De transformatie van een kerk

Het verhaal van Nederlands Gereformeerd Houten
Vijftien jaar geleden was de Nederlands Gereformeerde kerk in Houten doorsnee klassiek gereformeerd, met psalmen en een af en toe een enkel opwekkingslied. Nu is het een buitenbeentje binnen de gereformeerde kerken. Bijbelvast, nog steeds Nederlands Gereformeerd, maar wel met een vrolijk bandje en ministrygebed tijdens de dienst. Vanwaar die omslag? En hoe is dat veranderingsproces verlopen?

Houten, zondagmiddag 14 september 2008. Zo’n vijfhonderd gemeenteleden, voornamelijk jongvolwassenen, van de Nederlands Gereformeerde kerk komen samen voor de middagdienst in De Lichtboog, een multifunctioneel pand tussen de voetbalvelden en volkstuinen aan de rand van het dorp.

De Lichtboog heeft niet bepaald het aanzien van een kerkgebouw. Geen traditionele kansel, maar een verplaatsbaar katheder. Geen orgel, maar een mengpaneel en een bandje op een podium. Geen kerkbanken, maar trendy gele, groene, blauwe en rode stoelen. De sfeer is er ongedwongen en blij.

Een jonge vrouw neemt, na het openingslied, stil gebed, votum en groet, het woord. Ze wil iets vertellen. De kleine kinderen mogen op hun stoel gaan staan. ‘God, die alles heeft geschapen, houdt van je, van de bovenkant van je hoofd tot de topjes van je tenen. Het maakt niet uit hoe je bent. Of je goed kunt zingen of niet, of je goed kunt dansen of niet. Je mag zijn wie je bent.’ Ze vertelt het met enthousiasme.

Het blijkt de inleiding voor een liedje. We gaan zingen, klappen, stampen en juichen voor Koning Jezus. Doe je mee? ‘De eend kwaakt’ (gemeente kwekt), ‘de hond blaft’ (gemeente woeft) en ‘de lama tuft’ (gelach). ‘God heeft het allemaal gemaakt.’ En ‘klap in je hand, stamp met je voet. God is goed.’

Welkom in de Nederlands Gereformeerde kerk (NGK) nieuwe stijl. ‘Vijftien jaar geleden was de dienst nog heel anders’, vertelt ds. Dick Westerkamp, voorganger van de NGK in Houten. ‘Langzamerhand hebben we steeds meer charismatische elementen in onze diensten geïncorporeerd. Dat is echt een geleidelijk proces geweest.’ De Houtense kerkdienst is voor velen een geslaagde synthese van traditioneel gereformeerde bestanddelen en typische charismatisch-evangelicale elementen. Het gereformeerde blijkt uit de nadruk op de Schrift, de exegese en het vasthouden aan de geloofsbelijdenis. Tegelijkertijd spelen worshipmuziek, een band, ministrygebed – persoonlijk gebed met handoplegging – en een multimediale aanpak een belangrijke rol tijdens de eredienst.

En het werkt. De gemeente heeft de afgelopen tien jaar een stormachtige groei doorgemaakt. In 1998 telde de Houtense gemeente nog zo’n 500 leden, nu zijn het er tegen de 1400. ‘En het houdt maar niet op’, zegt Westerkamp.

‘Houten’ staat niet op zichzelf. Er zijn veel meer kerkelijke gemeenten binnen de gereformeerde traditie die zoeken naar de gaven van de Geest: in Apeldoorn (NGK), Spijkenisse (PKN), Stolwijk (PKN). Het zijn niet alleen meer Pinksterkringen en charismatische gemeenschappen waar de Geest moet waaien.

De vraag is hoe dat komt, die transformatie van een klassiek gereformeerde kerk tot een meer charismatisch-evangelicale gemeenschap. Waarom? Welke gedachte zit daarachter? Wie is de drijvende kracht? En wat verandert er precies? Een kleine verkenning met de Nederlands Gereformeerde Kerk in Houten.

New Wine

Ds. Westerkamp parafraseert uit een brief van hem aan de Houtense gemeente, uit 1993. ‘Als jullie mij beroepen’, zo had hij de kerkenraad laten weten, ‘dan krijg je wel iemand die charismatisch angehaucht is.’ Dat is prachtig, had de kerkenraad op zijn beurt geantwoord. ‘Als je maar wel beseft dat er meer is dan dat.’ Westerkamp kan er nu wel om lachen. Hij had de mannenbroeders gelijk gegeven: er is meer dan de Geestesgaven. Maar hij had het wel nodig geacht om zijn enthousiasme over de kracht van de Heilige Geest vóór zijn komst naar Houten nog eens te benadrukken.

Westerkamp en zijn vrouw Jeannette Westerkamp-Stegeman, de eerste vrouwelijke predikant in de NGK en sinds kort justitiepastor, waren in 1983 naar Afrika vertrokken. Ze hadden er les gegeven aan een opleiding voor predikanten, eerst in Oeganda, waar ze het werk door de oorlog moesten staken, en later in Rwanda. Tijdens een conferentie waren ze in contact gekomen met een pastoraal team uit St. Andrew’s in Chorleywood, een Anglicaanse gemeente nabij Londen. Later hadden ze een bezoek gebracht aan Chorleywood.

Het zou hun leven ‘diepgaand beïnvloeden’. In Chorleywood ontmoetten ze voorganger David Pytches, voormalig bisschop van de Anglicaanse Kerk in Chili, en zijn vrouw Mary Pytches. David Pytches verlangde naar een spontane uitbreiding van de kerk zoals hij die als bisschop in Chili had meegemaakt. De sleutels voor zo’n groei waren de toerusting van gewone christenen in de bediening van de gaven en de kracht van de Heilige Geest, zo besefte de anglicaanse bisschop [1].

Het concept van Pytches heette New Wine: binnen de bestaande kerken moest er een vernieuwingsbeweging op gang komen. Belangrijkste doelstelling is het vernieuwen en toerusten van christenen en kerken.

Westerkamp: ‘In Engeland heb ik drie dingen geleerd. Allereerst was er degelijk onderwijs over de Persoon en het werk van de Heilige Geest, en dus ook over de gaven van de Geest. De bijzondere gaven zijn niet gestopt na de tijd van Handelingen. Daarnaast zag ik een manier van gemeente-zijn die ruimte geeft aan het werk van de Geest, om zo met kracht te getuigen temidden van een ongelovige wereld. Ten slotte heb ik geleerd onbevangen te luisteren naar God. Onbevangen luisteren naar God. In Chorleywood werd na het onderwijs gezegd: We leggen nu onze bijbels aan de kant en we zijn open naar wat God in ons midden wil doen. Heel bijzondere momenten waren dat. Je zag mensen helemaal warm worden van Gods liefde.’

Westerkamp introduceerde de New Wine-gedachte in Nederland [2]. In oktober 1993 werd hij als predikant in Houten bevestigd. Veel van wat hij en zijn vrouw in Chorleywood hadden gezien, gebruikten ze in de nog jonge Houtense gemeente. Zo voerden ze al vrij snel gebedspastoraat en de persoonlijke voorbede na de dienst in; gemeenteleden konden na afloop van de dienst met leden van het ministryteam persoonlijk bidden. Er werd een zogeheten luisterkring opgezet; de gemeente oefende zich in luisterend bidden, genezing, profetie en tongentaal. Er kwamen steeds meer muziekinstrumenten in de dienst. En, ook niet onbelangrijk, de liederen werden op de muur geprojecteerd. Westerkamp: ‘We werkten in die tijd met vijf verschillende liedbundels, het was voor nieuwe leden te lastig om daarin de weg te vinden. Op het moment dat mensen niet meer in hun boekje kijken, maar omhoog, naar een scherm, dan verandert er iets in de zangcultuur. Het wordt allemaal wat losser.’

Ministry

Ds. Westerkamp preekt deze zondagmiddag, 14 september 2008, over Johannes 2, de verzen 1 tot en met 11: de bruiloft te Kana. Zijn overdenking ‘Jezus op het feest’ van zo’n vijfentwintig minuten is eigenlijk maar een klein onderdeel in de dienst die in totaal een uur en drie kwartier duurt. De preek wordt ondersteund met een vlotte powerpointpresentatie. Een goed opgebouwd betoog, appelerend, met hier en daar een kwinkslag.

Westerkamp brengt Jezus dicht bij de gemeenteleden. ‘Jezus is uitgenodigd op een feestje’, begint hij. ‘Is dat wel zo handig? Ik denk dat veel mensen denken: Nee, Jezus moet je niet uitnodigen op een feestje. Die geldt eerder als een Killjoy.’ De predikant grijpt de maaltijd te Kana aan om het ideaal van de gemeenschap te benadrukken. ‘Tonen wij als gemeente wel genoeg gastvrijheid, liefde en warmte? Wij drinken niet zomaar koffie na de dienst, dat doen we voor de gemeenschap.’ Als iemand alleen staat, loop op hem af, adviseert hij. ‘Het kan niet dat iemand die nieuw is niet wordt gegroet.’ Jezus’ woord ‘Mijn uur is nog niet gekomen’ verwijst naar het belang van het kruis. ‘Alles hangt af van het uur dat Jezus aan het kruis hangt.’ Het wonder van het water dat in wijn verandert, is teken van ‘een andere realiteit.’ Westerkamp: ‘Gods heerlijkheid wordt openbaard. In Jezus wordt Gods bedoeling duidelijk, een volkomen herstel van het leven.’

Na de preek het lied ‘Met vreugde zal ik tot U zingen Heer, U bent de rots van mijn verlossing’, een getuigenis van Ebrahim uit Iran, die de Alphacursus heeft gevolgd, en de viering van het Heilig Avondmaal. De gemeenteleden worden uitgenodigd naar voren te lopen, het brood en de wijn in ontvangst te nemen. En, als ze willen, kunnen ze in de hoek van kerkzaal met twee leden van het ministryteam in gebed.

Zo’n tien tot twintig mensen maken gebruik van het ministrygebed. Ze krijgen een hand op hun schouder gelegd. Zichtbaar voor iedereen, maar toch ook weer intiem. Op de achtergrond speelt de band, ingetogen nu, devoot. De lofprijzing heeft plaatsgemaakt voor aanbidding: ‘Jezus, alles geef ik U, wat ik ben en heb’. De gemeente neuriet zachtjes mee.

Subject

Wat gebeurt hier precies? Wat is er nu de afgelopen jaren wezenlijk veranderd aan de diensten in Houten? VU-antropoloog Johan Roeland is bezig met promotieonderzoek naar evangelicalisering onder jongeren. Hij verrichtte ‘veldwerk’ in Houten, zowel in de NGK als in de PKN-gemeente. Voor zijn dissertatie, die volgend jaar moet verschijnen, was hij met name geïnteresseerd in processen van subjectivering onder jongeren.

‘De jongeren gaan in Houten vaak voorop’, zegt Roeland. Hij bezocht verschillende jeugddiensten en worshipbijeenkomsten. ‘In theologisch opzicht sluiten hun opvattingen vaak nog wel aan bij die van hun ouders. Maar in culturele zin omarmen ze elementen uit de seculiere popular culture.’ [3]

Voor een deel is deze ‘synthese tussen religie en popular culture’ Synthese tussen religie en popular culture. zichtbaar in de stijl van de middagdienst in NGK in Houten: de worshipmuziek, het bandje, de multimediale aanpak met beeld en geluid, een podium in plaats van een preekstoel, en entertainment met drama of liedjes waarbij je mag stampen of klappen.

Vaak wordt binnen de traditionele kerken de nadruk op ervaring, beleving en zintuiglijkheid als een van de belangrijkste kenmerken van evangelicalisering gezien. Roeland nuanceert dat. Hij wijst erop dat ook het traditionele protestantisme in een bepaalde religieuze ervaring bemiddelt. De verandering, zoals die in Houten plaatsvindt, is daarom niet zozeer een verandering van een niet-ervaringsgerichte naar een ervaringsgerichte religiositeit, maar een verandering van een specifiek type ervaring.

Het gaat volgens Roeland in de eerste plaats om een verandering in de wijze waarop het subject wordt aangesproken. ‘Tijdens de diensten wordt vaak benadrukt dat je als mens wordt geaccepteerd. De presentie van de Heilige Geest wordt niet zozeer, zoals in de traditionele kerken, gezocht in Gods Woord, de traditie, de predikant, de gemeenschap of het ethisch handelen. Nee, het gaat meer om de ervaring van het individu en in datgene wat emoties en gevoelens oproept.’

Een andere verandering schuilt in de evocatieve prediking. In een traditionele protestantse dienst geldt de preek, het centrale element van de dienst, bij uitstek als een didactisch medium; het gaat primair om de overdracht van een systeem van religieuze betekenissen. In de charismatisch-evangelicale preek gaat het vaak meer om het oproepen van een van een religieuze ervaring of beleving. Een van die ervaringen is die gevoelde aanwezigheid van de Heilige Geest.

In de derde plaats, nauw daarmee samenhangend, is er een verandering in de zintuiglijkheid van de ervaring. ‘Gods aanwezigheid voelen’, ‘aangeraakt worden’, dat zijn vaak de bewoordingen die daarbij horen. In Houten blijkt die zintuiglijkheid met name uit de worshipmuziek en de ministry, waarbij mensen letterlijk worden aangeraakt. En zelfs de preek, strategisch gesitueerd tussen lofprijzing en aanbidding in, maakt de gemeenteleden bewust of onbewust ontvankelijk voor aanbidding en devotie. Daarmee is de preek niet alleen meer een stukje onderwijs of een appel, maar in belangrijke mate ook iets wat een directe ervaring oproept. Roeland glimlacht: ‘Lange tijd was in gereformeerde kerkdiensten sprake van een proces van desensitizing: niets mocht afleiden van de boodschap, niet het gebouw, niet de intonatie van de predikant. Dat is toch echt veranderd. Er wordt nu buitengewoon veel waarde gehecht aan het zintuiglijke en materiële.’ Veel waarde wordt gehecht aan het zintuiglijke en het materiële.

Ten slotte wijst de VU-onderzoeker op iets wat hij ‘democratisering van het heilige’ zou willen noemen. Dan gaat het over de manier waarop de dienst en de gemeente zijn georganiseerd. Tijdens de middagdienst in Houten is de voorganger in vergelijking met de traditionele protestantse dienst wat minder dominant aanwezig. Hij spreekt een aantal gebeden uit, houdt een preek en bedient de sacramenten. Verder doet een ouderling de voorbede, jongeren regelen de muziek, de coördinator van de Alphacursus heeft een rol, weer iemand anders mag een verhaaltje aan de kinderen vertellen. Typerend bovendien voor gemeenten als Houten is het fenomeen van de kern- of celgroepen. Van elk gemeentelid wordt verwacht ‘actief deel te nemen’ aan zo’n kerngroep, die idealiter tweewekelijks of vaker samenkomt. Er wordt voor elkaar gebeden, de Bijbel gaat open, en er vindt ‘primaire en pastorale zorg’ plaats. [4]

Roeland: ‘Dat soort kerngroepjes brengt echt een democratiseringsproces teweeg. Ze creëren hun eigen normatieve kader. Dat kan zomaar een kader zijn dat aansluit op de gereformeerde traditie. Maar dat is dan wel bij de gratie van individuele leden. De leden van de kerngroep gaan zelf op zoek naar geestelijke vernieuwing.’

Visie

Het verhaal van Houten is grotendeels het verhaal van Westerkamp. Hij was, samen met zijn vrouw, een inspirerende en drijvende kracht achter de transformatie van een traditionele naar een charismatisch-evangelicale gemeenschap. De afgelopen vijftien jaar heeft hij verschillende visiedocumenten voor zijn gemeente geschreven. Aan de hand van die visiestukken is, in retrospectief, mooi te zien hoe bewust en systematisch de gemeente is opgebouwd.

Begin 1999 hield Westerkamp voor de coördinatoren van de kerngroepen een betoog over ‘Kerk voor 2000’. Het verhaal werd later in Inhoud gepubliceerd, het orgaan van de NGK in Houten. ‘Uw ouden zullen dromen dromen en uw jongelingen zullen gezichten zien’, zo begon Westerkamp. ‘Deze zin komt uit het verhaal van Pinksteren toen er op één dag drieduizend mensen werden toegevoegd aan de christelijke gemeente. Je mag zelf kiezen of je me bij de ouden die dromen wilt scharen, of bij de jongelingen die gezichten zien. Ik wil jullie uitnodigen een beetje mee te dromen.’

Wat volgde was een warm pleidooi voor een groeiende gemeente. ‘Groei in kwaliteit en groei in aantal spreken elkaar niet tegen’, hield Westerkamp zijn gemeenteleden voor. ‘Integendeel, het een zal vaak leiden tot het ander. Waar mensen groeien in hun geloof (kwaliteit), groeien ze als verantwoordelijk subject: ze zullen steeds beter beseffen wie ze zijn in Christus en ook met vertrouwen hun positie daarin innemen. Zo’n gemeente wordt daarmee ook aantrekkelijker voor anderen en zal meestal ook groeien.’ Vervolgens sprak de voorganger over de noodzaak van een zogeheten celgroepenstructuur. Gemeenteleden moesten worden opgedeeld in kleine kerngroepen, elk met een leider of oudste die een pastorale blik had [5]. Hij prikkelde zijn gemeente om mee te denken.

Anderhalf jaar later lag er een elf pagina’s tellend beleidsplan, met als motto ‘Mensen tellen. Hen tellen als in Israël ingelijfd’. In het voorwoord stond: ‘In onze gemeente telt ieder mee, ieder mag zijn of haar gaven aanbieden aan de anderen om zo elkaar te dienen met wat we gekregen hebben. (…) Als gemeente willen we groeien in onderlinge liefde en ook groeien in getal. Want ieder mens is er één.’ Een van de belangrijkste, voor Houten kenmerkende, waarden was ‘verwachting’: ‘We luisteren naar God in de verwachting dat Hij niet alleen in het verleden heeft gesproken, maar dat Hij dat ook nu nog doet; we zijn opmerkzaam op wat de Heilige Geest vandaag wereldwijd aan het doen is.’ Maar ‘bij al ons doen en laten geldt één kernwaarde: het Evangelie van het kruis. God is ons genadig in Jezus Christus, Hij wil ons in liefde tot Zijn kinderen maken en ons leven vernieuwen door de kracht van zijn Geest.’ Onder de concrete beleidsvoornemens stond onder meer het plan om ‘binnen de kaders van één gemeente’ diensten te organiseren met een verschillend karakter [6]. Nog steeds werkt die opzet. ’s Ochtends wordt er, voor zo’n honderd mensen, een klassieke kerkdienst georganiseerd, waarin psalmen en gezangen uit het Liedboek worden gezongen. Aansluitend is er een gezinsdienst, met kindernevendienst, liederen voor kinderen, het aansteken van een kaars en vaak een dramagroep. En ’s middags wordt de dienst gehouden met vrijere vormen en opwekkingsliederen.

In 2007 stelde de kerkenraad een nieuw visiedocument op: ‘Bouwen aan Gods koninkrijk met hart en mond en handen’. Hierin spreekt de gemeente uit ‘een eigentijdse en dynamische kerk’ te willen zijn, ‘die actief bezig is het evangelie uit te dragen, die door haar stijl en vormen met name gericht is op zoekers, waar steeds nieuwe mensen tot geloof komen en worden toegerust en waarvan de leden groeien in hun relatie met God’ [7]. Na de opbouw van de gemeentestructuur was het nu tijd geworden om zoekers en buitenstaanders centraal te stellen.

Opvallend is dat de voorkeur voor de vrije stijlvormen tijdens de dienst vooral een pragmatische legitimatie krijgt: onze stijl en vormen zijn bedoeld om zoekers te bereiken, zo is de redenering. Of, zoals Westerkamp zegt: ‘Het gaat erom de taal te spreken van de mensen met wie je wilt communiceren’. De gemeente had ook kunnen kiezen voor een meer theologische legitimatie: de worshipmuziek en het bandje als gaven van God of onderdeel van Gods schepping.

Het verhaal van Houten is het verhaal van Westerkamp. Hij was niet alleen herder en pastor maar ook visionair en beleidsbepaler. Maar er is meer dan dat. Het is ook het verhaal van een ontvankelijke gemeente. Slechts weinigen haakten de afgelopen jaren af. In Engeland kreeg Westerkamp het advies om niets af te schaffen, maar eerder elementen toe te voegen die anders zijn, naast de bestaande vormen. Het advies is niets af te schaffen, maar elementen toe te voegen. Dat kan de weerstand tegen verandering in belangrijke mate reduceren. ‘Bovendien moet je het kind niet met het badwater weggooien’, aldus Westerkamp.

Gereformeerd

Een vraag die critici binnen en buiten de NGK zich stellen: Hoe gereformeerd zijn de samenkomsten in De Lichtboog nog?

In het visiedocument van 2007 benadrukt de gemeente te streven naar evenwicht: tussen hoofd en hart, maar ook tussen de gereformeerde traditie en de evangelische beweging. ‘We putten uit de gereformeerde traditie en we laten ons ook inspireren door ontwikkelingen op het evangelische erf’, heet het.

VU-onderzoeker Roeland: ‘Je ziet niet alleen maar een charismatisch-evangelicale dienst. Uit de nadruk op het Woord, de opbouw van de preken en de Schriftuitleg van Westerkamp blijkt nog altijd de verbondenheid met de gereformeerde traditie. De charismatische elementen zijn er in de loop van de tijd aan toegevoegd. Het is dus eigenlijk een gereformeerde kerkdienst met charismatische en evangelicale aspecten. Maar de hele stijl van de dienst, de manier waarop mensen tijdens het zingen hun lichaam kunnen gebruiken, de nadruk op muziek, zintuigen en ervaring – in dat opzicht is toch echt wel sprake van een trendbreuk met de gereformeerde traditie.’

Roeland herinnert zich een ontmoeting met een enthousiast gelovig meisje van rond de zestien bij een worshipbijeenkomst in Houten. ‘Ik stelde haar de vraag naar welke kerk ze ging. Ze had geen idee. Vervolgens vroeg ik haar hoe laat ze naar de kerk ging. Om 14.00 uur, antwoordde. Pas toen wist ik dat ze lid moest zijn van de Nederlands Gereformeerde kerk. Dat meisje had totaal geen benul wat protestants of gereformeerd betekende.’ Maar, voegt Roeland er gelijk aan toe: ‘Er zijn ook jongeren uit de NGK in Houten die dat wel weten’. Bovendien geldt dat de middagdienst wekelijks tientallen buitenkerkelijke en ongelovige jongeren trekt; hen kan toch moeilijk een gebrek aan kennis over de gereformeerde traditie worden verweten.

Westerkamp zelf voelt zich zeer verbonden met de gereformeerde traditie. In zijn jaren in Afrika had hij Calvijns Institutie steevast bij zich. ‘Het is een groot voorrecht om in de gereformeerde traditie te staan. Het respect voor de Schrift en het degelijke bijbelonderzoek zijn voor mij de belangrijkste piketpalen uit die traditie.’

Volgens Westerkamp zijn er interessante raakvlakken tussen de gereformeerde traditie en de charismatische beweging. ‘Calvijn werd niet voor niets ‘de theoloog van de Heilige Geest’ genoemd. De Heidelbergse Catechismus heeft relatief veel aandacht voor de Geest, metbijvoorbeeld pareltjes als antwoord 116: ‘Dat God Zijn genade en de Heilige Geest alleen aan diegenen geven wil, die Hem met hartelijke zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken.’ Er zijn bovendien grote theologen in de gereformeerde traditie als Jonathan Edwards, Martyn Lloyd Jones, en in ons land bijvoorbeeld de christelijke gereformeerde prof. dr. Versteeg, die zich heel positief hebben uitgesproken over bijzondere uitingen van de Geest.’

Hij kent de kritiek wel, zegt hij. ‘Met name vanuit gereformeerd vrijgemaakte hoek was er nog wel eens commentaar op de veranderingen in onze gemeente.’ Westerkamp: ‘Ik ben niet onder de indruk als mensen zeggen dat wij niet gereformeerd genoeg zijn. Ecclesia reformata semper reformanda, een gereformeerde kerk moet altijd gereformeerd worden. Ik trek het me wel aan als anderen zeggen dat wij niet Bijbels zijn. Dan ga ik met ze in discussie.’

Natuurlijk zijn er ‘excessen’ in de charismatische beweging, zo vindt Westerkamp. ‘Maar daarmee kun je niet de beweging als geheel afschrijven.” Liever wijst hij mensen op hun eigen eenzijdigheden en op de mogelijkheid om meer van God te verwachten. “Het is heel westers om mensen altijd maar op hun verstand aan te spreken. Maar het gaat er vooral om wat God doet, hier en nu.’

Dat is volgens hem waar het om draait bij de charismatische vernieuwingsbeweging: ‘Leven in de verwachting dat God hier en nu handelt. Hij spreekt nog steeds tot mensen, door Zijn Woord, door de woorden van anderen, door engelen, visioenen en beelden. Daar moeten we open voor staan.’

[cv]

Drs. Pieter Jan Dijkman is politiek journalist bij het Reformatorisch Dagblad en redacteur van Wapenveld.

  1. Vgl. Mary Pytches, Set my people free: inner healing in the local church, Londen (1987). De Nederlandse vertaling: Mary Pytches, Bevrijdend heil: een handboek voor innerlijke heelwording, Hilversum en Utrecht (1990).
  2. www.new-wine.nl. De website van de Nederlandse afdeling van New Wine. De in 2003 opgerichte Nederlandse stichting heeft een eigen kleur ten opzichte van de Engelse New Wine. Kernwaarden van de Nederlandse afdeling zijn ‘de verwachting van Gods krachtdadige aanwezigheid, de realiteit van het Koninkrijk van God, vernieuwing van de christelijke gemeente, onmisbaarheid van de gaven van de Geest, visie voor leiders, het aanbieden van ervaringen in een veilige context en een bijbelse legitimering.’
  3. Vgl. Johan Roeland, ‘God is a DJ. Evangelicalisme en popular culture’ in: Praktische Theologie 34 (2007), p. 194-206. Roeland betoogt in ‘God is a DJ’: ‘Het is de synthese tussen religie en popular culture die het evangelicalisme zo aantrekkelijk maakt voor jongeren. Het biedt de legitimatie om actief te participeren in de popular culture; het biedt de mogelijkheid van een religieuze wereld waarin hun ‘taal’ gesproken wordt; en het biedt een alternatief voor die vormen van popular culture die niet stroken met de religieuze opvattingen.’
  4. www.delichtboog.nl, de website van de NGK in Houten.
  5. Dick Westerkamp, ‘Kerk voor 2000’ (1999). Uit persoonlijk archief van Westerkamp.
  6. ‘Mensen tellen. Een visie voor de Nederlands Gereformeerde Kerk Houten’ (2000). Uit persoonlijk archief van Westerkamp.
  7. ‘Bouwen aan Gods koninkrijk met hart en mond en handen’ (2007). www.delichtboog.nl.