Redactioneel

Met dit nummer gaan we de zestigste jaargang van Wapenveld in – destijds in wederopbouwtijd gestart in het gelijknamige Veluwse dorp. Iets van die naoorlogse optimistische sfeer komt je bij het doorbladeren van de eerste jaargangen nog altijd tegemoet. Het blad stond voor een ‘reformatorische doorbraak’, een open houding richting de samenleving en een afkeer van verzuilde structuren. Ondertussen was het ideaal, in correspondentie met de toen opkomende apostolaatstheologie in hervormde kring, de samenleving als geheel te herkerstenen. Daar werd in navolging van Van Ruler de term ‘theocratie’ voor gebruikt. Het contrast met onze tijd is groot. In die zestig jaar is Nederland ingrijpend veranderd en voelen we allemaal aan dat de dromen van destijds niet alleen niet zijn uitgekomen, maar ook te grote woorden zijn voor 2010. Nederland is geen christelijke samenleving meer – als het dat al ooit is geweest – en christenen zijn definitief een minderheidsgroep geworden. Dat besef kleurt uiteraard ook Wapenveld in de zestigste jaargang. Wat niet veranderd is, is de openheid en het commitment naar het geheel van de Nederlandse samenleving en het verlangen daarbinnen op een betekenisvolle manier het Evangelie te leven. Redenen genoeg om dit jaar opnieuw de vraag te stellen naar de plaats van christenen in de samenleving – maar nu een samenleving die seculier is geworden en met christenen als een van de minderheden. Verschillende analyses van onze tijd kunnen ons daarbij helpen. Naast de typering dat we in een ‘postchristelijke’ samenleving zijn terechtgekomen, doet ook steeds meer Charles Taylors A Secular Age opgeld. In het openingsartikel van dit nummer gaat Wim van der Schee na wat Taylors analyse nu voor Nederland en voor de gereformeerde traditie hier betekent. Hij voert een pleidooi om het rationele gereformeerde binnenstebuiten te keren en mysterie, ritueel en lichamelijkheid toe te laten. Zo worden we ‘seculier gereformeerd’. Dat de maatschappelijke veranderingen niet alleen effecten hebben voor christenen maar ook voor seculieren, laat Marcel ten Hooven zien in een vlammend essay. In de Nederlandse politiek steekt steeds meer uniformeringsdrang van seculieren op, waarbij een valse tegenstelling wordt gemaakt tussen gemeenschap en individu. Op basis daarvan wordt een pleidooi gevoerd om christenen – maar ook moslims – democratische rechten te ontzeggen. Nederland doet daarmee niet alleen haar geschiedenis tekort, maar ook haar toekomst. Dit nummer brengt ook literatuur. Franca Treur verslaat inmiddels haar duizenden, zeker ook in de reformatorische kringen waaruit ze stamt. Twee van haar generatiegenoten, oude bekenden uit de C.S.F.R.-studententijd, gaan met haar in gesprek over de weg van Meliskerke naar Amsterdam-Oost. Het kan interessant zijn om dit interview eens te koppelen aan het openingsartikel van Van der Schee. Speelt ook hier niet de overgang van periode van mobilisatie naar authenticiteit? Een van de boeken die grote indruk op me hebben gemaakt, zijn de aantekeningen van de Hongaarse schrijver Sándor Márai over de jaren 1944-1948, Land, land!... Daarin probeert hij vol vertwijfeling de Russische bevrijders-bezetters te begrijpen, een poging waarin hij faalt. Herman Ligtenberg belicht in zijn artikel precies de andere kant, die van het Russische Rode Leger, door de ogen van Vasili Grossman. Het voert ons naar de donkerste jaren van de twintigste eeuw – jaren van ontzetting, dood en toch doorleven. Twee gepassioneerde betogen, over christelijk leiderschap door CHE-leider Kees Boele en over bio-energie door energiedeskundige Steven Lobregt, besluiten dit nummer. We hebben mooie recensies in de portefeuille, maar die bewaren we nog even voor het komende nummer. Dan heeft u wat om naar uit te zien!