Christianity’s dangerous idea

Alister McGrath

4. SPCK Publishing, London, 2007, 560 pag., ISBN 978 0 281 05968 3, € 23,99.

Het is alweer een aantal jaren geleden dat Alister McGrath in Nederland voor opschudding zorgde met zijn bewering dat het einde van het protestantisme nabij was. In een interview met Beweging had McGrath de stelling geponeerd dat voor het traditionele protestantisme geen plaats meer was in het kerkelijke landschap van de toekomst. De toekomst was aan de evangelicalen, aldus McGrath, waar tegenover prof. A. van de Beek in dit blad poneerde dat de toekomst aan het katholicisme was.

Het is dan ook enigszins ironisch dat juist in het jaar dat Wapenveld – opnieuw, en ditmaal in meer positieve zin – gewijd is aan de betekenis van de pinkster- en evangelische beweging voor de bestaande protestantse kerken, McGrath een tamelijk lyrische geschiedschrijving van het protestantisme uitbrengt. McGrath beoogt zelfs meer dan dat met zijn boek, niet alleen het beschrijven van de historie van het protestantisme, maar ook het identificeren van de leerstellige kernthema’s van de beweging en van hun invloed op kerk en samenleving sinds de zestiende eeuw. Daarbij komt in een derde deel nog een vooruitblik op de verwachte ontwikkeling van het protestantisme wereldwijd.

Zoals gezegd is McGrath in al deze drie onderdelen tamelijk lyrisch over het protestantisme. Dat lijkt op het eerste gezicht tegenstrijdig met zijn eerdere bewering dat het protestantisme zijn einde nadert, maar is het bij nader inzien niet. McGrath definieert de protestantse beweging namelijk zodanig dat de evangelicale beweging daar voluit in past. Zijn vooruitblik is dan ook vooral gericht op de ontwikkeling van de mondiale evangelische beweging en veel minder op die van de traditionele protestantse kerken, die in McGrath’s beschrijving van de geschiedenis allang overvleugeld zijn door hun evangelicale alternatieven.

Centraal in McGrath’s definitie van het protestantisme staat het zelfstandig kunnen lezen van de Bijbel. Zoals de titel al aanwijst is dat tot op zekere hoogte een gevaarlijk idee: doordat het protestantisme de interpretatie van de Bijbel vrijgaf aan de leken ontstond ook de mogelijkheid van versplintering en verdeeldheid. De Bijbeltekst is, aldus McGrath, op zichzelf niet duidelijk genoeg om, bijvoorbeeld, in de katholieke traditie betekenisvolle concepten als orthodoxie en ketterij te kunnen gebruiken. Voor iedere opvatting – en McGrath noemt bijvoorbeeld wel of geen kinderdoop en wel of geen schepping in zes keer vierentwintig uur – is wel enig tekstueel bewijs te vinden. Both parts talk loudly, but the rule is mute, citeert McGrath de Engelse dichter John Dryden over het al dan niet God-zijn van Jezus Christus en zo is het steeds gegaan: bij verschil van inzicht ontbrak het de protestanten aan instituties om ondubbelzinnig partij te kiezen.

Het is deze definiëring van het protestantisme als godsdienst van zelfstandige Bijbelinterpretatie die ook een belangrijke rol speelt in McGrath’s meer systematisch bedoelde tweede deel. In dat deel komen, bijvoorbeeld, Weber’s these over de protestantse arbeidsethiek en het kapitalisme en het omgaan met de gereformeerde belijdenisgeschriften aan de orde. Dat geeft al een indruk van het aantal onderwerpen dat McGrath probeert te behandelen in een kleine tweehonderd pagina’s. Noodzakelijk en teleurstellend gevolg is dat de diepgang in dit deel vaak ver te zoeken is, net als de relatie met het eigenlijke thema van het boek. De hoofdstukken of paragrafen lijken zo nu en dan losjes bij elkaar gezocht en hebben vaak niet meer dan een vrij algemene relatie met het thema protestantisme, zoals waar McGrath een groot deel van een hoofdstuk wijdt aan de samenvatting van H. Richard Niebuhr’s Christ and culture.

Wat dat betreft is het historische gedeelte van het boek een stuk boeiender. Het interessante daaraan is vooral dat McGrath zijn geschiedenis zodanig weet te construeren dat de evangelicals daaruit naar voren komen als de eigenlijke erfgenamen van de protestantse reformatie. Uitgaande van zijn stelling dat het protestantisme niet primair een verzameling inhoudelijke leerstellingen is, zoals bijvoorbeeld vervat in de belijdenisgeschriften, maar meer een verzameling personen die zelfstandig de Bijbel tracht te interpreteren, is deze opvatting niet heel vreemd meer: de evangelicale beweging doet in die zin niet anders dan het traditionele protestantisme. Dat de evangelicals daarbij andere accenten leggen en op sommige punten tot andere of minder stellige standpunten komen dan de traditionele protestanten, doet in McGrath’s interpretatie van het protestants-zijn van deze groep niets af. Sterker nog: in McGrath’s interpretatie zijn deze vernieuwende protestantse bewegingen eigenlijker vaandeldragers van het gedachtegoed van de reformatie dan de groepen die meer aan de traditie vast willen houden.

Bij mij geeft McGrath’s interpretatie van het protestantisme vooral naar het einde van het boek toe een ietwat onplezierige nasmaak. Dat is niet vanwege zijn onverholen positieve waardering van de evangelicale beweging. Het is meer omdat McGrath’s centrale karakteristiek van het protestantisme mij uiteindelijk voorkomt als een lege huls, waarin uiteindelijk alles ingepast kan worden. Vóór al het andere mis ik dan een focus op Jezus Christus zelf; tegenover McGrath’s formalistische benadering van het protestantisme zou ik willen beweren dat kenmerkend voor iedere serieus christelijke of, zo u wilt, protestantse beweging allereerst is dat deze gericht is op de persoon en het werk van Jezus Christus. Het is ook op dit punt, juist in het benadrukken van de waarde van de persoon van Jezus Christus zelf boven alle leerstellige uitspraken of interpretaties daarvan, dat ik zelf het idee heb het meest geleerd te hebben van de evangelicale beweging. Door aan deze inhoudelijke kern voorbij te gaan wordt het hele idee van protestantisme mijns inziens behoorlijk oppervlakkig.

Hoewel McGrath uitdrukkelijk niet beoogt een wetenschappelijke analyse van het protestantisme te presenteren, wordt het boek door hem toch gekarakteriseerd als een studie. Daarvan getuigt ook het bijzonder lijvige notenapparaat aan het einde van het boek. Wat mij betreft is het boek voor een volwaardige studie op een aantal punten echter te kort door de bocht en te weinig diepgaand. Dat gaat dan vooral om het meer systematisch bedoelde tweede deel. Deze en mijn meer inhoudelijke kritiek op McGrath’s stellingname laten echter onverlet dat McGrath een goed leesbare biografie van de protestantse traditie heeft geschreven, die hopelijk mede zal leiden tot een positievere benadering van de evangelicale beweging.

Amsterdam, Jan Scheele-Goedhart