Vanuit de salon over bio-energie

Ofwel hoe de politiek barrières opwerpt voor verduurzaming van de energievoorziening


De woorden duurzaam, energie en innovatie zijn volop in het nieuws. Er is dreiging alom: niet alleen wordt het milieu bedreigd, ook is de energievoorziening in Europa niet voor honderd procent gegarandeerd. Bio-energie lijkt de oplossing, maar staat steeds ter discussie. In dit artikel gaat het om de politieke salonpraat die barrières opwerpt voor de transitie van fossiele energie naar bio-energie.


Duurzaam, energie en innovatie, het zijn woorden die horen bij het broeikaseffect (CO2-problematiek) en bij zorgen over continuïteit van de energievoorziening. Het beeld dringt zich aan ons op dat een nieuwe zondvloed van CO2 opzwelt en spoedig de aarde zal verwoesten. Een nieuwe ark is er niet, dus richt de aandacht zich op het intomen van de CO2-stromen. Ontwikkelen van innovatieve duurzame-energieconcepten wordt dit genoemd.
Naast de zorg om het milieu is er de bedreiging voor de energievoorziening. De belangrijkste energiebron aardolie kan de groeiende wereldvraag niet meer bijhouden. Het blijkt dat als Rusland de gaskraan even dichtdraait, half Europa in de kou zit en de elektriciteitsvoorziening in gevaar is. We zijn voor bijna alle dagelijkse activiteiten gebonden aan energie en kunnen eigenlijk niet beseffen wat de opkomende schaarste voor gevolgen heeft.

Wat op termijn zwaarder weegt, de CO2 -problematiek of de energieschaarste, laat ik buiten beschouwing. Centraal in deze bijdrage staat de politieke salonpraat die barrières opwerpt voor de transitie van fossiele energie (olie, kolen, aardgas) naar bio-energie (biomassa, zon, wind en water). Zon, wind en water zijn voorlopig niet in staat substantieel bij te dragen aan de energieproductie. Bio-energie is dat wel en juist deze energiebron staat steeds ter discussie.

De politieke tweeslachtigheid


Op papier belijdt elke politieke partij te werken aan een duurzame toekomst. De route tot realisatie stokt echter bij het beleidspapier waarop de woorden innovatie, duurzaam en energie elkaar afwisselen. Daarna verdrinkt men zich in een moeras van beleidsvragen. Tel daarbij op de Nederlandse kruideniersmentaliteit en elke transitie stokt.

De publicatie van Het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie: Kort Commentaar 15. BIO-energie, natuurlijk beter? Duurzame inzet van groene grondstoffen (2009), is een mooie illustratie van het huidige politiek denken. De publicatie omhelst de bio-energie binnen de bijzondere verantwoordelijkheid van christenen in de zorg voor nu en later. Een kleine tachtig pagina’s later is het jonge leven van de bio-energie vakkundig gesmoord in onmogelijke politieke kaders. De randvoorwaarden die opgelegd worden aan bio-energie belemmeren elke innovatie. Het inconsequente is dat dezelfde stringente randvoorwaarden niet toegepast worden op fossiele energiebronnen. Er wordt in de salon met twee maten gemeten en er is geen visie op het inzetten van Nederlandse competenties naar een energievoorziening gebaseerd op bio-energie.

De meeste politieke partijen verschillen nauwelijks van de ChristenUnie. Uit een rondgang langs de partijwebsites blijkt dat GroenLinks en de SP qua conclusies op dezelfde lijn zitten als de ChristenUnie. GroenLinks stelt dat alleen afval gebruikt mag worden als biomassa. SP-kamerlid Jansen heeft met een motie ervoor gezorgd dat alleen biomassa die ‘aantoonbaar’ duurzaam is, in aanmerking komt voor subsidie. Jansen: ‘Alternatieve brandstoffen voor onze energiebehoefte mogen nooit ten koste gaan van honger en ontbossing elders in de wereld.’

Bij de PvdA en het CDA heerst er vooral stilte. Onder het kopje ‘duurzame energie’ ontbreekt veelal gewoon de term biomassa en wordt veilig de aandacht gevestigd op wind en zon. Zo blijft de Duurzame Ambitie in stand zonder dat realistisch beleid gemaakt hoeft te worden.
De randvoorwaarden aan biomassa zijn ondertussen vastgelegd in de ‘Cramer Criteria’ en uitgewerkt in de Nederlandse Technische Afspraak (NTA) 8080 ‘Duurzaamheidscriteria voor biomassa ten behoeve van energiedoeleinden’.
Het enige tegengeluid komt van D66 en de SGP. D66 formuleert: ‘Wij willen zo snel mogelijk overschakelen op duurzame energiebronnen die het milieu niet belasten, zoals wind, zon en biogas. Daarnaast is grootschalig onderzoek nodig naar nieuwe schone technologieën. Daarvoor willen wij de aardgasbaten inzetten en - in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven - heel gericht investeren in het ontwikkelen van duurzame energiebronnen.’ De SGP is voor bio-energie nog concreter: ‘Betere benutting van biomassa levert meer schone energie op en daarom moet benutting van biomassa worden gestimuleerd.’

Het beleidsmoeras van doorverwijzingen


De ChristenUnie laat in het Kort Commentaar (KC) zien hoe de politiek zich vast redeneert. De politiek redeneert zich vast Als de christelijke verantwoordelijkheid weggelaten wordt, is het een willekeurig stuk dat door menige andere partij geschreven had kunnen zijn.

Kernvraag voor de ChristenUnie-studie is criteria op te stellen voor ‘duurzaamheid’ en daaraan dan bio-energie te toetsen. Resultaat zijn de ‘Beleidsaanbevelingen voor de politiek’. De politiek dient volgens de ChristenUnie duidelijke wettelijke kaders vast te stellen voor behoud van de biodiversiteit. Daarnaast dient gegarandeerd te worden dat landbouwgrond primair ingezet wordt voor voedselproductie en niet voor de productie van energiegewassen en ten slotte moet er een nader te bepalen minimale verbetering behaald worden voordat een transitie in gang gezet wordt. Dit moet allemaal geborgd worden met ‘gecertificeerde Life Cycle Assessments ter bepaling van de netto broeikasgasemissiereductie ‘van wieg tot graf’ voor elke bio-energie-toepassing.’

Omdat het de overheid volgens de ChristenUnie ontbreekt aan deskundigheid moet er een Energiecommissie opgetuigd worden. Deze commissie heeft de dankbare taak om op basis van de door de politiek gestelde criteria en haar unieke bestuurlijke en technische expertise, adviezen uit te brengen aan de overheid over toepassing van bio-energie.

Dit poldergedrocht bestaat uit onduidelijke wettelijke kaders, een onmogelijke systematiek van borging en uit vrijblijvende adviezen van een Energiecommissie. Resultaat is een politiek perpetuum mobile. Indien er al een advies komt, zal dit bij alle betrokken partijen resulteren in een oneindig aantal vervolgvragen over de gehanteerde uitgangspunten op zowel politiek, bestuurlijk als technisch niveau. De kans dat bio-energie onder deze randvoorwaarden ooit van de grond komt is nihil.


Waar zit de pijn?


De consequentie van het politieke beleidsmoeras is een ongelijk concurrentieveld tussen fossiel en biomassa en daarmee de doodssteek voor de opbouw van kennis en kunde in Nederland en een blijvende afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Als de politiek deze verantwoordelijkheid willens en wetens wil dragen, zou het de partijen sieren dat ook zo te benoemen.

De publicatie van de ChristenUnie begint met de constatering dat de aarde van de zon ruim voldoende energie onderschept zodat 6,7 miljard wereldbewoners kunnen leven. ‘In plaats van de energie te benutten, heeft de wereldbevolking vanaf de industriële revolutie een collectieve verslaving aan fossiele energie ontwikkeld.’ Alsof er een paradijselijke keuze was en de mensheid willens en wetens de goede zon als schone en ruim voorradige energieleverancier heeft ingeruild voor het kwade: verslavende kolen, olie en gas.

De industriële revolutie begint rond 1750. De eerste stoommachines hadden een rendement van minder dan één procent en waren nauwelijks efficiënter dan menskracht. De inzet van de brandstof (kolen, turf) en het gebruik van kostbare materialen als ijzer en koper voor de bouw van deze stoommachines waren allemaal niet verantwoord. Er is vele jaren aangemodderd totdat James Watt in een razend tempo het rendement wist op te hogen naar acht en later bijna twintig procent. Dit kon enkel en alleen omdat hij zo’n inefficiënte stoommachine aan de Universiteit van Glasgow tot zijn beschikking had. Door de innovaties kwamen in sneltreinvaart toepassingen zoals de stoomtrein op gang en was de revolutie een feit. De geneugten van de industriële revolutie verspreidde zich snel en ook christenen toonden zich geen Rechabieten.
Bio-energie zit in dezelfde positie als de stoomketel voordat James Watt deze onder handen nam. Er dient geconcurreerd te worden met de bijzonder kosteneffectieve keten die fossiele brandstoffen omzet in bruikbare energie. In de vragen die de politiek zich stelt, komt het hele ontwikkeltraject niet aan de orde. Men doet alsof bio-energie uitontwikkeld is. Toetsen we de stoomtechnologie anno 1750 aan de politieke kaders van de ChristenUnie, dan was elke ontwikkeling resoluut beëindigd en de industriële revolutie in de kiem gesmoord.

Bio-energie heeft revoluties nodig


Op 12 november 2009 publiceerde het Wereld Natuur Fonds: Nederland loopt op alle fronten achter als het gaat om de mogelijkheden die de schone technologiesector biedt. Het gaat dan om de productie van schone energie en energiebesparing. Oorzaken zijn onder meer het ontbreken van een consistente overheidssubsidie, het gebrek aan Nederlandse investeringen in schone technologie in eigen land en een verwaarloosde thuismarkt.’

Om deze lethargie te doorbreken is revolutie nodig. Een revolutie die de fossiele energiebronnen niet beschermt, maar onder kritiek stelt. Een aanpak die ontwikkeling van technologie aanjaagt en productie stimuleert. Technieken om biomassa om te zetten in bruikbare brandstof hebben de nu nog nauwelijks bekende namen als pyrolyse, torrefactie en enzymatische omzettingen. Nederland heeft hierbij unieke competenties. De zeehavens liggen strategisch om biomassastromen te verwerken, logistieke stromen zijn voor Nederlandse bedrijven zelden te complex, de veelal coöperatieve agro-industrie is een sterke speler op de wereldmarkt en de agrarische sector heeft een ongelooflijk hoge productiviteit. Kennisinstituten en universiteiten kunnen de bedrijven voorzien van de nodige wetenschappelijke basis. De energiedistributie is fijnmazig en zonder exorbitante kosten geschikt voor transport van biogas. Ten slotte hebben we een kapitaalkrachtige sector bestaande uit verzekeraars en pensioenfondsen die op zoek zijn naar rendabele langetermijninvesteringen.

Met drie concrete onderwerpen wordt hier geïllustreerd dat Nederland kwaliteiten genoeg heeft, maar hopeloos de boot mist. Nederland mist hopeloos de boot
Nederland heeft een zeer goede infrastructuur voor de teelt van suikerbieten. Van suikerbieten kan ethanol (alcohol) gemaakt worden, een duurzame vervanger voor benzine. De teelt van suikerbieten heeft niet alleen direct nut, maar past in een afwisselend bebouwingsschema van landbouwgrond. De ontwikkelingen in Europa om de quotering op suiker af te schaffen, zetten de suikerbiet zwaar onder druk. In Duitsland heeft dat geleid tot investeringen in de productie van bio-ethanol. Suiker die te duur is als levensmiddel, wordt vervangen door suiker als grondstof voor een benzinevervanger. De hele keten weet hiermee een uniek concurrentievoordeel uit te buiten. De kennis, kunde en infrastructuur worden in korte tijd omgebouwd van niet-rendabele menselijke consumptie naar een schoon alternatief voor benzine. Enkele duizenden boeren doen hieraan mee en stellen hun toekomst veilig. De sector ontwikkelt nieuwe rassen zodat de opbrengsten hoger worden. De industrie optimaliseert het productieproces zodat de efficiency aanmerkelijk verbetert. De Duitse landbouwsector en industrie zijn toonaangevend.

Hetzelfde gaat op voor vergistingsinstallaties. Duitse boeren zetten mest al in meer dan 1500 installaties om in groen gas en groene stroom. Naast CO2-reductie geeft het een verbetering van de concurrentiepositie van de boeren. Een brede groep van toeleveranciers leert dagelijks de gasproductie verder te optimaliseren. Bijkomend en zeker niet onbelangrijk voordeel is de geringere afhankelijkheid van het Russische gas.
Het zwaar achterlopend Nederland kan weinig anders dan kennis uit Duitsland (of België) importeren. Sinds het in 2006 stopzetten van de subsidieregeling voor bio-energie (de MEP-regeling) ligt de Nederlandse markt compleet stil. Kennis gaat verloren, kapitaal verdampt en motivatie verdwijnt. In 2009 is er met een nieuwe subsidieregeling (SDE) weer voorzichtig gestart. Het beschikbare budget is zo laag dat vijfenzeventig procent van de initiatieven door een loting afgeserveerd wordt. Er kunnen nauwelijks tien serieuze groengasprojecten gestart worden, in een land dat zich graag profileert als de ‘gasrotonde’ van Europa. Waar een land met een unieke aardgaskennis en agrarische sector zou kunnen excelleren in biogasproductie, is er geen serieus beleid te vinden.

Ten slotte nog een derde uniek kennisgebied van Nederland. De fietsenfabrikanten zijn toonaangevend met de elektrische aandrijving. Elektrische aandrijving wordt politiek gezien als schoon en efficiënt. Het is het antwoord op de verbrandingsmotor en daarmee precies datgene wat elk stadsbestuur zich wenst.
De kennispositie wordt niet uitgebuit. Door een transitietraject in te gaan om de zwaar vervuilende brommers en scooters te vervangen door elektrisch aangedreven rijwielen ondersteund met een infrastrucuur van laadpunten ontstaat een stil en schoon vervoersconcept. Naast binnenlands milieuvoordeel een techniek met grote exportkansen naar alle metropolen met smogproblematiek.

Kerncompetenties om succesvol te zijn in bio-energie zijn er in Nederland voldoende.

Beleid andere landen en multinationals


Zoals hierboven al gememoreerd heeft Duitsland een hele sterke politiek ter opbouw van een duurzame energie-infrastructuur. Ook Zweden, Oostenrijk en Frankrijk ontplooien veel initiatieven. Men beseft dat duurzame energie samenhangt met infrastructuur, stabiel overheidsbeleid, verantwoord ondernemen en participatie van de markt.
Zo wordt met de eerste generatie bio-ethanol en biogas (geproduceerd bijvoorbeeld uit de voedingsmiddelen graan of suiker) een voertuigpark en een infrastructuur van tankstations opgebouwd waarmee straks ook tweede generatie bio-ethanol (geproduceerd van houtige producten) ingepast kan worden.
Zelf rijd ik sinds 2007 waar mogelijk op bio-ethanol. De afgelopen jaren betaalde ik aan de pomp 1,92 euro per liter voor E85 (bio-ethanol). Een product met een kostprijs van nog geen 0,50 euro per liter (het vergelijkbare spiritus ligt voor deze prijs in de winkel). Groen autorijden leverde per liter de Nederlandse staat 1,50 euro belasting op. In Duitsland was op hetzelfde moment de prijs aan de pomp nog niet de helft van de Nederlandse. Gevolg is in Duitsland een zeer snel groeiend netwerk van tankstations en een autopark dat geschikt raakt om op ethanol te rijden. In Nederland wordt er geen enkele stap voorwaarts gezet omdat de minister wacht op uniforme Europese testmethoden om de CO2-reductie vast te kunnen stellen.

Shell kondigde in april 2009 aan te stoppen met investeringen in wind- en zonne-energie. Belangrijkste reden is de politieke onduidelijkheid. De focus van Shell komt te liggen op biobrandstoffen. Shell is het meest positief over bio-ethanol uit suikerriet, dat op grote schaal wordt geproduceerd in Brazilië. ‘De CO2-uitstoot uit suikerriet is van ‘whell to wheels’ negentig procent lager dan de uitstoot bij benzine’, aldus Paloma Berenguer, sustainable development manager van Shell. ‘Het feit dat het vezelachtige afval dat overblijft wordt gebruikt als brandstof, draagt hier sterk aan bij. De energie die nodig is om het suikerriet te verwerken is in de CO2-voetafdruk meegenomen.’ Daar waar de grootste leverancier van fossiele brandstoffen dit soort uitspraken doet, zouden alle seinen op groen moeten staan om de Nederlandse agrarische sector en de petrochemische bedrijven te stimuleren om uit te groeien tot een wereldspeler van formaat.

De oneliner van GroenLinks ‘Eten hoort in je maag, niet in je televisie’ (bedoeld wordt groene energie, SL) en het voorgestelde afwegingskader van de ChristenUnie slaan elke vorm van ondernemen dood. Het is blijkbaar beter dat:
· de agrarische sector financieel in de tang gehouden wordt in een systematiek van overproductie tegen kostprijs;
· kostbaar land braak blijft liggen of uit productie wordt genomen;
· subsidies gebruikt worden om voedsel naar de derde wereld te exporteren en daar de lokale boer de nek om te draaien;
· boeren in Oost-Europa geen serieus perspectief hebben vanwege de bescherming van de overproductie.

Biogewassen telen in plaats van voedingsmiddelen geeft de landbouw perspectief. Was haver niet anders dan een energiegewas voor het werkpaard? Het is aan de landbouw eigen om op marktbehoeften in te spelen. Zo wordt landbouwgrond ook gebruikt voor productie van vlas voor het maken van lijnzaadolie en linnen, voor voedsel voor de uitdijende groep nutteloze hobbypaarden en gaat menig hectare op aan het telen van bloemen. Als de politiek morele oordelen wil vellen over de inzet van landbouwgrond louter en alleen voor voedselproductie is het einde zoek.

Toepassing afwegingscriteria op fossiel


De ChristenUnie komt in haar studie met een afwegingskader bestaande uit twee procedurele waarden: betrouwbaarheid en openheid, en twee inhoudelijke waarden: rentmeesterschap (respect en zorg voor de natuur) en rechtvaardigheid (respect en zorg voor de gemeenschap). Het afwegingskader wordt uitgewerkt tot een programma van eisen aan de bio-energie. Om aan te tonen hoe met twee maten wordt gemeten toets ik het eisenpakket voor bio-energie eens aan het gebruik van fossiele energiebronnen. Bio-energie en fossiele brandstoffen worden met twee maten gemeten Het doel hiervan is niet een afschuiven van verantwoordelijkheden voor bio-energie, maar het laten doordringen van het besef dat aan fossiele brandstoffen heel veel nadelen kleven. Elke verbetering ten opzichte van de bestaande situatie moet aangegrepen worden en niet worden belemmerd met absurde randvoorwaarden.

Betrouwbaarheid en openheid zijn gestoeld op eerlijkheid en deskundigheid. Het hele debat over bio-energie is doortrokken van cijfermateriaal en eenieder dient daarover eerlijk te rapporteren. Dit is helemaal terecht, maar toets de fossiele energiebronnen ook eens op deze criteria. Voor steenkolen, olie en gas is ‘eerlijkheid’ gelijk aan de marktprijs. We maken geen onderscheid tussen Russisch of Gronings aardgas, tussen olie uit de Noordzee of uit Nigeria, tussen steenkool uit Australië, Indonesië of Colombia. Informatie over mensonterende omstandigheden in mijnen, de gezondheidsrisico’s van fijnstof, de verlaging van de grondwaterstand, de consequenties voor de natuurlijke habitat en de vernietiging van het landschappelijk schoon worden nooit genoemd en zijn geen afweging bij ons dagelijks energiegebruik. Poetin en co worden niet bevraagd over de ontwikkeling van gas- en olievelden in de toendra’s, de bevolking van de Nigerdelta niet over de gevolgen van oliewinning voor hun gezondheid, Chinese en Oekraïense mijnwerkers laten we onacceptabele risico’s nemen om steenkool uit de grond te halen. We willen het niet eens weten en wat we weten doet ons niks.

Het rentmeesterschap bij bio-energie moet de biodiversiteit borgen, de kwaliteit van bodem, oppervlaktewater en lucht behouden of verbeteren. Dat dagbouw van bruin- en steenkool impliceert dat de natuur op grote schaal vernietigd wordt, is geen discussiepunt. Dat het verstoken van fossiele brandstoffen in alle grote wereldsteden de luchtkwaliteit sterk doet verslechteren, is geaccepteerd. Verantwoord rentmeesterschap past niet bij ons dagelijks energiegebruik.

De rechtvaardigheid stelt dat productie van biomassa bijdraagt aan de lokale welvaart, de voedselvoorziening niet in gevaar brengt, geen onevenredige sociale verstoringen teweegbrengt, het welzijn van de werknemers verbetert en positief is voor de internationale economische verhoudingen. Kortom, de heilstaat dient hand in hand met bio-energie gerealiseerd te worden. Het is zeker goed dat de corrumperende macht van het kapitaal gekoppeld aan energie hier gezien wordt, maar wederom salonpraat omdat het in de dagelijkse energievoorziening genegeerd wordt.

Welke gedachtekronkel is er nu bij de politieke partijen als de ChristenUnie ontstaan zodat er gemeten wordt met twee maten? Aan bio-energie onmogelijke criteria opleggen en dagelijks zonder enige gewetenswroeging grote hoeveelheden fossiele energie erdoorheen jagen.

De aversie tegen techniek en charme van spiritualiteit


Met de mechanisering van het wereldbeeld zijn volgens de ChristenUnie goddelijke krachten geobjectiveerd en teruggebracht tot fysische energie en brandstoffen, resulterend in de technisch-wetenschappelijke beheersing van de maatschappij. Er is maar één tegengeluid mogelijk, de hernieuwde zinervaring welke kenotische oriëntatie genoemd wordt.

Uitgangspunt is dat vanuit de technisch wetenschappelijke beheersing er geen oplossing voor het energievraagstuk is te vinden. Immers, hier ligt juist de wortel. De wetenschappelijk-technische voorzieningen zijn heilsinstrumenten van het kwade en kunnen niet ten goede dienen. ChristenUnie senator Schuurman wordt geciteerd waarbij het ambachtelijke tegenover het moderne geplaatst wordt. Ruim dertig jaar geleden schreef Schuurman al: ‘De mens die door wetenschap en techniek de verlossing van zichzelf en de cultuur verwacht wordt de gevangene van een zinloze, dreigende technisch-wetenschappelijke macht.’

Het heil is alleen te vinden in kenotische oriëntatie. De lijn van het hernieuwde zoeken naar zinervaring in spiritualiteit en de hernieuwde belangstelling voor religie. De kredietcrisis doet de interesse in deze lijn alleen maar toenemen. Er volgt een betoog dat zich niet richt op de problematiek van de bestaande fossiele brandstoffen, maar een ideale participatiemaatschappij afschildert, waarin de verantwoordelijkheid voor de natuurlijke hulpbronnen past. Deze kenotische oriëntatie is weinig meer dan de salon waarin we elkaar aanpraten dat een heel ander leven mogelijk is. Het doordenken van het ideaal vraagt zoveel tijd dat we aan handelen nooit toe gaan komen.

Teleurstelling


De hier en daar wat cynische toon in dit artikel is woorden geven aan teleurstelling. Teleurstelling omdat ik niets proef van de urgentie. Teleurstelling omdat concreet handelen achterwege blijft. Teleurstelling omdat de unieke competenties van Nederlandse landbouw en industrie verkwanseld worden, zonder dat ook maar iemand verantwoordelijk is.

Voor mij is het vrij zeker dat we ergens tussen de twintig en vijftig jaar in een grote energiecrisis en/of milieucrisis terechtkomen. Ik heb voldoende vertrouwen in de slechtheid van de mens. We zullen over lijken gaan om ons welvaartsniveau vast te houden. De laatste druppel olie gaan we uit de aarde persen, of deze nu uit de Sahara of onder de Zuidpool vandaan gehaald moet worden.

Duurzame energie is voor mij werken aan een noodlanding. Duurzame energie is werken aan een noodlanding Hoe eerder je begint met een glijvlucht, des te groter de kans op een acceptabele landing. Creëer speelruimte om duurzame energie te ontwikkelen. De omslag van zeilschepen naar stoomschepen heeft tientallen jaren geduurd, omgekeerd zal de transitie van fossiel naar bio-energie nog veel langer duren.
Kies niet voor alleen wind of zon, maar start zoveel mogelijk initiatieven op, liefst tegelijkertijd. Bio-energie is de meest kansrijke. Er zullen fouten gemaakt gaan worden. Sommige met ingrijpende gevolgen voor het milieu. Daar zijn we vertrouwd mee. Neem de zandverstuivingen op de Veluwe. De ontwikkeling om ijzer uit de oerbanken te halen heeft ooit de lokale habitat volledig vernietigd en dat is honderden jaren later nog terug te vinden in de nu als zeer mooi ervaren zandverstuivingen.

Het stilstaan bij kenotische oriëntatie is een nutteloos tijdverdrijf. Op het eerste gezicht filosofisch interessant. Het doordenken van afwegingskaders en de bijbehorende politieke beleidsvorming zal de komende jaren de causeurs in de politieke salon aangenaam verpozen en ervoor zorgen dat er in de praktijk niets gebeurt.


Cv

Ir. Steven Lobregt is directeur van een energieadviesbureau en lid van de ChristenUnie.