De bijbel cultureel

De Bijbel in de kunsten van de twintigste eeuw
Marcel Barnard en Gerda van de Haar (red.)


Marcel Barnard en Gerda van de Haar (red.)

Uitgave Meinema, Zoetermeer / Pelckmans, Kapellen, 2009, xxxviii + 694 pag., ISBN 978 90 211 4220 3, € 89,90

Er is geen boek dat onze cultuur zo heeft beïnvloed als de Bijbel. Dat geldt niet alleen voor de cultuur in de ruime betekenis van het woord – cultuur als ‘way of life’ –, maar vooral ook voor het terrein van de cultuur in de engere zin van het woord: cultuur in de zin van kunst. Talloze werken uit literatuur, muziek, beeldende kunsten zijn door de Bijbel geïnspireerd, hetzij dat zij met zoveel woorden Bijbelse thema’s behandelen hetzij dat zij refereren aan Bijbelteksten. Van gevelstenen tot en met de schilderijen van Rembrandt en Van Gogh, middeleeuwse altaarstukken, de cantates en passionen van Bach, de oratoria van Mendelssohn, de treurspelen van Vondel, enzovoort, enzovoort. Omgekeerd werpen deze artistieke scheppingen vaak een verrassend licht op de interpretatie van de heilige Schrift en vormen zij een bijdrage aan de werkingsgeschiedenis van de tekst. Ik denk aan de wijze waarop de persoon van Christus de eeuwen door is afgebeeld vanaf de schilderingen in de catacomben tot vandaag.
Nu betreffen de hierboven genoemde voorbeelden vooral het verleden. Maar hoe zit het met de kunstuitingen in de twintigste eeuw? Er is immers in de cultuur een geweldige verschuiving opgetreden. Eeuwenlang was de kunst kerkelijke kunst en was de kerk de grote opdrachtgever. Na de opkomst van de Renaissance en het Humanisme werd het terrein in vele opzichten aan de voogdij van de kerkelijke machthebbers onttrokken. Daar zit een seculariserende tendens in. Toch bleven kunstenaars werken in een door het christendom gevormde cultuur. Hoe moeizaam soms hun relatie tot de gevestigde kerken was, hoezeer zij ook horig waren aan de antieke cultuur, het gezag van de Bijbel en de betekenis van het christelijk geloof stonden doorgaans niet ter discussie.
Dat veranderde met de Verlichting. Wetenschap en kunst emancipeerden zich niet alleen van het gezag van de kerk, maar ook van de Bijbel die meer en meer gezien werd als een antiek literair en religieus document. De Bijbel werd niet zelden op het Procrustesbed van de rationalistische kritiek gelegd en dat bleef niet zonder invloed op de wijze waarop dit boek in de kunst een rol speelde. De secularisatie werd meer en meer een los-van-God-beweging waarvan met name de jaren zestig van de vorige eeuw een exponent zijn (vgl. de God-is-dood-theologie). Zoiets komt niet uit de lucht vallen. De ‘meesters van het wantrouwen’, Freud, Marx en Nietzsche, hebben elk op hun wijze aan dit proces bijgedragen en velen beïnvloed. De kritiek richtte zich daarbij niet alleen op de overgeleverde vormen van het christelijk geloof en de kerkelijke praktijk, maar leidde niet zelden tot een radicaal kritische houding ten aanzien van het geloof, tot venijnige aanvallen op Bijbel, geloof en kerk, tot agnosticisme en atheïsme. Soms werd de religie afgedaan als een te verwaarlozen element in de samenleving en werden hun aanhangers gezien als een uitstervend ras. In de kunsten is in het hierboven genoemde tijdperk het Modernisme de dominante stroming die met haar aanvallen op geloof en de christelijke traditie een exponent van de radicale omslag in de cultuur betekende.

En toch: alle modernisme en secularisatie ten spijt, de Bijbel bleef componisten en musici, theatermakers, cineasten, dichters en romanschrijvers, schilders en beeldhouwers inspireren. Daarvan getuigt het fraaie boek dat in het afgelopen najaar door Meinema is uitgegeven. De redactie stond onder leiding van de neerlandica Gerda van de Haar – voor Wapenveldlezers geen onbekende – en de theoloog Marcel Barnard, hoogleraar liturgiewetenschappen en betrokken bij de Prof. dr. G. van der Leeuwstichting. Zij werden bijgestaan door redacteuren die elk een bepaald genre voor hun rekening namen: Jaap Goedegebuure (literatuur), Wouter Prins (beeldende kunst), Sylvain De Bleeckere (film), Max Smith (theater), Johan Snel (klassieke muziek) en Peter Sierksma (popmuziek). De enkele jaren dat men aan dit boek gewerkt heeft, zijn bepaald geen verloren jaren geweest. Het resultaat is een fraai gebonden boekwerk met vele illustraties, een kijk- en bladerboek, dat mede door uitvoerige registers via een vernuftig systeem zich ook als naslagwerk laat gebruiken.
Er is niet gestreefd naar volledigheid. Wie dus bepaalde namen mist, krijgt op voorhand van de redactie gelijk. Maar de oogst is niettemin indrukwekkend. Een steekproef op het gebied van de klassieke muziek levert een aantal titels op van zelden uitgevoerde werken naast inmiddels klassieke werken als Strawinsky’s Symphonie de Psaumes, Schönbergs opera Moses und Aron, Mahlers imposante Achtste symfonie waarvan het eerste deel een toonzetting is van de pinksterhymne Veni Creator Spiritus. Er is gekozen voor een thematische opzet, te beginnen met het thema ‘schepping’ tot en met het trefwoord ‘hemels Jeruzalem’. Daarbij houden de samenstellers in de 67 hoofdstukken de volgorde van de Bijbelse canon aan, inclusief thema’s uit de apocriefe literatuur uit het inter-testamentaire tijdvak. Aan de behandeling van de trefwoorden gaan inleidende artikelen vooraf over de Bijbel in de verschillende kunstvormen.
Elk hoofdstuk heeft een vaste opbouw. Allereerst wordt in de rubriek presentatie een bepaald kunstwerk uit een van de genres gepresenteerd. Met als uitzondering trefwoord 35 (Jezus) waarbij van alle genres een presentatie is opgenomen. Na een korte beschrijving volgen observaties met betrekking tot vorm, stijl en techniek, terwijl in een tweede analyse – de ‘Tweede blik’ – teruggekoppeld wordt naar de Bijbel en de dynamiek tussen kunstwerk en Bijbel wordt gepeild. Zo wordt onder het trefwoord ‘Ecce homo’ het toneelstuk van Hugo Claus Vrijdag beschreven en besproken, terwijl bij het trefwoord ‘Verrijzenis’ het bekende boek van Willem Jan Otten Specht en zoon behandeld wordt. Daarna volgen bij elk thema een reeks van acht karakteristieken van afzonderlijke kunstwerken uit verschillende genres. Bekende en onbekende kunstwerken passeren de revue. Vooral hier blijkt het boek een echt naslagwerk te zijn. De redacteuren spreken niet ten onrechte van ‘goede tips’. Samen geven deze karakteristieken een goede indruk van de relatie tussen bijvoorbeeld een film of een popsong en de Bijbel. Ook worden in deze rubriek ook nogal wat gedichten geciteerd. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een essay over een breder onderwerp dat te maken heeft met het trefwoord. Zo vinden we een essay over het exodusmodel in de literatuur, theater na ‘de dood van God’, fin-de-siècle-componisten en de Bijbel, Judas in de Jezusfilm, het mysterie van Pasen in de beeldende kunst, moderne martelaren in de film (Ghandi, Steve Biko), om een paar voorbeelden te noemen. Met name de essays laten bredere verbanden zien en geven boeiende diepteboringen.
Bij een dergelijke veelheid van thema’s en subthema’s zal elke lezer zijn of haar eigen voorkeuren hebben. Zelf werd ik vooral geboeid door de wijze waarop de Bijbel een plek krijgt in de moderne klassieke muziek. Met name de Amerikaanse cultuur blijkt een positieve plaats te hebben ingeruimd voor de Bijbel. Daartoe heeft zeker de uittocht van Joodse musici en componisten uit het Europa van de jaren dertig een rol gespeeld. In de werken van componisten als Bernstein, Glass en Steve Reich vinden we vele referenties aan de Tora, de Psalmen en de Profeten. Niet minder instructief is het essay over de Apocalyps en de muziek tijdens de Koude Oorlog. Maar ook onder de andere genres treft de lezer waardevolle beschouwingen aan die je aan het denken zetten over de vaak ingewikkelde relatie tussen Bijbel en kunst in de turbulente twintigste eeuw. Het is immers de eeuw van twee wereldoorlogen, de Holocaust, de genocide, de Koude Oorlog en de val van de muur, het opkomend nationalisme (Balkan!), Al-Kaida, de confrontatie met de armoede in de derde wereld, maar ook van de kernwapens, globalisering, ruimtevaart, computer en internet. Het is de tijd waarin de zekerheden van de Verlichting worden ondergraven door het postmodernisme dat overigens in zijn nadruk op de autonomie een kind van de Verlichting is. Het is de eeuw van de ontkerkelijking en de ontkerstening, waarbij in West-Europa velen het geloof ’t liefst uit het publieke domein willen verwijderen. en anderzijds de tijd waarin we een hausse aan spirituele bewegingen waarnemen, zij het ook dat die goeddeels aan de gevestigde kerken voorbijgaan.

Kunst is een expressie van wat mensen ten diepste raakt. Kunstenaars reflecteren op de cultuur die zij waarnemen en waarin zij staan in verwondering en verbijstering en zij nodigen ons uit die verwondering of verbijstering mee te maken. Men denke alleen aan de impact van de Holocaust op tal van kunstwerken. Spannend wordt het dan als deze kunstwerken ook door de Bijbel en Bijbelse thema’s zijn geïnspireerd. Op welke wijze heeft de cineast of de schilder, de schrijver of de componist de Bijbel gelezen? Is hij of zij als gelovige en modern mens erdoor gegrepen of zet men zich ertegen af? Wordt het Bijbelse gegeven op een wijze behandeld die recht doet aan het verhaal? Of gebruikt de kunstenaar het thema om eigen ideeën te ventileren? Betekent de artistieke reconstructie van het Bijbelgedeelte dat we in feite een ander verhaal krijgen dat met de scopus van het Bijbelverhaal nauwelijks meer iets te maken heeft? Bijbelinterpretatie voltrekt zich immers nooit in een vacuüm, maar altijd in een bepaalde context. En de geschiedenis laat zien hoe de relatie tussen Bijbel en cultuur, ook in de wereld van de kunst een zeer spanningsvolle verhouding betekent. Ik herinner in dit verband aan het bekende boek van de Amerikaanse theoloog H. Richard Niebuhr over die verschillende relaties, Christ and Culture. Soms is dat een zeer antithetische relatie zoals in de Vroege kerk – Christ against culture –, soms is er sprake van een paradox, een worsteling tussen geloof en ongeloof. Idealiter kan de interactie tussen Bijbel en cultuur leiden tot een transformatie van de cultuur.
Wat impliceert dit gegeven voor het thema van dit boek? Het geboden overzicht laat zien dat we te maken hebben met een diversiteit aan meningen en visies. Kunstenaars blijken zeer uiteenlopende intenties te hebben. Ook in de wereld van de moderne kunst loopt er een scheiding tussen geloof en ongeloof. De kunstenaars hebben wat met de Bijbel, maar ook tegen de Bijbel. In een aantal gevallen blijkt het christelijk geloof in de moderne kunst een verrassende rol te spelen en verdiept het kunstwerk je inzicht in het betreffende Bijbelse thema. In andere gevallen wordt ons een spiegel aangereikt die ons inzicht in de ‘condition humaine’ verdiept. Kijken en lezen betekent dan een confrontatie met je zelf. Waar sta ik zelf in dit verhaal? Maar in andere gevallen betekent het een schokkende confrontatie als je het gevoel hebt dat provocatie en ironie voor je gevoel balanceren op de rand van de blasfemie of eroverheen gaan. De redactie is van oordeel dat provocatie en kritiek het belang van de Bijbel als heilig boek van synagoge en kerk eerder onderstrepen dan ondergraven. Zij voeren daarbij als argument aan dat religiekritiek kenmerkend is voor de Bijbel. Hoe waar dat laatste ook is, ik vind de argumentatie wel wat erg kort door de bocht. Bijbelse religiekritiek heeft immers als keerzijde de bevrijdende verkondiging van de Naam. Het negatieve staat om zo te zeggen in dienst van het positieve, de transformatie van het leven naar God toe. Op dat punt roepen tal van kunstwerken toch een gevoel van vervreemding op. Ik begrijp dat de redactie niet wil moraliseren. Toch had het kritisch element van mij sterker gemogen en mis je een theologische evaluatie. Maar goed, wellicht overvraag ik daarmee de redactie en vraagt dat om een ander werk.
Ongetwijfeld is het waar dat schokkende uitlatingen en felle kritiek in een aantal gevallen meer de wijze waarop christenen en kerken met de Bijbel omgaan betreffen dan de Bijbel zelf. Ik denk aan de cabaretiers, die in vele gevallen de rol van de boeteprediker hebben overgenomen. ‘Cabaret is een donderpreek, waarvoor de kerkgangers graag het traktement van de dominee willen betalen’, aldus Sieto Hoving (geciteerd op p. 270). Met name bij beeldende kunstenaars staat de kerk als conservatieve autoriteit er slecht op, sterker, zoals Wouter Prins schrijft, ‘in de kunstwereld is niet alleen de kerk, zelfs elke vorm van religie verdacht’ (p. xxii). De provocerende wijze waarop Madonna in een spiegelend discokruis aandacht vraagt voor de weeskinderen, heeft naar mijn oordeel terecht verzet opgeroepen.
Voor wie het kruis teken van heil is, is zo’n voorstelling alleen maar pijnlijk. De vraag laat zich dan niet onderdrukken in hoeverre kunstuitingen die niet slechts de kerk aanvallen, maar ook de spot drijven met wat voor een gelovige heilig is, de teloorgang van het heilige in onze cultuur bevorderen. Anderzijds kan de schok ook heilzaam zijn. We dienen de vragen en het verzet tegen het geloof ernstig te nemen. Kunst laat de worsteling van de mens met zichzelf zien. De schreeuw om recht, de hunkering naar echte humaniteit, het verdriet om het lijden, de twijfel aan de zin van het leven, de Godsvraag ... het zijn vragen waar christenen niet buiten staan. We zijn zelf in het geding. De nood van de wereld is ook onze nood. Niettemin is er wel vaak een diep contrast tussen de Bijbelse mensenkennis en wat de moderne kunst ons zegt over de mens. Vaak krijgt het ‘Ik, ellendig mens’ van Romeinen 7 stem op een ontroerende wijze. Maar het evangelie gaat verder: ‘Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heer!’
De Bijbel cultureel vormt daarom ook een bijzondere uitdaging ten aanzien van onze positie inzake geloofs- en levensvragen. Wie de moderne cultuur wil verstaan en de ambivalentie van de kunst van de twintigste eeuw ten aanzien van de Bijbel wil peilen, vindt in dit standaardwerk een uitnemende gids. Ik denk daarbij niet alleen aan de geïnteresseerde kunstliefhebber. Ook in onderwijs en in vormen van kerkenwerk kan het een nuttige functie vervullen. Pastores, catecheten, jongerenwerkers, missionaire werkers komen met de huidige cultuur op tal van terreinen in aanraking. Ik denk aan jongeren voor wie de popcultuur en de film een groot deel van hun referentiekader bepalen. Maar niet alleen aan deze groep. Wat in moderne kunst ter sprake komt of visueel verbeeld wordt, dringt in alle lagen van de samenleving door. Kennisname helpt je om de mens van vandaag en zijn cultuur te verstaan. En dat je daarbij menig keer ook nog verrast wordt door het licht dat kunstenaars op de Bijbel werpen, moet eveneens gezegd worden. Het heeft me persoonlijk getroffen hoe er ook in de twintigste eeuw nog tal van kunstenaars zijn die vanuit een positief beleden christelijk geloof werken. Het Bijbelse erfgoed blijft prominent aanwezig in de moderne cultuur.


Ede, Ab Noordegraaf