Redactioneel

Een kale houten kerkbank met daarop slechts een sobere Bijbel. Het is een van de prijswinnaars van de fotowedstrijd die was uitgeschreven in het kader van het Calvijnjaar. In die ene foto komen Calvijn en calvinisme bij elkaar: de soberheid, het eenvoudige kerkgebouw en immer en altijd de Schrift centraal. Niets dat daar de aandacht van kan en mag afleiden. Het leverde nieuwe kerkarchitectuur op, gericht op de kansel, bracht de psalmen op de lippen van de kerkgangers en veroverde een vaste plaats in het leven van de gereformeerden. Het sola Scriptura van de Reformatie was onder de gereformeerden nooit slechts een statisch leerstuk, maar geleefde werkelijkheid. Het resulteerde in de traditie om na de maaltijd de Bijbel te openen en in lectio continua de hele Bijbel door te lezen. Dat heeft diepe sporen in onze cultuur getrokken. Alleen al die scène van het gezin aan de etenstafel luisterend naar de Schrift heeft menig literator geïnspireerd. Neem bijvoorbeeld het gedicht dat Rutger Kopland schreef ‘Bij de dood van mijn vader’, dat me telkens als ik het weer lees door merg en been gaat. ‘Toen zaten wij, J’s kinderen als toen/ met A aan tafel, wij aten/ zijn brood, dronken zijn ‘drank/ vermengd met tranen’/ o god o god o god/ want A las uit psalm 102:/ ‘ik gelijk een eenzame vogel op/ het dak’ en verder ‘ik verdor/ als gras’, zie J.’ Alle reden dus om in dit nummer – naast de gebruikelijke meditatie, ditmaal van onze huistheoloog Bert de Leede – extra aandacht te besteden aan de Schrift en hoe wij daarmee omgaan. Want hebben wij die Entdeckungsfreude van het eerste uur nog wel, waar een Calvijn zich aan laafde? De Leuvense theoloog Maarten Wisse komt met een stevig essay waarin hij juist signaleert dat zo’n dynamische omgang met de Schrift bij veel christenen lijkt te ontbreken. De Schrift wordt daarentegen door allerlei groepen misbruikt als ‘groot citatenboek’ voor hun eigen ideeën. Aan de hand van het tweede gebod, tegen de afgoderij, trekt Wisse daartegen met verve ten strijde en betoogt dat er respectvolle afstand moet zijn tot de Bijbel. Pas dan kan in een hermeneutisch proces de christelijke gemeente het waagstuk aangaan van het uitleggen van de Schriften. Een goed voorbeeld van zo’n dynamische hermeneutiek geeft Neely de Ronde, die geïnspireerd is geraakt door de manier waarop de Nijmeegse theoloog Kees Waaijman twintigste-eeuwse joodse filosofen en de katholieke mystieke traditie gebruikt als sleutels tot het verstaan van de Schrift. Aan de hand van psalm 121 laat ze zien hoe dat in de praktijk uitpakt, waarbij ze de ervaring van de aanwezigheid van God in onze werkelijkheid als inzet kiest. De Bijbel is nooit beperkt gebleven tot het domein van kerk en theologie, maar heeft altijd het publieke leven beïnvloed. De Bijbelse dramastukken stonden aan de basis van het theater, de decaloog kleurde onze rechtspraak en de Statenvertaling verrijkte onze taal. Dat wordt meer dan duidelijk in een boek dat binnenkort zal verschijnen, De Bijbel cultureel, waarvan we hier een voorpublicatie aanbieden. Gerda van de Haar laat zien hoe twintigste-eeuwse dichters als T.S. Eliot en Les Murray het mysterie van de incarnatie hebben verwoord. En tot slot: hoe verhouden de Bijbel en politiek en samenleving zich tot elkaar? In Nederland heeft de reformatorische wijsbegeerte in de voetsporen van Herman Dooyeweerd nog altijd grote invloed op christelijke politiek – zoals ook het jongste boek van Roel Kuiper weer laat zien. Arjan Plaisier gaat het debat met hem aan en betoogt met kracht dat Bijbelse begrippen als die van het ‘verbond’ niet zomaar gebruikt mogen worden voor samenlevingsvraagstukken in Nederland anno 2009. Veel leesplezier met dit nummer van Wapenveld – zolang het u maar niet afhoudt van het lezen van de Bijbel.