'Iets benoemen waar nog niet echt woorden voor zijn’

Interview met Luuk van Middelaar over Europa en de eenheid van het vagevuur
Met zijn dissertatie De Passage naar Europa wierp historicus en filosoof Luuk van Middelaar (1973) eerder dit jaar een aardige steen in de doorgaans rimpelloze vijver van de Europese studies. De inhoud maakt nieuwsgierig naar de auteur. Vandaar deze neerslag van een gesprek in de eersteklasrestauratie van Amsterdam Centraal, beëindigd door de onverbiddelijke klok en de noodzaak de trein te halen naar Brussel, Van Middelaars woonplaats.

Van Middelaars benadering in zijn dissertatie[1] is onconventioneel en alle recensenten prezen zijn oorspronkelijkheid. Fris is alleen al het feit dat in het boek geen jargon voorkomt en zelfs de gevreesde Europese afkortingen ontbreken.
Algemeen geldt zijn analyse van de werking van de Europese `tussensfeer’ als de grootste bijdrage. Niet alleen de Brusselse kantoren of het interne gekonkelfoes in 27 lidstaten, maar juist de onderlinge wisselwerking, pregnant zichtbaar in de ontmoetingen tussen ministers en regeringsleiders, heeft een zelfstandige sfeer geschapen waarin Europa gaandeweg gestalte heeft gekregen.
De tussensfeer plaatst nationale politici in een internationale rol, een dubbelrol eigenlijk, waarin ze aanschuiven aan tafel en noodgedwongen compromissen moeten vinden. Vooral zo heeft de Europese samenwerking haar eigen dynamiek en eigen vormen ontwikkeld, meent Van Middelaar.
Want politiek speelt zich af in de concrete historische tijd, aangejaagd door onverwachte gebeurtenissen en de werking van de media. Het boek biedt dan ook geen geschiedenis van de Europese samenwerking, maar is eerder een politiek-filosofische bespiegeling over de vraag wat politiek is en hoe ze zich verhoudt tot de tijd. En die factor is fundamenteel open en onvoorspelbaar, vaak ook grillig, veranderlijk. Politiek is het bedwingen van een ongewisse toekomst, een evenwichtskunst die alleen beheerst wordt door mensen met ervaring en intuïtie.
Ook in zijn vaste column in NRC Handelsblad benoemt Van Middelaar graag het eventkarakter van de politiek en hekelt hij de hoogmoed van de maakbaarheid en andere `typisch protestantse’ beperkingen van met name de Nederlandse politieke cultuur.


Zeven jaar Brussel heeft vast een schat aan ervaring opgeleverd. Wat waren belangrijke ervaringen of ontmoetingen?
`Om het iets minder romantisch te maken: het waren geen zeven jaren Brussel. Ik verkeerde twee jaar in het hart van de machine, van 2002 tot 2004. Daarna heb ik bijna drie jaar in Den Haag gewerkt, bij de VVD-Tweede Kamerfractie als adviseur van Jozias van Aartsen met name. Ook in die Haagse periode waren er relevante Europese politieke gebeurtenissen, zoals het Europese referendum. Bovendien interesseert mij de vervlechting van nationale en Europese politiek. Ik kan dus terugkijken op bijna vijf jaar politieke ervaring, zowel in Brussel als Den Haag, en kan uit die dubbele ervaring spreken.’

Kun je je eigen `rites de passage’ beschrijven?
`Ik kwam daar als onderzoeker, als een student die in Parijs op mijn spreekwoordelijke zolderkamer zat en dacht ‘ik ga eens een onderzoek in Brussel doen’. Ik kwam dus niet binnen via de gebruikelijke politieke kanalen, maar puur als buitenstaander.
Alles is dan volkomen nieuw. Eerst begrijp je ook niet wat er gebeurt. Dat begint al met de taal. Je zit bij een kabinetsvergadering en verstaat gewoon niet wat ze zeggen, nog afgezien van het Frans en Engels dat ze door elkaar heen spreken.’

Eurospeak
`Waar je meteen tegenaan loopt zijn het jargon en de afkortingen, die ook nog eens anders zijn in alle talen. Het Europees landbouwbeleid noemen wij GLB, maar in het Engels is het CAP en in het Frans PAC. Alle afkortingen vliegen over de tafel. De eurospeak is buitengewoon sterk, een geheimtaal die je eerst moet leren om überhaupt mee te kunnen doen. De eurospeak is buitengewoon sterk
Tegelijk merk je dat men daar heel moeilijk uit kan stappen. Als je op de radio tijdens de Europese campagne een Nederlandse europarlementariër over de `cohesiegelden` hoort spreken – dat gaat niet goed! En al probeert hij het met `geld voor de regio’s’, wat dan nog? De luisteraars hebben geen idee waar de man het over heeft.’

In je boek speel je een bijzonder spel met de taal.
`Bijna alle boeken over Europa beginnen met lange lijsten met afkortingen en begrippen, die je je eerst moet eigen maken voordat je überhaupt kunt gaan lezen. Een initiatierite voordat je tot het boek wordt toegelaten.
Zelf heb ik alle jargon en afkortingen in het boek gemeden. Er staat geen enkele technische term of afkorting in, ik probeer alles gewoon te benoemen.’

Bij jou heten de EU-instellingen `kantoren’ en de EGKS heet het `mijnbouwverdrag’.
`Dat besluit heb ik na een half jaar al gemaakt, ik wilde alle jargon uit het boek weren. Ik heb zelfs nog overwogen achter in het boek een lijst van makkelijke woorden op te nemen, ten behoeve van de insiders. Bijvoorbeeld `de ambassadeurs’ wordt dan toegelicht als `Coreper’, want zo heet die club in het jargon. Uiteindelijk vond ik dat iets te veel een studentikoze grap en heb ik ervan afgezien.’

Stoel
`Niet voor niets begint het boek met een proloog over Foucault en het belang van woorden. Want in de woorden vindt ook het spel om macht plaats.’

Omdat je de taal moet spreken om haar te kunnen deconstrueren.
`Ja. Maar om het tapijt eronder vandaan te kunnen trekken, moet je wel in staat zijn alle nuances mee te maken. Ik heb het in het boek vaak over tafels en stoelen. Die dingen heten in Brussel ook echt zo. Toen ik er net was, liep ik daar al tegenaan. Ik herinner me een commissievergadering waarin de meeste emotie zat in het feit dat de Raad, letterlijk, een stoel had willen afpakken van de Commissie. Iedereen deed daar wat lacherig over, maar tegelijk wijdden ze er wel de helft van de vergadering aan.’

`In dergelijke kleine conflicten uiten zich de onderliggende krachten en de manier waarop ze kunnen botsen. Il faut voir les plus grands rapports dans les plus petits choses, schreef de Franse moralist Joubert met een maxime waar ik van houd. In de details ontdek je vaak de grote dingen. Het is haast als met de lapsus bij Freud, een klein dingetje kan krachten blootleggen die anders onzichtbaar blijven.
Mijn beeld van de drie Europese sferen, de kern van het boek, heb ik pas later ontwikkeld, tijdens het proces van denken en schrijven.’

Dankzij dit soort ervaringen.

`Ja. Zo’n idee van de drie Europese sferen, dat kon ik alleen maar ontwikkelen dankzij dit soort concrete ervaringen en kleine inzichten. Ik probeer iets te benoemen wat nog niet echt in kaart is gebracht, waar nog niet echt woorden voor zijn. Natuurlijk doe je ook literatuurstudie en heb ik gesprekken gevoerd. Maar de concrete ervaring ter plaatse is onmisbaar en levert uiteindelijk dit soort inzichten op.’

Events
`Neem ook een ander thema van het boek: het belang van gebeurtenissen, events, voor het aanjagen van het politieke spel. Dat hangt overigens eerder samen met mijn jaren in Den Haag. Events zijn gebeurtenissen die je niet voorziet, maar die vervolgens wel de politiek sturen.
Ik ging voor de VVD-Tweede Kamerfractie werken in het voorjaar van 2004. Samen met Van Aartsen en nog wat mensen zou ik gaan nadenken over liberalisme en liberale politiek.
Op de dag waarop ik aankwam werd Van Aartsen voor Hotel Des Indes door een boze vrouw met een auto aangereden, 1 april 2004 was dat.’

`Op een gegeven moment merkte ik ’s ochtends als ik naar mijn werk fietste, ik woonde in Scheveningen, dat ik vaak geen idee had wat ik die dag zou gaan doen. Dat was wel wennen, in het begin. Want tegelijk gebeurde er van alles, rond Ayaan Hirsi Ali bijvoorbeeld. Na twee maanden was er het aftreden van Annette Nijs als staatssecretaris van onderwijs. En toen kwamen de Europese verkiezingen, ook vrij spectaculair, en zo was er telkens wel iets.
Ik dacht, heel naïef: wanneer gaan we nu eens wat doen? Totdat eindelijk tot me door begon te dringen dat dit nu juist politiek is. Dat politiek vooral is het reageren op gebeurtenissen, en dat je daarop wordt beoordeeld. Politiek is vooral het reageren op events Ik heb die dimensie van de events misschien een beetje overdreven. Omdat veel academisch schrijven over de politiek die factor, de factor tijd in feite, over het hoofd ziet.’

Alsof politieke beslissingen in een vacuüm worden genomen.
`Ja, er gaat vaak een suggestie van uit dat dit alleen maar `exogene factoren’ zijn, zoals dat dan heet. Dat zijn dan de gebeurtenissen. De kredietcrisis is dan slechts een `exogene factor’. Maar dan wordt iets tussen haken gezet wat juist de kern van het hele bedrijf uitmaakt. Alsof politiek een soort tijdloos proces van overtuigingen en afwegingen is.
Politiek draait juist om de tijd, de tijd waarin bepaalde beslissingen moeten worden genomen. Omdat er een deadline is voor een toespraak, een debat, een reis. In werkelijkheid heeft alles een heel korte adem en veel komt ad hoc tot stand.’

Bolkestein
`Dat ik dat sterker heb ervaren in Den Haag dan in Brussel, heeft twee redenen, denk ik. Allereerst droeg ik in Den Haag meer verantwoordelijkheid, als politiek adviseur, dan als nieuwkomer en jongeling in Brussel, waar ik alleen maar te gast was bij het kabinet van Bolkestein.
Maar ook is de Haagse politieke wereld veel directer betrokken op de media en heeft alles dus een veel snellere cyclus. In Brussel is het mediagebeuren wat gedempter, waardoor de processen wat minder snel verlopen.’

Hoe was het om bij Bolkestein te werken?
`Heel inspirerend. Bolkestein is een goed politicus. Een goed politicus, even helemaal los van alle politieke opvattingen, is iemand die in staat is hoofd- en bijzaken te scheiden en zeer gedisciplineerd is.
Bolkestein is zo iemand. Hij toonde een groot politiek gevoel, een goed gevoel van timing. Als hij bijvoorbeeld de postmarktrichtlijn aangenomen moest krijgen, dan wist hij hoe dat spel gespeeld moest worden.
Het spel is dan: de Duitsers willen dit, de Fransen dat, vakbonden weer iets anders. Dan moet je alle politieke tentakels uit hebben staan en heb je alle politieke bronnen en ontmoetingen nodig om te weten waar het evenwicht ligt, waar de beslissing kans van slagen heeft. Dat vergt een groot politiek gevoel.’

Je bent bij de Europese Conventie geweest. Was dat ook een event?
`Nee, dat is het niet geworden. De conventie was te vroeg, of misschien te laat, en heeft niet opgeleverd wat men ervan verwachtte.
Dat ik er bij zat, was ook weer zo’n gelukje. De conventie begon zo ongeveer op de dag dat ik aankwam in Brussel. Ik was de eerste maanden nog stagiair en kon me vrij bewegen. Men zei tegen me: ‘Ga jij maar naar die conventie, om je licht wat op te steken’. Men zag er eigenlijk het belang niet van in. Ook de Nederlandse regering dacht toen nog dat het een vrij zwevende denktank zou zijn en vaardigde Hans van Mierlo af.’

In je boek trek je de analogie met de conventie van Philadelphia, die twee eeuwen geleden de Amerikaanse grondwet opstelde. Was men zich van die historische parallel bewust?
`Jazeker. De voorzitter, Giscard d’Estaing, had de ambitie de nieuwe Jefferson te zijn. Daarin vergiste hij zich, want Thomas Jefferson zat tijdens de conventie van Philadelphia in Parijs, als Amerikaanse ambassadeur. Hij had de onafhankelijkheidsverklaring geschreven maar deed niet mee aan dat taaie proces van Philadelphia.’

Bluf
`Die conventie was met name ook boeiend vanwege het feit wie daar allemaal samen kwamen. Niet alleen de lidstaten, maar ook de kandidaten, 28 landen in totaal, want zelfs Turkije was daarbij. Meer dan honderd deelnemers kakelden er door elkaar heen, een geweldige kans om al die verschillende discoursen aan te horen.
Voor mij was het een ideale kennismaking met alle verschillen in stijl en benadering. Ik zat daar op de publieke tribune en vond het haast ontroerend. Het was heel bijzonder om zoveel stemmen uit zoveel landen te horen, met zoveel ideeën en verwachtingen.’

Bij je beschrijving van de Europese conventie gaat het je niet om de historische gebeurtenis, maar om de werking van de taal.
`Je ziet dat politiek altijd, en zeker dit soort politiek, bluf is. Door te bluffen dat iets er eigenlijk al is, creëer je een nieuwe werkelijkheid Je kan alleen maar iets beginnen door te stellen dat het er al lang is.’

Terwijl het er nog niet is.
`Door te stellen dat het er eigenlijk al is, creëer je een nieuwe werkelijkheid. In Nederland wordt dan, door de ambtenarij met name, denigrerend gedaan. Dat het allemaal maar retoriek is en nergens over gaat en toch niks wordt.
Dat is natuurlijk niet waar. Zulke operaties kunnen heel goed wel slagen. De kritiek dat het allemaal maar pr is, is typisch commentaar achteraf, wanneer het project mislukt is.’

Politiek-filosofisch
`Neem het Europees burgerschap. Begin jaren negentig, in de jaren rond Maastricht, werd erover gediscussieerd. Aanvankelijk hield het niet meer in dan een samenraapsel van wat bestaande politieke rechten, feitelijk een lege vorm. Daar werd op dezelfde manier geringschattend over gedaan.
Neem de kritiek van Europawatcher Joseph Weiler, die aanvoerde dat het alleen maar een geval was van Europese politici op zoek naar klanten, een pr-operatie. Maar Weiler kan diezelfde kritiek tien jaar later niet meer herhalen. Omdat er wel degelijk iets is gebeurd. Die lege vorm van het Europese burgerschap heeft inmiddels inhoud gekregen, bijvoorbeeld door uitspraken van het Europese Hof waar mensen concrete rechten aan kunnen ontlenen.
Uiteindelijk is het een politiek-filosofisch boek. Ik wilde laten zien hoe dat soort dingen werkt.’

Je geeft een fascinerende beschrijving van het ontstaan van de Amerikaanse constitutie, dat er staten niet meededen en hoe precair de stemverhoudingen lagen.
`En dat herinnert zich geen mens meer, ook in Amerika niet. Iedereen aanvaardt die constitutie als een groots en heroïsch gegeven. Dat is wat me interesseert: hoe de geschiedenis haar weg vindt. Hoe verandert die openheid, dat moment van vrijheid, altijd situationeel en ingebonden in concrete omstandigheden, in een historisch feit.’

Onontkoombaar.
‘Ja, vanzelfsprekend. Neem de Duitse eenwording: die werd al snel gezien als onvermijdelijk, onontkoombaar. Terwijl ze twee dagen van tevoren nog ondenkbaar was.
Dat vind ik fascinerend. Daarom moet je ook nooit te snel oordelen in de zin van: het wordt toch niks. Want dat weet je nooit van tevoren.’

Is de Europese Conventie dan een geval van ‘te vroeg gebluft’?
`Het slot van het boek gaat over hoe Europa een eigen publiek zoekt. In dat licht kun je zeggen dat de conventie onvoldoende geloofwaardig was, dat het proces zich te ver afspeelde van de burgers in hun nationale hoedanigheid.
Bovendien was er onvoldoende druk van de buitenwereld. Een voorbeeld dat ik beschrijf is, hoe in 2003, toen er bijna een akkoord was, Spanje en Polen dwarslagen over het aantal stemmen dat ze kregen in de Ministerraad.’

Kantelmoment
`Wat toen de situatie deed kantelen, was een combinatie van de terreuraanslagen in Madrid, 11 maart 2004, en drie dagen later de Spaanse parlementsverkiezingen. Premier Aznar stond op winst, maar hij bleef volhouden dat de Basken erachter zaten en verspreidde leugentjes. In twee dagen verspeelde hij alsnog zijn herverkiezing en kwamen de socialisten aan de macht. Dat was zo’n kantelmoment door gebeurtenissen van buiten.’

`Het hele proces van de Europese Conventie is begonnen met een besluit van de regeringsleiders in december 2001 in Laken. In een bijzinnetje besloten ze dat het proces kon ‘uitmonden in een constitutioneel document’. Dat Tony Blair daarmee op dat moment akkoord ging – hebben mensen me verteld – had alles te maken met de nasleep van 09/11. Er heerste een gevoel van Europese solidariteit, van we moeten wat doen. Daarna ebt dat weg, maar in 2001 was het momentum er wel.’

Je hebt voor je onderzoek een aantal mensen geïnterviewd. Wat zijn belangrijke ontmoetingen geweest, eyeopeners?
`Een was zeker E.P. `Mom’ Wellenstein. Net als Max Kohnstamm is hij een Europeaan van het eerste uur met een lange ervaring. En net als Kohnstamm is hij begin jaren vijftig met een Europees ideaal naar Luxemburg verhuisd om voor Jean Monnet te gaan werken. Maar Kohnstamm is altijd een politieke missionaris gebleven. Zijn verhalen zijn altijd verheven en gaan over de vrede en het einde van de Frans-Duitse tegenstelling.’

`Wellenstein heeft vooral mooie verhalen over hoe het er daadwerkelijk aan toeging. Hij was een centrale figuur, als directeur-generaal tijdens de toetredingsonderhandelingen begin jaren zeventig met Engeland, Ierland en Denemarken. Prachtige anekdotes kan hij daarover vertellen, waar hij ook zelf van geniet.
Zoals toen de Commissie op een gegeven moment een finaal compromisvoorstel over de visserij en visserijzones had dat hij met de Ierse premier moest bespreken. Die had grote bezwaren. Toen kwam Wellenstein erachter dat die man uit een kustdistrict kwam, zijn eigen constituency, dat de verkeerde arcering had meegekregen. Dus regelde hij dat die arcering veranderde van blauw in groen. Toen was ook Ierland om.
Anders gezegd: ook grote Europese beslissingen moeten wel concreet worden gedragen.’

Machiavelli
`Een andere inspirerende ontmoeting was met Jacques Keller-Noëllet, een Franse topambtenaar die 25 jaar aan de tafel van de Europese Raad heeft gezeten, ik geloof vanaf 1982. Net als Wellenstein is hij iemand die de tussensfeer heeft zien groeien.
Ik heb hem maar één keer gesproken en toen was mijn verhaal eigenlijk al klaar. Maar hij heeft wel mijn analyse bevestigd. Wellenstein kon me verhalen uit de jaren vijftig en zestig vertellen en Keller sloot daarbij aan met verhalen uit de latere jaren.’

Je hebt gestudeerd in Groningen, bij Frank Ankersmit. Is hij een belangrijke leermeester?
`In mijn Groningse jaren zonder meer. Ankersmit is een creatieve, erudiete intellectuele geest die zich niet in een hoekje laat zetten, maar het over grote onderwerpen durft te hebben. Dat is heel inspirerend voor een student. Dat iemand van oude boeken nieuwe dingen weet te maken, ze tot leven weet te wekken.
Hij liet ons zien dat je oude schrijvers vooral zelf moet lezen, dus niet lezen over Augustinus, maar de man zelf tot je nemen.’

Heb je Augustinus gelezen? Onze oudvader?
`Nou, Augustinus nou net niet, ha. Ik herinner me dat concrete voorbeeld uit een werkcollege en dat is blijven hangen. Mijn eigen aartsvader is eerder Machiavelli, in sommige opzichten de anti-Augustinus, zoals hij zich toelegt op de aardse stad. Machiavelli keert zich ook polemisch – met name in de Discorsi, mijn lievelingsboek, maar ook wel in De Heerser – tegen het beroep dat sommigen deden op de stad van God en waarmee ze naar zijn idee het zicht op de aardse stad vertroebelen.’

Van Schendelen heeft zijn boek over lobbyen in Europa niet voor niets Machiavelli in Brussels gedoopt.
`Al kan ik niet zeggen dat de naam Machiavelli ooit valt, in Brussel. De Machiavelli die mij interesseert, is niet zozeer de man van de listen en de streken. Ik denk eerder aan de Machiavelli die nadenkt, zoals in de Discorsi, over hoe je een staat sticht of een staat in stand houdt. Hoe je in de politiek in verschillende situaties verschillende karakters nodig hebt, dat soort praktische inzichten. Daar dacht ik wel eens aan, in Brussel.’ In Brussel moest ik wel eens aan Machiavelli denken

Hoe komt het dat Machiavelli vaak als leeg en cynisch wordt ervaren, terwijl hij in jouw perspectief juist de wetten van de politiek analyseert: het ogenblik, het eventkarakter.
`Ik denk echt dat dit is wat de man dreef. Machiavelli was een man die de praktijk kende, als topambtenaar van Florence in jaren van enorme omwentelingen in Italië.’

Een soort Wellenstein.
`Iemand als Wellenstein, ja. Ook Machiavelli had als diplomaat en onderhandelaar alles persoonlijk meegemaakt. Toen hij uit dienst was, omdat de Florentijnse republiek eraan was en de Medici de macht hadden gegrepen, had hij de tijd om na te denken over de politiek. Hoe kunnen we voorkomen dat de Franse legers telkens over ons heen walsen? Dat nadenken over de res publica, dat was wat hem dreef.’

Vagevuur
`Om polemische redenen heeft hij zich afgezet tegen de middeleeuwse vorstenspiegels en geïdealiseerde vorsten. Maar dat cynisme was maar een klein onderdeel van wat hij werkelijk beoogde, en dan ook nog sterk aangezet, om de breuk duidelijk te maken.’

Waarom overigens Groningen?
`Ik ben opgegroeid in Wageningen. Mijn vader was studentenpastor, een uitgetreden priester. Ik had gehoord dat er in Groningen een geschiedfilosoof rondliep en omdat ik zelf geschiedenis en filosofie wilde studeren, ben ik daarop afgegaan.’

Zit er nog iets van je achtergrond in het boek?
`Ik zie wel cultuurkatholieke elementen. Ik zie wel cultuurkatholieke elementen in mijn boek Zelf heb ik de vergelijking getrokken tussen de tussensfeer en de geschiedenis van het vagevuur als derde weg tussen hemel en hel, een bij uitstek katholieke gedachte. Dat typisch juridische van echt alleen de regels, is eerder protestants.
Dat typeert vaak de Nederlandse houding ten opzichte Europa: alleen het verdrag en de formele regels tellen. Terwijl er daaromheen ook van alles gebeurt, van machtsevenwichten tot nog wel duisterder zaken. Een meer katholieke blik kan daar soms bij helpen.’

Waren er naast Ankersmit nog andere leermeesters?
`In Parijs heb ik bij Marcel Gauchet gestudeerd, die net als Ankersmit zich beweegt op de grens tussen filosofie en geschiedenis. Daarom weten de mensen nooit precies wat ze met hem aanmoeten, een probleem dat ik zelf ook heb. Gauchet heeft veel nagedacht over de moderne staat en het ontstaan van de democratie uit het christendom. Ook hij is iemand die de grote vragen niet schuwt en een grote algemene belangstelling aan de dag legt.’

Naast het evidente realisme – er zit weinig vooruitgangsgeloof in het boek – bespeuren we toch ook een zeker optimisme, het idee dat het Europese avontuur al een aardig eind op weg is en wel verder zijn weg zal vinden.
`Het wordt zeer gewaardeerd wanneer jullie het realisme van het boek recht willen doen. In NRC Handelsblad is mij wel een ‘wensdenken’ aangewreven, waar ik me niet in kan vinden. Gelukkig heeft de vader van het Nederlandse realisme, J.L. Heldring, in dezelfde krant juist mijn realistische benadering benadrukt.
Als je doelt op mijn indruk dat er met de Europese eenwording een proces in gang is gezet dat voorlopig wel door zal gaan, dan is dat vooral ontleend aan vertrouwen in wat ik noem ‘het geheim van de tafel’.’

Idealisme
`De tafel is sinds de beginjaren de plaats geworden vanwaar de lidstaten steeds hechter met elkaar vervlochten zijn geraakt. Dat is ook de plaats van waaruit zij steeds opnieuw moeten bedenken of ze willen doorgaan of niet. Dan blijkt dat je niet meer op een nulpunt staat, maar dat er al een steeds langere gedeelde geschiedenis is, een steeds steviger vervlechting, met name van de economische belangen.
Natuurlijk kan die samenwerking onder druk komen te staan, zoals je nu ook tijdens de kredietcrisis ziet. Het bondgenootschap zal zeker niet vanzelf bij elkaar blijven en zich verder ontwikkelen. Maar je ziet wel dat alle politieke leiders beseffen dat ze dat gezamenlijke project Europa nodig hebben om eigen doelen thuis te verwezenlijken.’

`Veel Europees idealisme berust op een misverstand. Men veronderstelt, redenerend vanuit de Europese instellingen vaak, dat leiders tegen hun nationale belangen en eigen belangen in zouden moeten gaan om over te schakelen op een Europese visie, enzovoort.
Ik denk dat die tegenstelling vals is en dat Europa zich voor een belangrijk deel afspeelt juist in die spanning tussen die twee. Je hebt wel mensen met zo’n brede visie nodig, die het proces aanjagen, maar zonder gezond en welbegrepen eigenbelang zou dat Europese idealisme weinig betekenen.’

Wereldtoneel
`Dat is een deel van het antwoord. Het andere deel heeft te maken met de geopolitieke verschuivingen. De ontwikkelingen in de wereld als geheel, waarbij 1989 een heel belangrijk breukmoment is geweest. Als je nog verder uitzoomt en je vergelijkt honderd jaar geleden met nu, dan zie je dat nog scherper. Als je in 1909 om je heen keek, zag je een Europa dat in alle opzichten het centrum van de wereld was. Nu, in 2009, is Europa in sommige ogen eerder een verwende uitloper van het Aziatische continent, geen factor van betekenis op het wereldtoneel.
Politici kunnen dat laten gebeuren, die groeiende irrelevantie van het oude continent ten opzichte van China, India, Brazilië. Maar met name de Fransen, Duitsers, Britten soms, kunnen dat slecht verteren. Die zoeken naar wegen om toch invloed te houden op de wereldpolitiek.’

`Omdat die neergang langzaam gaat, voelen vooral de politieke elites haar. Politieke elites voelen de Europese neergang sterker Maar als je twintig jaar verder kijkt, kan dat besef best gaan leven bij het brede publiek. Wanneer bijvoorbeeld de energieprijzen stijgen en mensen minder auto kunnen rijden of de verwarming niet meer zo hoog kunnen zetten, als het praktisch wordt. Nu denken mensen nog dat energiepolitiek een onderwerp is voor seminars op Clingendael, maar dat kan zomaar veranderen. Als de invloed op het dagelijks leven tastbaar wordt, ga je vanzelf ervaren dat de verschuiving van krachten en machtsverhoudingen in de wereld heel reële gevolgen heeft.‘

Een soort druk van de geschiedenis.
‘In mijn ogen kun je dat alleen `optimisme` noemen wanneer je meent dat Europa het hoogste doel is. Maar Europa is geen doel op zichzelf en de Europese samenwerking heeft in mijn analyse eerder te maken met een bijna sombere, realistische inschatting van de Europese positie in de wereld.
Ik beschrijf dingen zoals ze nu zijn, de veranderende machtsverhoudingen in de wereld en de andere manier waarop Europa daar nu feitelijk op inspringt. Zoals het feit dat Europa inmiddels soldaten in Congo heeft en mariniers in Somalië en de Golf van Aden. Tien jaar geleden was dat nog volstrekt ondenkbaar.’

Je relativeert wel elke vorm van vooruitgangsgeloof. Hoe liberaal ben je eigenlijk?
‘Ik ben een liberaal van 1789. Liberalisme in de zin van vrijheid en gelijkheid van de burgers.
Ik zou geen lid kunnen worden van de antirevolutionaire partij, noch van een van haar opvolgers.’

Vrijheid
‘Het klassieke liberalisme is altijd bij uitstek een nadenken geweest over de staat en de verhouding van de staat tot de burger. Als liberaal moet je altijd wantrouwend zijn tegenover de staat, maar er zijn ook momenten waarop de staat nodig is om zijn burgers te beschermen, tegenover zichzelf of tegenover de buitenwereld.
Het draait om het belang van een publieke ruimte waarin verschillen zichtbaar kunnen worden en tot uiting komen en niet altijd overbrugd hoeven worden. Maar je moet wel voortdurend de bedreiging van de vrijheid, die zich telkens wel ergens aandient, onder ogen durven zien.’

Op dit moment bestaat er een sterke stroming die afstand neemt van het hele proces van samenwerking. Hoe groot is de kans dat het allemaal anders gaat lopen? Gaat het nog wat worden met Europa?
‘In mijn boek zeg ik bewust niks over de toekomst. Behalve dat ik in het slothoofdstuk stel dat de toekomst fundamenteel open is.’

Wat zit daarachter?
‘Daar zit een geloof in vrijheid achter, maar ook de onvoorspelbaarheid van de kiezer. Als je vooruitkijkt heb je met fundamentele onzekerheden te maken. We weten niet wat in mei 2010 de Britse kiezers gaan doen. Komt er een Britse regering die afstand neemt van Europa? Dan gaan de machtsevenwichten weer schuiven en ontstaat een nieuwe situatie.’ De menselijke vrijheid is fundamenteel

Uiteindelijk gaat het toch met geschiedenis de goede kant op?
‘Zo’n vooruitgangsidee deel ik niet. Er zullen altijd wel onderscheiden machtsblokken in de wereld zijn die onderling in conflict komen. Ik geloof niet dat we op weg zijn naar de eeuwige vrede. Niet in Augustinische zin, maar ook niet in Kantiaanse of à la Fukuyama.
Het feit dat de toekomst open is, dat de menselijke vrijheid fundamenteel is,  berust uiteindelijk altijd op de mogelijkheid van een keus, dus ook een keus tussen goed en kwaad.’