeien we iets minder hard, maar er is nog steeds sprake van groei. En dat is opmerkelijk als je naar kerkelijk Nederland kijkt.
De Pinksterbeweging geeft op een eigentijdse manier gestalte aan de Bijbelse boodschap. We geven veel ruimte aan gevoel en emotie. Dat heeft iets te maken met een soort principe-openheid voor het werk van de heilige Geest. Daar zit iets spannends in: je weet niet altijd wat er gaat gebeuren, de Geest waait waarheen hij wil.
Daarnaast hebben onze diensten een grote aantrekkingskracht, met name op jongeren. We zingen liederen uit de Opwekkingsbundel en we maken veel gebruik van moderne communicatiemiddelen.
Ik denk ook dat onze boodschap van genezing aanspreekt. Gezondheid is een belangrijk issue in de Nederlandse samenleving. Wij trekken, met onze sterke nadruk op de God die geneest, grote groepen mensen aan. Denk aan Jan Zijlstra. Vanuit het hele land komen ze naar hem toe.
Veel van onze leden zijn afkomstig uit de traditionele kerken. Dat zijn vaak mensen die het gevoel en de ervaring in hun eigen kerk missen, de Pinksterbeweging is dan een aantrekkelijk alternatief. Maar de groei van de laatste twintig jaar heeft toch vooral te maken met de komst van migrantenkerken naar Nederland.’

‘Heeft de komst van de migrantenkerken gevolgen gehad voor de Pinksterbeweging in Nederland?’
‘Ja. De laatste 25 jaar is er best veel veranderd. De verschillen tussen de Pinkstergroepen zijn soms wel groot. De migrantenkerken hebben toch een heel andere geloofsbeleving. Veel van die gemeenten, meestal uit Afrika, zijn zeer uitbundig; met veel dans, bewegingen, lange diensten met aansluitend een maaltijd. In de Nederlandse kerkelijke gemeenten, behalve in de gereformeerde gezindte, kleden mensen zich niet speciaal voor de kerkgang. Maar in de Afrikaanse gemeenten doen ze dat wel, met mooie, kleurige gewaden. Dat vind ik mooi, het draagt iets bij.’

‘Levert de groei van de Pinksterbeweging theologische discussies of problemen op?’
‘Het levert inderdaad wel discussies op. Een belangrijk element in de klassieke theologie van de Pinksterbeweging is de doop met de heilige Geest, een ervaring waarbij we spreken in tongentaal en iets wat ná de persoonlijke bekering komt. Tongentaal is in de klassieke leer het bewijs dat een gelovige in de heilige Geest is gedoopt. Maar de afgelopen jaren zijn er gemeenten bij gekomen die de doop met de Geest zien als iets wat mét de bekering komt, en niet als een aparte ervaring. Bekering en geestesdoop vallen als het ware samen. De doop met de Geest wordt in dat geval soms helemaal niet genoemd, het is meer een ervaring die als gave wordt gepraktiseerd.
Zelf sta ik theologisch wat meer in de traditionele Pinksterbeweging. Ik zie de doop met de Geest en tongentaal als een aparte ervaring. Waarmee ik niet zeg dat die nieuwe gemeenten, waarbij de geestesdoop wat achterwege blijft, geen recht van spreken hebben. Theologisch zijn beide varianten heel goed verdedigbaar.
De vroege Pinksterbeweging heeft het spreken in tongen misschien wel eens te krampachtig gezien als noodzakelijk teken van de geestesdoop. Je kunt niet zomaar zeggen dat iemand die niet in tongentaal spreekt, niet in de Geest is gedoopt. Nu is de opvatting meer: je mag in tongen spreken, het hoeft niet.
Deze nieuwe benadering heeft er, denk ik, wel voor gezorgd dat de Pinksterboodschap gemakkelijker kan integreren in de klassieke kerken. Geestesdoop en tongentaal stuitten theologisch op grote bezwaren van de traditionele kerken, nu is dat dus veel minder zo.’

‘Vanouds kende de Pinksterbeweging een sterk anti-intellectueel karakter; de Geest moet het doen! Hoe is dat te rijmen met de hedendaagse wetenschappelijke inbedding aan de VU?’
‘Er is sprake van een emancipatie van de Pinksterbeweging. De jongeren uit onze gemeenten zijn door de jaren heen steeds hoger opgeleid. Dat bleek al wel uit de dissertatie van Hijme Stoffels, Wandelen in het licht, uit 1990. Het opleidingsniveau lag op dat moment zelfs hoger dan het gemiddelde in Nederland.
Door de stijging van het opleidingsniveau werden aan voorgangers hogere eisen gesteld. Vandaar dat de Pinksteropleiding eerst, in de jaren negentig, een hbo-status heeft aangevraagd en gekregen. En vandaar dat we sinds 2002 aan de VU een bachelor en een leerstoel hebben, en sinds een jaar zelfs een master Pentecostalisme.
Natuurlijk is een opleiding alleen niet genoeg. De Geest moet het nog steeds doen. Voorgangers hebben een zalving nodig, ze moeten Gods Geest ervaren en herkennen, en dat natuurlijk kunnen overbrengen. Anders red je het niet. Nog steeds zijn er veel voorgangers die geen opleiding hebben.
Gods Geest is het allerbelangrijkste Het besef dat Gods Geest het allerbelangrijkste is, zit diep. Ik was daarom wel verbaasd dat de overgang zo soepeltjes is verlopen. Ik had meer weerstand in de achterban verwacht. Er heerste toch een negatief beeld van de VU als bolwerk van vrijzinnigheid. Sommigen meenden dat die vrijzinnigheid ons zou besmetten. De decaan van de VU, prof. dr. M.E. Brinkman, heeft onze vergadering, toen we moesten stemmen over de overgang naar de universiteit, toegesproken. Hij vertelde dat er steeds meer studenten uit Afrika met een Pinksterachtergrond naar de VU kwamen, en dat heeft geholpen. Er waren er slechts een paar die zich onthielden van stemming.’

Van der Laan kiest zijn woorden zorgvuldig. Hij praat met een mengeling van gepaste wetenschappelijke afstandelijkheid en persoonlijke, bevlogen betrokkenheid. Soms heeft hij het over ‘de Pinksterbeweging’, het volgende moment zegt hij: ‘Bij ons in de Pinkstergemeente.’
Zelf is hij in een rooms-katholieke omgeving opgegroeid, in een gezin met elf kinderen in de Amsterdamse Jordaan. Hij bezocht een katholieke lagere school, deed zelfs communie. In zijn tienerjaren, na de scheiding van zijn ouders, raakte hij los van de kerk. Het deed hem niet meer zoveel, de roomse kerk. Datzelfde gold voor de meeste van zijn broers en zussen. Tien jaar lang kwam hij niet meer in een kerk. Dankbaar is hij wel, zegt hij. Voor de rooms-katholieke opvoeding, de waarden en normen. Maar de beleving was er niet.

‘Hoe raakte u betrokken bij de Pinksterbeweging?’
‘De omslag kwam in Zuid-Afrika. Daar heb ik twee jaar gewoond, ik was restaurantmanager. In die tijd, in 1973, raakte ik via een kennis betrokken bij een huisgemeente van de Pinksterbeweging. Ik heb toen een geloofservaring, een bekering, meegemaakt.
Door het contact met de Pinkstergemeente ben ik de Bijbel weer gaan lezen, en dat was toen een heel nieuw boek. Het was een openbaring om de Bijbel echt te lezen, en het Evangelie werkelijk te begrijpen.
Het was een heel actieve huisgemeente in Afrika. Iedereen werd ingeschakeld, ik ook. Zo ging ik wekelijks met iemand evangeliseren in de townships buiten de stad Pretoria. We doopten zelfs mensen.’ Hij lacht even. ‘Eigenlijk best apart als je daarover nadenkt. Ik was zelf nog maar net overgedoopt, en ik doopte binnen een paar maanden al weer anderen.’

‘Wat sprak u zo aan in de Pinkstergemeente?’
‘Een heel blij en levend geloof, dat sprak me echt aan. En ik had nooit begrepen dat het Evangelie een stap van jou als mens vraagt, namelijk je hart geven, en dat Christus je zonden wil vergeven. Ik vind het geweldig: dat uitbundige, die blijdschap Dat was een heel duidelijke, bewuste, existentiële bevrijdende ervaring. Sinds die tijd kom ik in de Pinksterbeweging en voel ik me er thuis. Ik vind het geweldig: dat uitbundige, die blijdschap.’

‘U bent toch een rustige man.’
Lacht opnieuw. ‘Ja, dat klopt, maar ik voel me er toch prettig bij. Maar inderdaad: het moet er niet al te wild aan toe gaan, ik ben wel van de gematigdheid. Het verstand is wel nodig, er moet altijd correctie mogelijk zijn.’

‘In Afrika speelde de apartheidspolitiek. Vormde dat voor u een probleem?’
‘Ja. Ik wilde vanwege de apartheid eigenlijk niet naar Zuid-Afrika. Maar mijn broers werkten daar en ik wilde bij hen werken. De Pinksterbeweging was sterk gesegregeerd, die ging net als de andere kerken sterk mee in de apartheidspolitiek. Ik vond dat ontluisterend. En het heeft me ook gestoord dat vanuit de Pinksterbeweging nauwelijks is geprotesteerd tegen de apartheid. En dat terwijl de vroege Pinkstergemeenten, begin twintigste eeuw, beslist maatschappijkritisch waren.’

‘Hoe kwam die maatschappelijke betrokkenheid tot uitdrukking?’
‘Het pacifisme is bijvoorbeeld altijd een sterke stroming in de Pinksterbeweging geweest. In Nederland hadden we bijvoorbeeld Gerrit Polman, de geestelijke leider van de Pinksterbeweging tot 1930 en een ex-soldaat van het Leger des Heils. Begin twintigste eeuw ontstonden allerlei onafhankelijke Pinkstergroeperingen met een pacifistische inborst. Zij wilden geen militairen uitzenden en Polman ondersteunde dat. Hij bezocht gewetensbezwaarden in de gevangenis. Met het verdwijnen van de dienstplicht, in de jaren negentig, is de pacifistische houding geleidelijk verdwenen. De vorming van vredesmissies en een politiemacht is voor de meeste mensen wel aanvaardbaar.’

‘Hoe staat u daar zelf in? Bent u een pacifist?’
‘De Bergrede is een heel belangrijke pijler in de traditie van de Pinksterbeweging. Vandaar dat Pinkstergelovigen zich aangesproken hebben gevoeld door de boodschap van de vroegere Pacifistisch-Socialistische Partij en ARP’er Aantjes. Ik voelde en voel me, juist vanuit het verhaal van de Bergrede, sterk verbonden met de pacifistische stroming. Vanuit de Bergrede kom je als vanzelf op het pacifisme, lijkt me. Je vijanden liefhebben – hoe kun je dat anders doen, ik denk niet met een geweer in de aanslag. Net als vele anderen ben ik in de loop van de tijd wel wat soepeler geworden. Een vredesmacht vind ik acceptabel.’

Vorig jaar vierde de Pinksterbeweging haar honderdjarig bestaan. In Amsterdam, waar de Nederlandse Pinkstergemeente in 1907 begon, werd het Olympisch Stadion afgehuurd. Het jubileum betekende een eerste formele toenadering vanuit de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) richting de Pinksterbeweging. ‘Wat is er in het verleden soms met minachting over u gesproken. Ik wil u zeggen dat ik me hiervoor schaam’, sprak Bas Plaisier, scriba van de PKN. Een maand later kwam Peter Sleebos, voorzitter van de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten (VPE) met excuses. Volgens hem zijn de Pinkstergemeenten vaak te triomfalistisch geweest richting de gevestigde kerken. ‘We deden alsof de Geest alleen maar bij ons werkte. We waren soms arrogant en exclusief. Daar hebben ook wij vergeving voor nodig’, aldus Sleebos. Van der Laan is blij met de verzoening.

‘Wat vond u van de woorden van Plaisier?’
‘Ik vond het heel mooi wat hij zei. Velen waren ontroerd. Er zijn natuurlijk veel mensen in de Pinksterbeweging vanuit de traditionele kerken overgekomen. Zij hebben veel pijn ervaren. Als je besluit om je op latere leeftijd te laten overdopen en je wordt dan van de kerk afgesneden, zoals zo vaak is gebeurd – ja, dat gaat met veel pijn gepaard.’

‘Waren ze nodig, die excuses?’
‘Voor mij persoonlijk niet. Ik had eerder het gevoel dat wij excuses moesten maken, wij hebben ook wel wat om te belijden. Bij ons is veel hoogmoed geweest. Eind jaren zestig ging de Pinkstergroep ‘Kracht van omhoog’, die gecentreerd was rond een gelijknamig blad, zich ‘De hoge weg’ noemen. Er was volgens ‘Kracht van omhoog’ een nieuwe fase ingetreden: een Bij ons is veel hoogmoed geweest absolute breuk met de historische kerken en ‘de leer der vaderen.’ Een van de voormannen zei: ‘Hoewel wij bewondering hebben voor de ijver en de inspanning om de Heer te dienen, die vele voorvaderen hadden, kunnen wij toch slechts met medelijden aan hen denken, want zij waren onbekend met het volle heil. Hun ijver was een ijver zonder inzicht.’ Dat was zeer arrogant. Het had iets te maken met het gevoel afgewezen te zijn. Maar het is niet goed te praten. Ik ben daarom blij dat Peter Sleebos namens ons zijn excuses heeft aangeboden.’

‘Er komt een theologische dialoog tussen de PKN en de VPE. Waar liggen volgens u raakvlakken tussen de protestantse kerken en de Pinksterbeweging?’
‘Het Pentecostalisme heeft met name overeenkomsten met het Piëtisme en andere bevindelijke stromingen. Na Calvijn raakte de persoonlijke ervaring wat naar de achtergrond. Het Piëtisme en de Nadere Reformatie waren een poging om dat gevoelde tekort te compenseren: het tekort van beleving, geloof delen en bespreken met elkaar. De Pinksterbeweging heeft zich altijd verwant gevoeld met die stromingen.
Het Pentecostalisme staat net als het Piëtisme in een lange traditie van subjectieve hermeneutiek. Net als bij jullie in de gereformeerde gezindte kan bij ons tijdens een preek de uittocht van het volk Israël uit Egypte worden uitgelegd als een weg van de gelovige. De exodus, de doortocht door de woestijn, de oversteek van de Jordaan, de intocht in een nieuw land: dat zijn etappes in het normatieve patroon van de geestelijke pelgrimstocht.
Die hang naar ervaring, naar bevinding, dat zag je bij Calvijn, de theoloog van de Geest, heel sterk. In De Pinksterbeweging is feitelijk toch Arminiaans de Pinksterbeweging is dat altijd heel nadrukkelijk aanwezig gebleven. Bepaalde patronen uit de Bijbel worden toegepast op je eigen leven; schepping, val en redding – die moet je in je eigen leven kunnen herkennen.
Voor een groot deel gaan de overeenkomsten natuurlijk niet op. Neem de uitverkiezing. De Pinksterbeweging is feitelijk toch Arminiaans. God is er voor iedereen, maar je moet zelf een keuze maken voor Hem.’

‘U noemt Calvijn. Past hij het in rijtje geloofshelden van de Pinksterbeweging?’
‘Jazeker. In de Pinksterbeweging wordt in positieve termen over de Reformatie gesproken. De Reformatie was volgens velen een heel belangrijke stap voorwaarts. Dus in ons rijtje staan Calvijn, Luther, en die twee worden dan aangevuld met John Wesley. God heeft Luther en Calvijn gebruikt om mensen weer terug te brengen bij de Bijbel, door genade alleen. Wesley heeft de heiliging teruggebracht. En met de Pinksterbeweging is de doop met de heilige Geest weer teruggekomen.’

‘Welke Bijbelcommentaren zijn favoriet onder Pinkstergelovigen?’
‘Het commentaar van Matthew Henry werd lange tijd veel gelezen. Dat kwam waarschijnlijk doordat er tot in de jaren vijftig weinig Nederlandse verklaringen waren. Matthew Henry heeft een heel devotioneel commentaar geschreven; het past goed bij hoe de Nederlandse Pinkstergelovige de Bijbel wil uitleggen. Ik heb niet de indruk dat Matthew Henry nu nog veel wordt gebruikt. Mensen lezen tegenwoordig goed Engels en in die taal is veel meer beschikbaar vanuit evangelicale en pentecostale hoek. Bijvoorbeeld het werk van G. P. Duffield en N. M. van Cleave, Foundations of Pentecostal Theology.
Op boekentafels zijn geen commentaren te vinden, daar liggen meestal vrij eenvoudige boekjes, zoals van Derek Prince. Ik ben niet blij met sommige van die boekjes van Prince, ze zijn exegetisch onverantwoord. Neem dat merkwaardige boekje Zegen of vloek, aan u de keus, dat veel wordt gelezen. Prince geeft daarin een ongekende kracht aan woorden. Zo zou je door te klagen over je been een vloek over je been uitspreken. Nonsens natuurlijk. Maar het heeft wel een uitwerking in het leven van mensen. Soms leidt het tot een ontkenning van een ziekte.’

‘In hoeverre hebben de protestantse kerken de laatste decennia invloed gehad op de Pinksterbeweging?’
‘In de jaren zestig en zeventig zijn veel verontruste gereformeerden naar ons overgekomen. Zij waren meestal Bijbelvast en zeer betrokken. Vandaar dat ze vaak oudsten in de gemeente werden. Er is sindsdien wel wat meer structuur in de Pinksterbeweging aangebracht. Ook in leerstellig opzicht zijn de Pinksterbeweging en de traditionele kerken wat naar elkaar toe gegroeid. We hebben bijvoorbeeld een geloofsbelijdenis opgesteld. Het eerste artikel begint met de zin: ‘Wij geloven in één God, de eeuwige Schepper en Onderhouder van hemel en aarde. Hij heeft zich in de Schrift geopenbaard als Vader, Zoon en Heilige Geest.’ Het lijkt me zeer zinvol om het over een aantal zaken eens te zijn.
Bij de Pinkstersamenkomsten zie ik niet direct invloed van de traditionele kerken. Ik merk Er wordt met meer respect over de kinderdoop gesproken wel dat de laatste jaren in diensten met meer respect over de kinderdoop wordt gesproken. Er zijn bij een volwassendoop natuurlijk vaak familie en vrienden uit de kerken aanwezig. Voorheen was het nog wel eens pijnlijk wat er dan over de kinderdoop werd gezegd. Nu wordt meer de nadruk gelegd op continuïteit.
Bij vergelijking van beide dooptradities zijn de verschillen naar mijn mening kleiner als je aan de ene kant de kinderdoop en de belijdenis samen neemt, en aan de andere kant het opdragen van kinderen en de doop op de belijdenis. De belijdenis vult aan hetgeen kennelijk toch als gemis bij de kinderdoop wordt ervaren, namelijk de persoonlijke bevestiging van het geloof. Terwijl in onze kringen, met de doop op de belijdenis, het gemis aan erkenning dat ook de kinderen erbij horen, wordt gecompenseerd door het opdragen van kinderen. Dus op die manier wordt het vooral een verschil in nadruk; er is bij ons erkenning en waardering voor de kinderdoop.’

‘De Pinksterbeweging heeft veel invloed op de protestantse kerken, zeggen velen. Ziet u die invloed?’
‘Zeker. Lange tijd hebben de traditionele kerken ons als een sektarisch clubje gezien. Ik ben blij dat die tijd voorbij lijkt te zijn. Neem alleen al de liederen uit de bundel Opwekking, oorspronkelijk een Pinksterbundel. De Opwekkingsliederen hebben vrij breed ingang gevonden. Ik vind de openheid voor de gaven van de Geest opmerkelijk. Dat zijn voorbeelden waaruit blijkt dat de Pinksterbeweging iets bijdraagt.’

‘Hoe belangrijk is dat voor de Pinksterbeweging?’
‘We voldoen daarmee min of meer aan ons oorspronkelijke doel. Het is altijd een verlangen geweest om iets bij te dragen aan de kerken. De stichter van de Nederlandse Pinksterbeweging, Polman, wilde eigenlijk helemaal geen eigen beweging oprichten. Hij wilde alle kerken stichten, opbouwen, maar dat moest niet uitmonden in speciale Pinkstergemeenten. Zijn doel was: opgaan in het christelijke lichaam en als Pinksterbeweging zichzelf verliezen. Dat is destijds niet gelukt. Begin twintigste eeuw was er binnen de kerken weinig ruimte voor de idealen van Polman. En als er nu wel iets van die invloed te merken is, van die opwekking, dan is dat een stukje vervulling. We zijn er dankbaar voor. Natuurlijk kunnen we onszelf niet meer opheffen. Inmiddels zijn we onze eigen weg gegaan. Maar we gaan uiteraard heel graag het gesprek aan.’

Van Mokum naar JerUSAlem

Een Amsterdamse Pinkstergemeente die in de jaren vijftig van de vorige eeuw in haar geheel naar de Verenigde Staten emigreerde. Het is het prachtige maar vrijwel onbekende verhaal in de geschiedenis van de Nederlandse Pinksterbeweging.
Prof. dr. C. van der Laan gebruikte het voor zijn rede Van Mokum naar JerUSAlem bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Pentecostalisme aan de VU. Hij herkende in het verhaal drie karakteristieke eigenschappen van de Nederlandse Pinksterbeweging: het gevaar om in uitersten te vervallen, het verlangen naar de ideale gemeente en de activistische houding, de bereidheid om de daad bij het woord te voegen.
Volgens de achterblijvers emigreerde de groep naar de Verenigde Staten omdat daar de wederkomst van Christus zou plaatsvinden. Als bewijs wezen ze op het door de emigranten gebruikte woord ‘Jerusalem’ – in het Engels, dat immers USA in het midden heeft. Van der Laan weerspreekt dat. Volgens hem gingen de Amsterdamse Pinkstergelovigen overzee omdat ze dachten dat in de Verenigde Staten de ideale gemeente het eerst bereikt zou worden. Kwam bij dat de Nederlandse overheid, vanwege het spookbeeld van massale werkloosheid in de jaren vijftig, emigratie financieel ondersteunde. Initiatiefnemer van de reis was voorganger M. Verkamman. Hij was onder de indruk geraakt van boodschapper Fred Bach uit Amerika. Deze Bach was tussen 1947 en 1952 herhaaldelijk naar Nederland gekomen. Hij noemde zichzelf apostel en sprak over het herstel van de nieuwtestamentische gemeente, Het Lichaam, dat in Amerika zou plaatsvinden. Verkamman en de meeste gemeenteleden besloten te emigreren.
Eind 1953 waren alle verzoeken tot emigratie ingediend. De wachttijd was tweeënhalf jaar. Sommigen verzoeken werden afgewezen vanwege een ziekte of handicap in het gezin. Tijdens de samenkomsten moeten zich emotionele taferelen hebben voorgedaan. De Telegraaf bracht in 1955 berichten met koppen als ‘Stuitende tonelen bij godsdienstige séances’, ‘Kleine luiden in ban van geestelijke kwakzalverij’ en ‘Heksensabbat.’ Medewerkers van de Gezondheidsdienst namen tijdens de eredienst de pols op van gemeenteleden die in tongen spraken. Vooral Verkamman moest het in de pers ontgelden. Hij werd omschreven als een listige bedrieger. In de loop van 1956 trokken de Pinkstergelovigen dan daadwerkelijk naar JerUSAlem. ‘Het was echt een zoektocht naar de ideale gemeente’, zegt Van der Laan. ‘Mensen van de Pinksterbeweging willen altijd verder. God wil nog meer geven, zo is hun overtuiging. Zoiets kan ontaarden in een eindeloze zoektocht naar een soort kick-ervaring. Maar ik denk dat het iets positiefs is: je wilt blijven groeien in het geloofsleven. Dat lijkt me een zeer Bijbelse houding.’ De in totaal zo’n 120 Amsterdamse Pinkstergelovigen werden in Amerika verspreid over verschillende gemeenten. Door conflicten in de Gospel Assembly bleek het herstel van de nieuwtestamentische gemeente al snel een illusie. Verkamman kreeg geen enkele kans in de Gospel Assembly. Hij werd door zijn kennis als een bedreiging gezien. Toch bleven de meeste Amsterdammers in Amerika. Slechts enkelen keerden terug naar Nederland. Volgens Van der Laan hebben veel van de kinderen de kerk inmiddels de rug toegekeerd.

Curriculum Vitae

Cees van der Laan is geboren in 1948 in Amsterdam. Hij heeft theologie gestudeerd in de Verenigde Staten en Engeland. In 1987 promoveerde hij aan de Universiteit van Birmingham op het ontstaan van de Pinksterbeweging in Nederland; de dissertatie is gepubliceerd als De Spade Regen. Geboorte en groei van de Pinksterbeweging in Nederland 1907-1930. Tot augustus 2007 was hij directeur van Azusa theologische hogeschool. Sinds 2002 is hij bijzonder hoogleraar Pentecostalisme aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

Publicaties

- C. van der Laan en P. N. van der Laan, Pinksteren in Beweging: vijfenzeventig jaar pinkstergeschiedenis in Nederland en Vlaanderen (Kampen 1982). - De Spade Regen: Geboorte en groei van de pinksterbeweging in Nederland (1907-1930), Kampen (1989). Dissertatie.
- Van Mokum naar JerUSAlem. Zoektocht naar de ideale gemeente (Amsterdam 2003). Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Pentecostalisme vanwege de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten, bij de faculteit der Godgeleerdheid van de Vrije Universiteit op 28 februari 2003.
- André Droogers, Cornelis van der Laan en Wout van Laar (red.), Fruitful in this Land. Pluralism, Dialogue and Healing in Migrant Pentecostalism, Den Haag (2006).
- C. van der Laan en P. N. van der Laan, Toen de kracht Gods op mij viel. 100 jaar geschiedenis pinksterbeweging in Nederland, Kampen (2007).