De boom in een reageerbuis

Hoe gaan we zinvol en doelmatig om met bio-energie

Met dit artikel reageer ik op de bijdrage van Steven Lobregt in Wapenveld 2010-1 onder de titel 'Vanuit de salon over bio-energie'. Hij bekritiseert daarin het huidige politieke denken over duurzame ontwikkeling zoals verwoord in de publicatie van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie (CU): BIO-energie, natuurlijk beter? Duurzame inzet van groene grondstoffen (2009). Ik heb zelf niet meegeschreven aan deze publicatie en reageer op persoonlijke titel, ook al ben ik betrokken bij een andere werkgroep binnen het wetenschappelijk instituut van de CU.

Wie herinnert zich niet de verjaardagsfeestjes in de tachtiger jaren waar een 8mm film het hoogtepunt was? Ik weet nog goed hoe dat voelde, televisie keken we thuis niet, maar een paar lachfilmpjes van 'de Dikke en de Dunne', dat bleef je voor altijd bij. Daarom kocht ik een paar jaar geleden een uitgebreide dvd-verzamelaar met een groot aantal Laurel & Hardy-films. En tot mijn verbazing ontdekte ik daarin een prachtige commercial die de twee heren op leeftijd hebben opgenomen in 1942. 'The tree in a test tube' [1] bleek een schitterende wervingsactie te zijn voor het Amerikaanse Ministerie van Bosbouw. Het publiek wordt erin voorgelicht waarom bos- en landbouw zo belangrijk is voor de oorlogsvoering. En wat blijkt: hout en houtafval is de grondstof van plastics en andere nuttige producten. Zonder hout geen modern leger!

De commercial is ondertussen een klassieker geworden in mijn onderwijs, want de confrontatie met een bijna zeventig jaar oud script over de rol van biomassa in de moderne samenleving is een klinkende binnenkomer in een duurzaamheidscollege. Wat is er nieuw aan al die aandacht voor biomassa, daar komen we toch juist vandaan? De eerste plastics werden gemaakt van houtextracten, de eerste stoommachines werden gestookt met hout, in het begin van de twintigste eeuw was het merendeel van de chemische industrie gebaseerd op agrarische producten. En om nog maar een andere nostalgie van stal te halen, wie herinnert zich niet de houtgasgenerator uit de boekjes van Piet Prins? Een auto laten rijden op hout en ijzerkrullen: de eerste stappen naar een waterstofeconomie!

Verslaafd aan energie

Om de zinvolle inzet van biomassa voor onze energievoorziening te begrijpen, wil ik eerst een stap terugdoen naar de rol van fossiele brandstoffen. Daarom vraag ik in het begin van mijn verhaal aandacht voor de ongekende maatschappelijke en economische ontwikkeling als resultaat van de inzet van aardolie, aardgas en steenkool. Vooral aardolie heeft alle al bestaande of in ontwikkeling zijnde alternatieven voor synthetische materialen en energiedragers met succes uit de markt gedrongen in de afgelopen vijftig jaar. Deze ontwikkeling heeft ons welvaart gebracht, gezondheid, vrede en veiligheid. Zonder goedkope energie geen wereld met zoveel inwoners, zonder goedkope energie geen vooruitgang, zonder goedkope energie geen intensieve landbouw.

En aan de razendsnelle mondiale economische ontwikkeling als gevolg van goedkope energie is nog geen einde. In Noord-Amerika en West-Europa stijgt het energiegebruik nog steeds met 1,5% per inwoner elk jaar. Daarnaast zullen China en India bij ongewijzigd beleid tot 2030, 45% van de toename in de vraag naar energie voor hun rekening nemen. Of nog concreter: China gaat in de komende twintig jaar net zoveel gassen uitstoten als Europa in de afgelopen 110 jaar [2]. China verslaat dit jaar al de Verenigde Staten als grootste uitstoter van broeikasgassen en rond 2015 staat India op nummer drie.

Sinds de eerste publicaties van de Club van Rome [3] en de energiecrisis in de zeventiger jaren is de vraag steeds weer op de agenda gezet om een gedragsverandering in die consumptie van fossiele grondstoffen. Want we zijn dermate verslingerd geraakt aan de fossiele reserves dat we er op een verbijsterend onverstandige wijze mee omgaan. Het lijkt niet op te kunnen terwijl we ondertussen voldoende nauwkeurige aanwijzingen hebben dat olie heel snel schaars gaat worden en er dus een noodlanding nodig zal zijn [4]. Het recente boek van Peter Tertzakian The End of Energy Obesity [5] gooit nogmaals op overtuigende wijze de knuppel in het hoenderhok: we zijn verslaafd aan energie en gedragen ons als junks. Waar is ons streven naar een gezond en goed leven, waarom vergeten we dat in discussies over energie en gedragen we ons in dat debat opeens als pubers in een McDonald's?

De wereld is in de afgelopen honderd jaar fundamenteel veranderd in haar behoefte aan energie en synthetische materialen. Een eenvoudige weg terug bestaat niet. A Een eenvoudige weg terug bestaat niet Zonder meer teruggrijpen naar oude technologieën gebaseerd op biomassa, kernenergie of waterstof kan dus geen oplossing zijn. Die alternatieven die we nu zo graag presenteren als 'duurzaam, groen en innovatief' waren er allemaal al. Denk als voorbeeld hiervan maar aan de schitterende documentaire 'Who killed the electric car' [6], waarin wordt uitgelegd dat tot aan het begin van de twintigste eeuw de elektrische auto veel meer toekomst had dan de auto met een benzinemotor.

Niet meer dan een marginale rol

En nu dan weer terug naar biomassa. De hoeveelheid energie die we uit biomassa halen is in de afgelopen honderd jaar ongeveer verdubbeld. Dat komt door de beschikbaarheid van meer landbouwgrond, meer opbrengst per hectare en de bevolkingsgroei. De hoeveelheid energie die we uit fossiele grondstoffen verkrijgen is meer dan twintig keer zoveel als een eeuw geleden. Op dit moment komt ongeveer 85% van al onze energie uit de verbranding van fossiele bronnen [7].

Daarom kan het niet anders dan duidelijk zijn dat, met ook nog gegeven de snelgroeiende vraag naar hoogwaardige energie wereldwijd, de groeiende wereldbevolking en de toename van de intensiteit van de energievraag, er geen enkel alternatief te bedenken is voor fossiele brandstoffen. Nou ja, het enige serieuze alternatief zou kernenergie zijn, alleen dat is een heel andere discussie.

En dat betekent dat twee opties te bedenken zijn om uit deze maalstroom van toenemende energieconsumptie te komen. In de eerste plaats zouden we ernaar kunnen streven dat de wereldwijde energieconsumptie zodanig lager wordt dat biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen weer relevant worden; in de meeste duurzaamheidsscenario's wordt uitgegaan van een reductie van een factor twintig, ofwel 95% minder. In de tweede plaats zouden we op zoek kunnen naar een energiebron die innovatiever, goedkoper en gemakkelijker toegankelijk zou zijn dan fossiele brandstoffen. En de enige die daarvoor in aanmerking lijkt te komen, is kernenergie of haar science-fiction zusje: kernfusie. Mijn voorkeur gaat uit naar het eerste alternatief, maar daarmee staat energiebesparing dus met stip op nummer één en is een ongebreidelde inzet van biomassa niet aan de orde en heeft zelfs relatief weinig zin.

Het besef bij investeerders en politici moet helder zijn dat de inzet van biomassa voor energieproductie nooit meer dan een marginale rol kan spelen gezien de beschikbaarheid van landbouwgrond. Als we biomassa zonder strikte overheidsgeleiding inzetten, zullen we door de wildgroei aan afgebroken initiatieven en ineffectief gebruik heel vlug door de beschikbare grondstoffen heen zijn. We moeten bij de inzet van bio-energie een herhaling van het ongelimiteerde cowboygedrag, zoals dat plaatsvond bij de winning van olie aan het begin van de twintigste eeuw, zien te voorkomen. Ongelimiteerd gebruik van biomassa zou kunnen leiden tot een onherstelbare afbraak van ecosystemen. Of het zou de productie van voedsel zo kunnen beïnvloeden dat er wereldwijd nog meer honger komt.

Biomassa voor energie moet daarom worden ingezet in een juiste balans met andere energiebronnen en onder strikte voorwaarden. Een heldere kaderstelling is belangrijk voor een discussie over de inzet van biomassa. De publicatie van het wetenschappelijk instituut van de CU doet daarin een goede voorzet. In het maatschappelijk debat is het niet belangrijk dat we ons zonder meer laten leiden door wat er technologisch mogelijk is, maar door datgene wat uiteindelijk bijdraagt aan een betere samenleving.

Zoeken naar nuance vergt moed

De categorische fout die in veel politieke discussies over duurzaamheid steeds weer wordt gemaakt, is dat een technologie of oplossing op zich wordt gezien als duurzaam. En dat is net zoiets als je laptop beschouwen in termen van goed of fout. Het gebruik en de context van een technologie maken die duurzaam of niet. De publicatie van de CU illustreert hoe deze nuance kan worden ingebracht in het politieke discours. De inzet van biomassa kan een prachtig duurzaam alternatief zijn, maar kan ook een onduurzaam wangedrocht opleveren. B Duurzaam alternatief of onduurzaam wangedrocht Ik zal twee voorbeelden geven.

Als een boer in de Noordoostpolder een mestvergister op zijn erf zet, is dat een mooie bron van energie voor gebruik in het huis of in de stal. Op die manier wordt op redelijk eenvoudige manier bespaard op de inzet van primaire energiebronnen en zal ook uit een integrale ketenanalyse volgen dat er in de gehele context energie wordt bespaard en de uitstoot van koolstofdioxide wordt gereduceerd.
Maar als een fabriek in het Rijnmondgebied wordt geopend voor de productie van bio-ethanol uit tarwe, afkomstig van landbouwoverschotten uit de Europese Unie, dan zien we dat de koolstofbalans maar ternauwernood positief is. Want gedurende de groei, de verwerking en het transport van die tarwe is in de keten al zoveel fossiele brandstof gebruikt, dat de geproduceerde bio-ethanol per eenheid ongeveer net zoveel of soms zelfs meer energie geconsumeerd heeft dan zij uiteindelijk oplevert. Uit een integrale ketenanalyse volgt dan dat er in de gehele context niet of slechts heel weinig energie uit primaire bronnen wordt bespaard en de emissie van koolstofdioxide niet wordt gereduceerd.

Dat is voor sommigen mogelijk een te genuanceerd verhaal, met geen duidelijk ja of nee tegen de inzet van biomassa. Maar het is wel realistisch en relevant. De belangrijkste uitdrukking in duurzaamheidsdiscussies lijkt altijd weer te zijn 'het hangt ervan af'. En om dat in te brengen in een politieke kaderstelling is moed nodig. De publicatie van de CU verzandt dan ook niet in comfortabele salonpraat, maar in een realistische aanzet tot een diepgaand en relevant maatschappelijk debat.

De noodzaak van een normatief kader

Om het met andere woorden te zeggen: hoe overbrug je de kloof tussen ideaal en politieke werkelijkheid? De publicatie van de CU toont veel ideaal in het begin, met daarbij voldoende oog voor de weerbarstigheid van de politieke werkelijkheid. Ik heb hierboven aangegeven dat de zoektocht naar de ideale modus van energieconsumptie een bijzonder ingewikkelde discussie oplevert. C Zoeken naar de ideale modus van energieconsumptie In deze hele discussie is de genoemde publicatie van de CU een mooie bijdrage. Ik ken geen andere recente publicaties van Nederlandse politieke partijen die zo helder vanuit een vooropgesteld kader redeneren en een visie opbouwen.

Vervolgens resulteert het gebruik van dit kader in de politieke werkelijkheid in een aantal genuanceerde en afgebakende oplossingsrichtingen. Daar is niets mis mee. Uiteindelijk kom je daar in de politiek het verst mee, want het geeft een afbakening aan onderhandelingen en een argumentatieraamwerk voor debatten. Als de genoemde publicatie op deze manier bijdraagt aan het vormgeven van het nieuwe verkiezingsprogramma, ben ik ervan overtuigd dat juist de CU op het gebied van de inzet van biomassa een eigen en helder geluid laat horen in vergelijking met de programma's van andere partijen.

Steven Lobregt doet een aantal stevige uitspraken in zijn artikel 'Vanuit de salon over bio-energie'. Ik ben het niet met hem eens dat de CU de urgentie van een duurzame energie-ontwikkeling wegredeneert. Ik ben het wel eens met zijn stellingname dat we binnen duurzaamheid niet te bang moeten zijn om fouten te maken en innovatie gaat altijd met vallen en opstaan. Alleen op het terrein van de bio-energie is er naar mijn mening relatief weinig te bereiken en wel veel kans om brokken te maken. Juist vanwege de schaarste en de verwevenheid met voedselproductie is er op dit terrein een sterk normatief kader vereist. Ik zie het dus als taak van de overheid en daarmee van politieke partijen om deze kaders te stellen. Daarbinnen kunnen en moeten ondernemingen en onderzoeksinstituten uitgedaagd worden om innovatief en creatief de kansen van alternatieve energiebronnen uit te buiten. Op die manier kunnen nieuwe technologische ontwikkelingen ook op lange termijn bijdragen aan een duurzame samenleving.

Cv

Dr. ir. Gijsbert Korevaar is directeur van het onderwijs- en onderzoeksprogramma Industrial Ecology aan de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Leiden. Hij is lid van de werkgroep 'Duurzame Ontwikkeling' van het Wetenschappelijk Instituut van de CU.

  1. De boom in een reageerbuis - ondertussen ook te vinden op YouTube onder dezelfde titel
  2. Zie de World Energy Outlook van de IEA: http://www.worldenergyoutlook.org/
  3. Donella H. Meadows, Dennis L. Meadows, Jorgen Randers en William W. Behrens III, The Limits to Growth, Universe Books, New York (1972).
  4. Terecht op deze manier verwoord door Steven Lobregt in zijn artikel 'Vanuit de salon over bio-energie'
  5. Zie ook de bijbehorende website: http://endofenergyobesity.com/
  6. Zie ook de website van de film: http://www.sonyclassics.com/whokilledtheelectriccar/
  7. Zie de World Energy Outlook van de IEA: http://www.worldenergyoutlook.org/