Mannen en vrouwen staan vooral zichzelf in de weg

Sekseverhoudingen en Schade aan de ziel
Bonhoeffers huwelijkspreek naar aanleiding van Efeze 1:12 doet het momenteel goed in orthodoxe kring. Een fragment van deze preek stond in 'Ecclesia' en werd vervolgens door v.d.G. overgenomen in 'De Waarheidsvriend' . Soms is het handig een 'modern' theoloog klassieke gedachten te laten verwoorden.

Ook ik neem weer enkele woorden over: ‘De plaats die God de vrouw heeft toegewezen in het huwelijk is het huis van de man. Wat een huis betekenen kan zijn de meesten vergeten, maar ons is het juist nu (in oorlogstijd) bijzonder duidelijk geworden. Het is midden in de wereld een eigen domein, een burcht in de storm van de tijd, een toevluchtsoord, een tempel; het rust niet op de wankele basis van wisselende gebeurtenissen in het openbare leven, het rust in God; van God kreeg het zijn zin en waarde, zijn wezen en recht, zijn eigen doel en waardigheid. Het is een stichting van God in de wereld, een plaats waar – wat er ook gebeurt in de wereld – vrede moet heersen, stilte, vreugde, liefde, reinheid, beheersing, eerbied, gehoorzaamheid en in dit alles geluk. Het is de roeping en het geluk van de vrouw, in de wereld deze wereld te bouwen voor de man en daarin te werken. Gelukkig de vrouw die begrijpt, hoe groot en rijk haar roeping en opdracht is. Niet het nieuwe, maar het blijvende, niet het wisselende maar het bestendige, niet het luidruchtige maar het stille, niet de woorden maar het doen, niet het bevelen maar het winnen, niet het begeren maar het bezitten en dit alles gedragen en bezield door de liefde tot de man, dat is het rijk van de vrouw.’

Afgezien van het wat archaïsche taalgebruik, zal wat Bonhoeffer opmerkt over het huis als plaats van vrede temidden van het woelen van de wereld door velen als een misschien wat sentimenteel maar ook voorstelbaar verlangen worden aangemerkt. Ook de moderne mens is dit verlangen niet vreemd. Maar dat voor de vervulling van dit verlangen alleen de vrouw verantwoordelijk wordt gesteld, en dan ook nog ten behoeve van de man, roept wellicht evenveel weerstand en ironie op als de toelichting op de rol van de man en de vrouw uit de in omloop zijnde kerkelijke huwelijksformulieren. Wie zich in onze tijd waagt aan het beschrijven van het eigene van man en vrouw en daar ook nog rolvoorschriften aan koppelt, begeeft zich op glad ijs. Na een eeuw vrouwenemancipatie rust hier een fors taboe op. In zekere zin is deze emancipatiebeweging uitgelopen op een beeldenstorm. Daarbij richt men zich niet alleen op het beeld van de vrouw, maar ook op dat van de man.

Twee citaten, afkomstig uit literatuur over seksespecifieke hulpverlening [2], maken dit duidelijk.

'Geen enkele vrouw ontkomt aan de maatschappelijke invloed die de constructie van vrouwelijkheid uitoefent. Het bepaalt wat je wel kan doen en wat niet, wat je mag weten en wat niet, hoe je je mag kleden, hoe je kinderen krijgt of niet. Het bepaalt ook wat er in je leven met je gebeurt en welke mogelijkheden je hebt om daar iets aan of mee te doen. Het bepaalt je keuzen of juist het gebrek aan keuzen. Het bepaalt uiteindelijk hoe je over jezelf denkt en voelt en daarmee je identiteit' (citaat van Nelleke Nicolai, [3]).

'De oude (mannelijke) dominantie werkt niet meer. In huis niet meer, maar ook niet meer in organisaties en bedrijven die tot voor kort mannenbolwerken waren. Mannen beginnen zich nutteloos te voelen en raken in crisis. Ze vragen zich af wie ze nu eigenlijk zijn op gender- en op persoonlijk niveau. En als ze daar zelf al niet mee bezig zijn, wijzen de media hen daar wel op. Echtscheiding wordt in Nederland in overgrote meerderheid door vrouwen aangevraagd. De meeste mannen hebben geen idee wat hun overkomt als hun echtgenote of vriendin hen verlaat. En als ze kinderen hebben, blijkt het een groot probleem om met hun vaderschap op afstand om te gaan' (citaat van Dirck van Bekkum, [4]).

Waar Bonhoeffer in zijn preek een rollenpatroon construeert en aangeeft dat dit door God zelf is ingesteld, benadrukken Van Bekkum en Nicolai dat het juist deze constructies zijn die leiden tot psycho-sociale problemen bij mannen en vrouwen, dan wel de instandhouding ervan.

Sociale psychologie

Daarmee staat Bonhoeffer, theoloog, tegenover Nicolai en Van Bekkum, die het thema vooral vanuit een (sociaal) psychologische invalshoek benaderen. Een confrontatie tussen theologie of christelijke traditie en psychologie heeft andere elementen in zich dan die tussen theologie en sociologie. Persoon en gezin als microkosmos staan direct in het middelpunt. De architectonische kritiek op de samenleving is hier een afgeleide van. De confrontatie is directer en raakt, meer dan bij een sociologisch debat, de beleving.

Voor deze opzet is gekozen omdat dit weerspiegelt in welke fase het emancipatieproces terecht is gekomen. Het is zelfs de vraag of het onderwerp zich uitsluitend sociologisch laat benaderen. Bij raadpleging van de belangrijkste sociologische boeken van de afgelopen eeuw, valt op dat grote sociologen, publicerend (ruim) voor de Tweede Wereldoorlog, maar in zeer beperkte mate aandacht hadden voor sekseverhoudingen. M. Weber, E. Durkheim en (wat later) K. Mannheim besteden in hun hoofdwerken vooral aandacht aan klassenverhoudingen. De arbeiders krijgen meer aandacht dan de sekse.

De eerste echte gezinssocioloog A. Parsons (1902-1972) ontvouwde zijn gedachten over en observaties van het gezin vooral rond de jaren vijftig. Echte aandacht voor het gezin had ook hij niet. Het ging hem om het geheel van de westerse samenleving. Een goed functionerend gezinsleven werd door hem gezien als een voorwaarde voor een stabiele samenleving. Hij hechtte daarom evenveel waarde aan vredige huishoudens als Bonhoeffer, met eenzelfde rolpatroon. Niet zozeer omdat God dat gewild zou hebben, maar omdat het bijdraagt aan evenwicht en orde en goed is voor de economie. Arbeidskrachten, mannen, hebben hersteltijd nodig. Bovendien is het voor de toekomst van de samenleving van belang dat er nieuwe generaties arbeidskrachten klaargestoomd worden. Het gezin is de plek waar deze reproductie, in dubbele betekenis, plaats dient te vinden.

Het zijn de sociologen van de jaren tachtig en negentig, U. Beck, A. Giddens, en B.S. Turner, die de gevolgen van de feministische vrijheidsstrijd verwerken in hun observaties van het gezin en de sekseverhoudingen. Zij benadrukken allen de individualisering, mogelijk geworden door anticonceptie, toenemende welvaart en formele gelijkstelling van mannen en vrouwen als gevolg van de emancipatiestrijd. Het kerngezin is niet langer de enige bestaansmogelijkheid om te overleven in de maatschappij. Cultuur en structuur van de westerse samenleving stellen ook het individu in staat te overleven. Eventueel met kind.

Deze historisch bezien unieke vrijheid geeft volop ruimte om te experimenteren met een klassieke ordening als het kerngezin. Hierbij kan gedacht worden aan verschuivingen in rollenpatronen, andere samenlevingsvormen, echtscheiding, seriële opeenvolging van gezinsvorming enz. De waardering hiervoor verschilt. Giddens is enthousiast. Hij benadrukt dat intimiteit nu autonoom en in vrijheid genoten kan worden. Afgezet tegen het machtsmisbruik in het verleden, vooral door mannen, is dit winst. Beck onderkent dit ook, maar ziet meer schaduwzijden. Hij heeft er oog voor dat vrijheid ook een last kan zijn.

Echt vernieuwend zijn deze sociologische observaties niet. Het is meer een inventarisatie van ontwikkelingen die zich hebben voor gedaan en die nu min of meer tot rust zijn gekomen. Hetzelfde kan in zekere zin gezegd worden over sociologische en maatschappelijke analyses uit feministische hoek. Ook hier overheerst de stilte en de rust. De strijd is gestreden. Slechts enkele bolwerkjes resteren: de SGP, de kerken en allochtone subculturen.

Maar reden tot optimisme is dit niet. Er moet nog één strijd gestreden worden. Mannen en vrouwen staan vooral zichzelf in de weg. De literatuur over de sekseverhoudingen heeft daarom een sterk (sociaal) psychologisch karakter. De op de maatschappij bevochten gelijkheid (en vrijheid) roept blijkbaar de nodige hanteringsvragen op en, gezien de stroom aan publicaties over mannen, niet alleen voor vrouwen. Sekse is geen politiek item meer, maar een psychologisch.

Sekse-coderingen

Een ware vondst in de sociaal-psychologische hoek is een kleine codex van zowel mannelijkheid als vrouwelijkheid, de zogenaamde mannelijkheids- en vrouwelijkheidscoderingen (zie onderaan dit artikel) [5]. Deze coderingen weerspiegelen wat Nicolai de constructie van vrouwelijkheid (en mannelijkheid) noemt. Formeel heeft de westerse samenleving dan wel een einde gemaakt aan de klassiek patriarchale structuren, maar in de cultuur en het collectieve geheugen van de samenleving werken deze rolpatronen nog door. In het socialisatieproces, zowel primair binnen gezinnen als secundair in onderwijs, media en de interactie tussen de seksen, wordt aan vrouwen en mannen nog steeds het beeld voorgehouden dat in de seksecoderingen is weergegeven. En dat voorgehouden beeld, de constructie van vrouwelijkheid en mannelijkheid, wordt geïnternaliseerd [6].

Tijdens mijn lessen gezinssociologie van de afgelopen jaren heb ik veel met deze coderingen gewerkt. Eén van de terugkerende oefeningen is dat ik de studenten zelf laat scoren op deze coderingen en dit vervolgens ook nog een keer laat doen door medestudenten van de andere sekse. Mannen en vrouwen krijgen zo niet alleen een eigen seksescore maar ook een score op seksekenmerken door hun omgeving. Opmerkelijk bij deze oefening is dat velen zichzelf niet graag als typisch vrouwelijk of mannelijk neergezet willen zien en zichzelf dan ook minder vrouwelijkheids- of mannelijkheidscoderingen toeschrijven dan hun omgeving doet. Tijdens het gesprek dat volgt naar aanleiding van de verschillende scores blijkt in de meeste gevallen dat zowel mannen als vrouwen in veel gevallen aan de coderingen voldoen. Sterker nog, het gedrag wordt niet alleen herkend, maar ook op prijs gesteld en daarom in stand gehouden.

De coderingen blijken in de praktijk van het leven maar al te zeer van toepassing te zijn, zelfs wanneer sprake is van een hoge mate van emancipatie en bewust en onbewust afzetten tegen klassieke rolpatronen. Om codex en praktijk wat dichter bij elkaar te brengen enkele illustraties.

Premier

Veel van de mannelijkheidscoderingen zijn in de publieke moraal gesneuveld. Mannen die huilen, om hulp durven vragen, slachtofferschap kunnen aanvaarden en zich durven onttrekken aan het haantjesgedrag worden publiekelijk geprezen en in bladen als Opzij en programma’s als Man/Vrouw sterk gepromoot. De voortdurend rationeel en functioneel denkende en werkende man staat onder kritiek van de veremotionaliseerde publieke moraal. Premier Kok had hier een goede antenne voor. Zijn publieke optredens rond Srebrenica en de moord op Fortuijn waren er een demonstratie van. Woorden als geschokt, er kapot van zijn, geslagen, vloeiden over zijn lippen. Grafstem en getekend hoofd onderstreepten de woorden. Hier stond een lijdend mens.

En hoewel het er op leek dat Kok zich bevrijd had van de mannelijkheidscoderingen, demonstreerde hij ze voortdurend. Allereerst al door de nieuwe en bedenkelijke ethiek die ontwikkeld werd ter legitimatie van het eigen handelen. Formeel en materieel was juist gehandeld ten aanzien van Srebrenica en hadden de kabinetten schone handen. Moreel en emotioneel lag er nog wel een zekere verantwoordelijkheid.

Al even mannelijk was het wel praten over emoties, kapot zijn, en het tegelijkertijd voortdurend demonstreren van beheersing van die emoties en het daartoe oproepen. Het kapot zijn zelf hebben we nooit gezien. Ook niet de pijn of de wroeging. Wel de strijd om beheersing van deze of andere gevoelens (agressie en woede). Na het zoveelste optreden met woorden als pijn, verdriet en aangeslagen zijn, begon het hol te klinken. Alsof het een truc werd.

Een functionele inzet van moreel gevoel en emotie, mannelijker kan het haast niet.

Hanna en Peninna

Ter illustratie van de vrouwelijkheidscoderingen ‘gebruik’ ik het verhaal van Hanna, Peninna en Elkana uit I Samuël 1. Hanna, Peninna en Elkana’s jaarlijkse tochten naar Silo om te aanbidden verlopen steeds moeizamer. Peninna, moe van het tweede-vrouw-zijn, goed genoeg om kinderen te baren aan Elkana, maar niet geliefd, treitert Hanna op haar zwakke plek: de kinderloosheid [7]. Elkana, codering 2 en 3, gaat niet in op het verdriet van Hanna, maar handelt naar bevind van zaken. Hij verwent, verzorgt, leidt af en geeft cadeautjes. Gaten in het hart moet je vullen, daar sta je niet bij stil. ‘We schieten er niets mee op als ik mee ga zitten huilen.’ Een prachtige mannelijke uitspraak geeft de bijbelschrijver weer: ‘Ben ik u niet meer waard dan tien zonen?’ Een vraag om erkenning voor alle mannelijke inzet waar het ene, kinderen, buiten zijn schuld niet oplosbaar is. Mannen voelen zich veelal machteloos bij verdriet waar niets aan te doen is. Het verdriet van vrouwen wordt dan al snel als een aanklacht uitgelegd.

Hanna wordt door de bijbelschrijver prachtig vrouwelijk beschreven. Kwetsbaar, emotioneel, afhankelijk en zozeer getroffen door het onvervulde verlangen naar kinderen dat zelfs haar uiterlijk schoon er door aangetast wordt. Hanna wordt niet agressief of boos, nee zij treurt, eet niet meer en trekt zich terug. Hanna zoekt hulp bij God. Niet met een doelgericht gebed en dan over tot de orde van de dag, nee, ze stort haar hart uit, weent zeer en blijft maar doorgaan, met bewegende lippen, onder het oog van Eli.

Overigens laat niet alleen het eerste hoofdstuk van Samuël zich seksespecifiek lezen. Vooral de mannelijkheidscoderingen kom je in dit boek voortdurend tegen. Sauls angst voor de opkomende David en de manieren waarop hij strijd met hem voert vormen een prachtige illustratie van concurrentie. Verder zijn de passages over Amnon, Tamar en Absalom seksespecifiek gelezen ontluisterend en juist daarin illustratief.

Conflict

De mannelijkheids- en vrouwelijkheidscoderingen mogen dan herkenbaar zijn en veel inzicht geven in het gedrag van mannen en vrouwen, ze zijn niet opgesteld in de geest van de rolbeschrijving in de preek van Bonhoeffer of de kerkelijke huwelijksformulieren – hoeveel verwantschap er tussen beide ook is. Binnen de seksespecifieke hulpverlening gaat het juist niet om de erkenning van de morele boodschap die onze cultuur aan mannen en vrouwen meegeeft. Doel is de ontmaskering. Lezing van de coderingen dient mannen en vrouwen te doen beseffen hoezeer deze cultuuropdracht hen vastzet en de vrije en autonome zelfontplooiing in de weg staat. Juist daarom wordt voortdurend benadrukt dat de coderingen sociale constructies zijn en niet het gevolg van de mannelijke of vrouwelijke fysiologie.

Dat deze coderingen mannen en vrouwen vastzetten is momenteel goed merkbaar. Doordat vrouwen en mannen in de structuur van de samenleving posities in zijn gaan nemen die niet langer passend zijn bij de door hen geïnternaliseerde mannelijkheids- en vrouwelijkheidsmoraal, ontstaan tal van psychosociale problemen.

Posities

Zo is in de achterliggende decennia een groot aantal vrouwen toegetreden tot de arbeidsmarkt met als doel daar structureel te verblijven. Eindelijk heeft de westerse cultuur ontdekt dat vrouwen ook economisch productief kunnen zijn en dat het klassieke rollenpatroon pure kapitaalsvernietiging betekent. Dit proces stond sterk in het teken van het gelijkheidsdenken. Onderscheid tussen mannen en vrouwen mocht niet langer gemaakt worden. Het zou uitvloeisel zijn van de patriarchale, vrouwen onderdrukkende, cultuur.

Aan het optimisme van het gelijkheidsdenken komt langzaam maar zeker een einde. Vrouwen blijken zich met moeite te handhaven in het arbeidsproces, maken minder carrière en worden verhoudingsgewijs meer getroffen door burn-out en andere, op WAO uitlopende, ziekten.

Bezien vanuit de seksespecifieke hulpverlening en de vrouwelijkheidscoderingen kan deze problematiek verklaard worden als een conflict tussen structuur en cultuur. De vrouwelijkheidscoderingen, geïnternaliseerd door vrouwen, maar hun opgedrongen door een van oudsher patriarchale cultuur, passen niet bij de functie die juist een beroep doet op mannelijkheidscoderingen, daar de beroepscultuur ontstaan is in diezelfde patriarchale cultuur. Succes is afhankelijk van de mate waarin vrouwen in staat zijn zich het mannelijke vertoog van assertiviteit, zelfstandigheid en concurrentie eigen te maken. Daarnaast is er natuurlijk ook de mogelijkheid de patriarchale cultuur in het werk te doorbreken en onderdelen uit de vrouwelijkheidscoderingen in het werk acceptabel te maken.

Doordat dit gebeurt wordt de druk voor mannen weer hoger. Als gevolg van de feminisering van de samenleving beleven nu ook mannen hun identiteitsconflicten op het werk. Van managers wordt nu empathie, zorg, samenwerking en oog voor onuitgesproken wensen en verlangens verwacht. Een patriarchale en autoritaire werkstijl past niet meer.

Gevolg van dit alles is dat, zeker in de hogere functies, steeds meer aandacht is gekomen voor coaching, supervisie en andere begeleidingsvormen ontleend aan het welzijnswerk. Cursussen en professionalisering zijn steeds minder gericht op beroepsinhouden, maar op het hanteerbaar maken van conflicten die voortvloeien uit de botsing tussen identiteit of karakter en de eisen die de functie aan de persoon stelt [8].

Dezelfde problemen doen zich in de private sfeer voor. Ook hier worden rollenpatronen doorbroken. Vrouwen zijn niet langer alleen verantwoordelijk voor het vredige huishouden van Bonhoeffer. Zorgtaken worden geëxternaliseerd naar crèches en huishoudsters dan wel onderling verdeeld. Vanzelfsprekend leidt dit tot nauw overleg, onderhandelen en afstemming tussen de partners. Het gevangen zitten in de vrouwelijkheidscoderingen leidt bij veel vrouwen tot schuldgevoelens (ben ik wel een goede moeder en echtgenoot), moeite met loslaten en overdragen en daaruit voortvloeiende bemoeizucht met zorggedrag van partner dan wel crècheleidster of huishoudster en het opzien tegen taken en rollen die minder aansluiten op de vrouwelijkheidscoderingen.

Mannen lopen er tegen aan dat zij met hun geïnternaliseerde mannelijkheiscoderingen geen successen kunnen boeken op zorggebied. Er is geen concurrentie, het functionele en productiegerichte werken past minder bij zorgen en als het aankomt op aanvoelen en beschikbaar zijn ervaren zij zichzelf als onhandig en weinig geslaagd of effectief (om het maar eens mannelijk uit te drukken).

Zowel de noodzaak van afstemmen en overleg als het zich begeven op elkaars terrein, op een eigen manier, vergroot de intensiteit van de relatie. Waar sprake is van voldoende toewijding bij beiden, kan dit leiden tot grotere intimiteit en verdieping van de relatie en de afzonderlijke levens. Maar lang niet alle relaties zijn hiertegen bestand. Machtsstrijd en onevenwichtigheid in taken en vreugde zijn hiervan het gevolg. Vanuit de coderingen bezien staan vrouwen het meest voorgesorteerd om hierin het onderspit te delven. Naast hun publieke functie blijven zij verantwoordelijk voor de microkosmos van het gezinsleven en doen mannen slechts aanvullende taken (vuilnisbak buiten zetten, afwasmachine leeghalen en soms stofzuigen).

Het gaat dan ook niet goed met het gezinsleven in Nederland. Zo’n 30% van de huwelijken strandt en een groot deel van de scheidingsaanvragen wordt gedaan door vrouwen tot grote verbazing van hun man. Zij voelden het niet aankomen.

De problemen op het private terrein leiden net als in het publieke leven tot vormen van professionalisering, zij het dat het hier therapie heet. Ook hier allerlei vormen van training, coachingsgesprekken en groepssessies waar mannen en vrouwen leren de conflicten tussen wie zij zelf zijn, de rolverwachtingen en de taken die zij hebben te hanteren en op te lossen dan wel te hanteren.

Individualisering

Wanneer je dit alles in historisch perspectief plaatst, ontstaat het beeld dat de seksespecifieke hulpverlening het eindpunt is van het emancipatieproces van de twintigste eeuw. Tot aan de jaren tachtig zijn de onderdrukkende patriarchale structuren opgeruimd en is een formeel gelijke toegankelijkheid voor mannen en vrouwen gerealiseerd. De psychosociale benadering van vrouwen en mannen, kenmerkend voor de seksespecifieke hulpverlening, vormt het sluitstuk. Het stelt individuen, mannen en vrouwen, in staat zich te bevrijden van de doorwerking van klassieke man- en vrouwbeelden. Het individu wordt de mogelijkheid geboden een ‘zelf’ te ontwikkelen dat bij hem of haar past, wat hij of zij zelf wil, wat goed voelt [9].

In dit licht bezien is het emancipatieproces misschien wel het meest vergaande cultuurveranderende proces geweest van de afgelopen eeuw, in eerste instantie op micro-niveau. Dankzij dit proces is de ultieme individualisering en individuele vrijheid binnen handbereik gekomen. We worden in staat gesteld een ‘zelf’ te vormen naar eigen inzichten, los van sekse, met als ultieme vorm geslachtsaanpassing zodat vorm en inhoud corresponderen.

Maar het blijft niet tot het micro-niveau beperkt. De individualisering raakt de structuren van de samenleving als geheel. Dat dit tot problemen leidt is duidelijk. Onze geïndividualiseerde samenleving ontbeert momenteel een goed socialisatiesysteem waarbinnen de burgers hun plek binnen het systeem krijgen toegewezen, inclusief hun rechten en plichten en een burgerschapsmoraal. Het integreren van individualisering en burgerschap is het centrale binnenlandse probleem voor het nieuwe kabinet.

Balans

Het is onzorgvuldig en te eenvoudig om het hierboven beschreven proces van individualisering en de verworven vrijheid bij het vormen van de eigen sekse-identiteit te veroordelen op grond van de sociaal-maatschappelijke gevolgen. Dat dit cultuurhervormende proces schade berokkent aan structuren als het gezin, de familie en andere sociale structuren, wil nog niet zeggen dat dit proces op zichzelf verkeerd is.

De opzet van deze serie, Schade aan de ziel, geeft deze onmiskenbaar een conservatief en nostalgisch karakter. Ook voor dit artikel is zo’n strekking eenvoudig denkbaar. De moderne mens lijkt een wereld te winnen, door zich te ontdoen van de kluisters van de mannelijkheids- en vrouwelijkheidscoderingen. Bonhoeffer, kerkelijke huwelijksformulieren worden bij de schroothoop gezet. Maar, de keerzijde van deze winst is de schade aan de ziel. De mens vereenzaamt, vervreemdt van zichzelf en raakt de geborgenheid bij zijn medemens en Schepper kwijt. Sterker nog, het leidt tot een narcistische levenshouding waarin mensen elkaar alleen maar meer pijn doen. Vorm willen geven aan de eigen sekse-identiteit, zonder oog voor het geschapen zijn, is opstand tegen God. En klaar zijn we weer.

Zo redenerend, zouden de mannelijkheids- en vrouwelijkheidscoderingen scheppingsordeningen van God zijn. En als je de preek van Bonhoeffer leest, zou je die indruk ook kunnen krijgen. Scheppingsordeningen die heilzaam zijn.

Zonder het bestaan van deze scheppingsordeningen direct te willen ontkennen of bestrijden, plaats ik wel enkele kanttekeningen bij de heilzaamheid er van. Wanneer je de twee boeken Samuël leest door een seksespecifieke bril tref je daarin een aanklacht aan tegen juist die patriarchale structuur. De mannelijke prestatiegerichtheid, de behoefte aan concurrentiestrijd, de neiging zichzelf onder controle te willen houden en geen hulp te mogen vragen, het beleven van intimiteit via seksualiteit, het moeten beschermen van diegenen die afhankelijk van je zijn en het willen presteren door te zorgen voor nageslacht brengt alle mannelijke hoofdpersonen in deze boeken in problemen en brengt schade toe aan vrouwen. Elkana die maar twee vrouwen neemt om zo toch nog nageslacht te hebben, daarmee twee vrouwen ongelukkig makend. Eli die loyaler is aan zijn zonen en de erfopvolging dan aan Gods geboden voor de priesterdienst. Samuël die dezelfde fout als Eli begaat. Saul die zo opgaat in zijn machtsstrijd dat hij elk oog voor de realiteit verliest. David die als echtgenoot en vader op alle fronten faalt. Amnon die zijn seksuele begeerte verwart met verliefdheid op zijn zus en haar, na een verkrachting pardoes haat (want de haat, waarmede hij haar haatte, was groter dan de liefde, waarmede hij haar had liefgehad). Wanneer je Samuël leest als een boek over gezinnen en families in een patriarchale context, besef je tot welke ontsporingen patriarchaat kan leiden en in de praktijk ook geleid heeft.

Het verdedigen van de patriarchale samenleving en de klassieke sekserollen lijkt mij bij voorbaat een verloren zaak. Vrouwen zijn er te veel slachtoffer van geweest, dan wel door gekluisterd en mannen heeft het teveel vrij baan gegeven voor hun agressie en hen tegelijk opgesloten in hun eenzaamheid.

Sociale constructie

Dit neemt niet weg dat ik ook zo mijn kanttekeningen heb bij de mensvisie van de seksespecifieke hulpverlening. Zijn mannelijkheid en vrouwelijkheid alleen maar sociale constructies die de machtsverhoudingen in de maatschappij weerspiegelen? Moeten mannen en vrouwen hun eigen identiteit veroveren op en ontwikkelen in strijd met die sociale constructie? Zijn de coderingen binnen de seksespecifieke hulpverlening – natuurlijk bewust zo geformuleerd dat het moreel onderdrukkende van de sociale constructie in het oog springt – werkelijk gespeend van elke realiteitszin? Leidt het zich ontworstelen aan deze sociale identiteit en het ontwikkelen van een eigen identiteit werkelijk tot opheffing van vervreemding en vrijheid?

Na jaren lesgeven over deze thematiek en nauw betrokken zijn bij allerlei hulpverleningsprocessen via stagebegeleiding van studenten maatschappelijk werk en door observatie en reflectie kom ik zelf steeds meer tot de conclusie dat sekse niet alleen een sociale constructie is. De coderingen kunnen evenzeer herleid worden tot de fysiologie van mannen en vrouwen. Dat willen ontkennen beschouw ik als een ideologisch blinde vlek. De lichaamsontwikkeling en -beleving heeft onmiskenbaar invloed op de identiteitsontwikkeling.

Mannen

Dat mannen gemiddeld genomen groter en sterker zijn blijft niet zonder gevolgen. Het confronteert hen al vroeg met het fenomeen macht, juist ook over de andere sekse. Met die macht moeten ze iets. Ze kunnen die agressief inzetten en heersen, ze kunnen ook beschermen of delen.

De lichaamsbeleving van mannen is ook anders dan die van vrouwen. Mannen hebben een lichaam en zijn het veel minder. Het lichaam zelf wordt veel minder gevoeld en ervaren. Het enige opmerkelijke onbewuste proces in het lichaam waar ze mee geconfronteerd worden is de seksuele drift (erectie en zaadlozing). Behalve wanneer ze ziek zijn, is het lichaam er gewoon, onbewust en ongedacht. Hierdoor gaan mannen veel instrumenteler en functioneler met hun lichaam om. Dat mannen handelingsgerichter en prestatiegerichter zijn verrast dan ook niet.

Dit onbewust zijn van het lichaam kan leiden tot vervreemding van het lichaam. Het negeren van het lichaam kon wel eens de reden zijn van het negeren van gevoelens. Gevoelens van verdriet, eenzaamheid en boosheid hebben ook een lichamelijke component. Wanneer je de Psalmen leest op lichaamsbeleving wordt dat vanzelf duidelijk. Onbewustheid van het lichaam leidt dan ook al gauw tot onbewust zijn van gevoelens. De neiging om alles te rationaliseren en te beredeneren is dan de uitweg.

Veel hiervan is terug te vinden in de seksuele beleving van mannen. De geslachtsdaad heeft zowel in de praktijk als in de beleving voor mannen elementen van ‘agressie’ en ‘geweld’ in zich. Het lichaam van de ander wordt betreden. Het is tegelijkertijd het moment waarop mannen zich uiterst bewust zijn van hun eigen fysiologische reacties. Bovendien doet de seksuele prikkeling zich op de meest ondenkbare momenten voor. Tenslotte heeft de geslachtsdaad voor mannen veel meer een resultaatkarakter. Veel coderingen zijn hier op terug te voeren dan wel er aan gerelateerd (beheersing, bescherming bieden, seksueel presteren, prestatiegericht zijn enz.).

Hiermee is niet gezegd dat de mannelijkheidscoderingen voor een groot deel natuurwetten of scheppingsordeningen zijn. Een mens is meer dan zijn lichaam. Hij heeft het vermogen en de opdracht zich ertoe te verhouden. Maar het lichaam zorgt wel voor een begrenzing in het zich verhouden tot dat lichaam. Het miskennen van die begrenzing leidt evenzeer tot vervreemding.

Vrouwen

Voor vrouwen geldt op een aantal punten het tegenovergestelde. Het fysiek zwakker zijn confronteert vrouwen al vroeg met hun (relatieve) onmacht tegenover een potentieel agressieve opponent. Het besef van afhankelijkheid en kwetsbaarheid is een toeleidende weg naar zorgzaamheid, solidariteit, hulp in mogen roepen en verlangen naar intimiteit.

De lichaamsveranderingen gedurende de pubertijd, de menstruatiecyclus en (potentiële) zwangerschappen leiden als vanzelf tot een veel nadrukkelijker lichaamsbeleving dan bij mannen. Dat de menstruatiecyclus gepaard gaat met stemmingsveranderingen draagt hier nog eens aan bij. Het vergroot een emotioneel bewustzijn. Een doorvloeien hierin, zonder rationele correctie is hier een mogelijk gevaar. Dat de schoonheidscultus een sociale constructie is en uiting van machtsuitoefening door mannen, geloof ik direct. Maar dat in de schoonheidscultus ook een element lichaamsverzorging zit, voortvloeiend uit een groter lichaamsbewustzijn, zou ik evenmin willen ontkennen.

Seksualiteit is voor vrouwen niet alleen een geslachtsdaad maar ingebed in de gehele lichaamsbeleving. In het ontvangende zit onmiskenbaar afhankelijkheid en kwetsbaarheid. Intimiteit heft dit op.

Tenslotte stimuleert het vermogen kinderen te dragen een besef van zorgverantwoordelijkheid en draagt het bij aan het rekening houden met behoeften en wensen van anderen. Het hebben van een sprakeloze zuigeling maakt zelfs alert op onuitgesproken behoeften en wensen.

Ook hier biedt het lichaam zowel mogelijkheden als begrenzingen en dient men zich tot het lichaam te verhouden. Maar vrouwelijkheidscoderingen zijn niet alleen een sociale constructie.

Wederkerigheid

Dit fysiologisch excurs is niet bedoeld om de coderingen in de natuur of de schepping te verankeren en via die weg het klassieke rollenpatroon in ere te herstellen. Een mens is geen dier. Juist op het terrein van de sekse leidt een natuurlijke ethiek alleen maar tot machtsmisbruik en de passieve agressie van het slachtofferschap. Man of vrouw zijn is geen legitimatie voor het handelen. Adam heeft dat wel een keer geprobeerd, ‘de vrouw die Gij mij gegeven hebt’, maar deze zelfrechtvaardiging bleek tamelijk vruchteloos. Wel was het het eerste moment van vervreemding tussen de seksen.

Zonder tot flauwe romantiek te willen vervallen, is het mij wel steeds duidelijker geworden dat de eigenheid van de seksen een vraag om wederkerigheid genereert. De mens heeft de mogelijkheid zich tot zichzelf te verhouden. Daarin ligt de mogelijkheid tot ethisch handelen besloten. Hij is niet overgeleverd aan zijn driften, maar kan zichzelf besturen. De bijbel, en juist de oorsprongsverhalen uit Genesis benadrukken dit aspect van het mens zijn. Maar dit ‘tot zichzelf verhouden’ kan niet als de mens alleen is. Het scheppingsverhaal van Genesis 2 bevat de prachtige zin: ‘Het is niet goed dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.’ Je tot jezelf verhouden in eenzaamheid is een illusie. Er is geen aanleiding toe en het leidt slechts tot driftmatig leven. Om jezelf te bezien heb je de ogen van een ander nodig.

Juist in het anders zijn van de andere sekse ligt de mogelijkheid en de aanleiding om sturing te geven aan de vorming van de eigen mannelijke of vrouwelijke identiteit. Voor mannen is het aanleiding om te reflecteren op macht en af te zien van machtsmisbruik en macht te delen. Het kan hen ook bevrijden uit de kluisters van rationeel doorredeneren en leren stil te staan bij hun gevoel. Wederkerig kan het vrouwen stimuleren om los te laten, verantwoordelijkheid te geven en te nemen.

Voor romantiek in deze is overigens geen enkele reden. Dat de mens zich tot zichzelf verhoudt dankzij de ander is bepaald geen romantisch gegeven. Tenzij de duistere zijde van de romantiek hierin meegenomen wordt. Het jezelf zien in de ogen van de ander heeft ook altijd het aspect van vergelijken in termen van macht en begeerte in zich [10]. Ootmoed en willen leren van de ander is niet vanzelfsprekend. De drang tot bezitten en vernietigen, dan wel verachting van de ander is ons zeer nabij. Amnons gedrag en gevoelens ten opzichte van Tamar kunnen we op allerlei manieren herhalen. De oorlog tussen de seksen is geen uitzondering, maar een continue werkelijkheid.

De mens verhoudt zich gelukkig niet alleen tot zichzelf dankzij de aanwezigheid van de ander, maar ook dankzij de aanwezigheid van God. En daarin ligt de mogelijkheid tot ootmoed besloten. Ootmoed die de ruimte schept om de begrenzingen van de coderingen te doorbreken door te leren van de ander dan wel de eigen beperkingen te onderkennen en de hulp te aanvaarden.

Schade

Maar is er nu sprake van ‘schade aan de ziel’? In zekere zin wel. Door mannelijkheid en vrouwelijkheid af te doen als een beknellende sociale constructie en voorbij te gaan aan de waarde van mannelijkheid en vrouwelijkheid, wordt de mens overgeleverd aan zijn eigen autonomie en daarmee aan de eenzaamheid. Het stimuleert eerder de vervreemding dan dat die wordt opgeheven.

Maar de pogingen in het verleden, ook die van Bonhoeffer, om juist een sociale constructie af te leiden van de seksespecifieke eigenschappen waren evenzeer schadelijk. Met name mannen leden toen veel schade aan hun ziel, omdat het hun ontbrak aan ootmoed om het hen toebedeelde vermogen tot machtsverwerving te begrenzen.

Schade wordt alleen daar beperkt waar oog is voor de krachten van de ander en zicht op de eigen beperkingen. Daar is moed voor nodig. En nederigheid. En weer komt de tekst uit het Johannesevangelie van pas: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het valt en sterft, zo brengt het veel vrucht voort. Of, om met een prachtige regel van de dichter W.H. Auden te eindigen:

We must love one another, or die.


Vrouwelijkheidscoderingen


1. Vrouwen moeten rekening houden met behoeften en wensen van anderen.
2. Vrouwen zijn primair verantwoordelijk voor de sfeer in huis, de kwaliteit van relaties, het huishouden en de opvoeding en zorg van kinderen.
3. Vrouwen zijn emotioneel en invoelend.
4. Vrouwen moeten op de eerste plaats lief, aardig en zorgzaam zijn.
5. Vrouwen moeten aandacht besteden aan hun uiterlijk en er aantrekkelijk uitzien (voldoen aan schoonheidsideaal).
6. Vrouwen zijn onzelfstandig, afhankelijk en kwetsbaar.
7. Vrouwen zijn solidair met elkaar.
8. Vrouwen zoeken intimiteit in relaties in plaats van seks.
9. Een vrouw hoort kinderen te baren en voor haar kinderen te zorgen.
10. Een vrouw mag hulp inroepen en steun vragen bij anderen.
11. Vrouwen zijn gericht op begrip, contact en verbinding.
12. Vrouwen mogen geen nee zeggen.

Mannelijkheidscoderingen

1. Het hebben van een betaalde baan is het belangrijkste in het leven van een man.
2. Mannen zijn handelingsgericht en prestatiegericht.
3. Een man moet de kost verdienen voor zichzelf en voor degenen die van hem afhankelijk zijn.
4. Mannen concurreren, als man moet je sneller, beter, sterker en efficiënter zijn dan andere mannen (en vrouwen natuurlijk).
5. Mannen zijn zelfstandig, onafhankelijk en kunnen alles alleen.
6. Een man heeft geen hulp nodig.
7. Mannen hebben zichzelf onder controle, zijn niet bang en huilen niet.
8. Mannen zijn agressief, weten zich echter te beheersen maar laten niet over zich heen lopen.
9. Een man dient degene die van hem afhankelijk zijn te beschermen.
10. Een echte man is geen slachtoffer.
11. Mannen ervaren intimiteit via seksualiteit.
12. Een man moet seksueel presteren en voor nageslacht zorgen.


  1. De Waarheidsvriend, juli 2002, nr. 29, blz. 468.
  2. Vorm van hulpverlening waarin nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan seksespecifieke factoren bij het ontstaan en hanteren van problemen.
  3. Vrouwenhulp-verlening en psychiatrie, SUA, Amsterdam, 1992, blz. 327. (Overgenomen uit een reader Sekse-specifieke hulpverlening, samengesteld door Transact.)
  4. Dirck van Bekkum, ‘Mannelijkheid en etniciteit’, blz. 206. In: Anja Meulenbelt e.a., De eerste sekse; meningen over mannelijkheid, Van Gennep Amsterdam, 1998, blz. 206-242.
  5. Coderingen zijn overgenomen uit een reader Seksespecifieke hulpverlening, samengesteld door Transact.
  6. Met deze opvatting wordt niet alleen aansluiting gezocht bij het ontwikkelings-psychologisch gedachtegoed maar evenzeer bij de theorieën van Foucault, het post-modernisme en het symbolisch interactionisme in sociologie en psychologie.
  7. Vreemd genoeg heeft men geen vrouwelijk-heidscodering geformuleerd over de wijze waarop vrouwen onderling ruzie maken. Een codering over nijd zou ik op prijs gesteld hebben.
  8. Veel van deze begeleidingsvormen hebben impliciet of expliciet een seksespecifiek karakter.
  9. Het zal weinig verbazing wekken dat in de literatuur vooral veel aandacht uitgaat naar de rolexperimenten van homofielen en lesbiennes. Hun bijzondere conflict tussen coderingen en zelf geldt bijna als een voorhoedegevecht waar hetero's veel van kunnen leren.
  10. De Frans-Amerikaanse denker Girard noemt dit mimetische begeerte. Een introductie op zijn werk is geschreven door Gerda van de Haar in Liter 2002/21.