Een schreeuw om recht

De tragedie van het Palestijnse volk
Dries van Agt


De Bezige Bij, Amsterdam, 2009, 367 pag., 978 90 234 5483 0, € 19.90.
Een schreeuw om recht. Deze titel van het boek, geschreven door voormalig premier Dries van Agt, geeft de inhoud goed weer. Een schreeuw is per definitie gepassioneerd, en heeft tegelijk iets onevenwichtigs. Dat geldt ook voor dit boek. Het is gepassioneerd geschreven, primair vanuit het geraakt zijn van de auteur door wat hij in de ondertitel noemt ‘de tragedie van het Palestijnse volk’. Tegelijk geeft Van Agt door zijn bewogenheid met Palestijnen de zaken in mijn ogen té eenzijdig weer. Al vanaf de Chronologie, waarmee het boek aanvangt, is duidelijk hoe de auteur werkt: hij laat de helft weg. Zo wordt Israël steevast geportretteerd als de agressor en bezetter, zo niet (oorlogs)misdadiger. Als klein voorbeeld noemen wij uit de Chronologie het jaartal 1967, dat aldus beschreven is: ‘Israël begint de Zesdaagse Oorlog en verovert …’. Inderdaad, Israël moest, om te overleven, de eerste klap uitdelen, aangezien (maar dat wordt hier niet genoemd) de staat en haar inwoners met de dood en vernietiging bedreigd werden, door de massaal verzamelde legers van hun vijanden.
Dit kleine voorbeeld is exemplarisch voor het gehele boek van Van Agt. Telkens wordt Israël in het beklaagdenbankje geplaatst, en wordt voorbijgegaan aan het feit dat niet Israël voor de huidige situatie heeft gekozen, maar dat het juist andersom is: dat Arabische landen de impasse gecreëerd en versterkt hebben, daarbij de Arabieren die thans Palestijnen genoemd worden dan wel zichzelf zo noemen, dankbaar als marionet gebruikend, om de wereldopinie, en helaas ook die van Van Agt, aangaande Israël negatief te beïnvloeden. Ook voor het visuele aspect geldt dat er sprake is van halve waarheden. Zo worden vanaf p. 32 landkaartjes getoond die suggereren dat Israël voortdurend gebied afpikt van de Palestijnen. Vergeten is om hierbij een ander kaartje te tonen, waarop te zien is hoe van het oorspronkelijke mandaatgebied Palestina het grootste gedeelte al Palestijns gebied is geworden (het huidige Jordanië, waar overigens álle Joden sindsdien verdreven zijn, en waar, eveneens overigens, destijds een niet-Palestijns vorstenhuis via Britse kunstgrepen aan de macht is gebracht, iets waarover we zelden de Jordaanse Palestijnen horen klagen). Dat de Joden bij de VN-beslissing van 1947 zelfs genoegen namen met slechts 17% (waarvan 65% woestijn) van hetgeen hen oorspronkelijk door de Volkerenbond was toegewezen, wordt gemakshalve door Van Agt vergeten. En zo wordt door Van Agt voortdurend een suggestief kader geschapen.
Ook het begrip ‘bezet gebied’ als het gaat om de Westbank, is zo’n misleidende term. Juridisch gezien valt ook hier uiteraard weer veel meer te zeggen, aangezien er nooit sprake is geweest van een soevereine staat die door Israël bezet is. Zoals toch genoegzaam bekend is, hebben de Arabische landen nooit de door de VN vastgestelde grenzen tussen een Joodse en Arabische staat geaccepteerd, maar zijn zij vanaf dag 1 een oorlog tegen Israël begonnen. Jordanië heeft in dit proces het door Arabisch toedoen ongedefinieerd gebleven gebied dat later de ‘Westbank’ is gaan heten, geannexeerd, waarna Israël dit gebied in de oorlog van 1967 overgenomen heeft. Hooguit valt er dus te spreken over betwist gebied, waarover Israël het beheer voert. Evenzo stelt Van Agt, in zijn bespreking van het Israëlische nederzettingenbeleid, niet aan de orde dat het op 14 juli 1922 aangenomen mandaat van de Volkenbond de vestiging (nederzettingen) van Joden in het aan Arabieren toegewezen gebied goedkeurt. Ongewogen blijft ook in het boek, dat het de Joden waren die het grotendeels verlaten en ‘woeste en ledige’ land vanaf de negentiende eeuw weer tot bloei brachten, iets wat vele Arabieren uit omringende landen vrij recent aantrok. Het allerliefst ziet Van Agt Israël overigens terug achter de ‘groene lijn’: de wapenstilstandsgrens van 1949. Waarom hij deze lijn uitkiest, die overigens nooit een officieel erkende grens is geweest, is niet duidelijk. Mijn vraag hierbij luidt: waarom zou dát dan vrede garanderen, aangezien Israël zich destijds ook achter deze lijn bevond, en desondanks toch werd aangevallen? Een goede doordenking hiervan ontbreekt.
Dat brengt me bij het meest wezenlijke punt van kritiek op dit boek: het gaat voorbij aan de – wezenlijke - religieuze component van het Arabisch-Israëlisch conflict. Van Agt suggereert dat een tweestaten-oplossing soelaas zou bieden, áls Israël nu maar eens haar plaats zou kennen, etc., dan zou het allemaal wel eens goed komen … Deze gedachtegang houdt echter geen rekening met het feit dat Israël al vanaf het jongste begin (1947/8) een tweestaten-oplossing accepteerde, maar de Arabische staten deze verwierpen. Reden hiervan was dat Arabische leiders voor een groot deel om godsdienstige redenen niet konden en wilden accepteren dat op gebied van de islam een andere godsdienst, de joodse nota bene, de scepter zou zwaaien. Het waren (en zijn) niet voor niets veelal bepaalde religiéuze leiders, die haat tegen Israël predik(t)en. Die kern van het conflict wordt in het boek nauwelijks of niet behandeld. Een moslimterreurorganisatie als Hamas wordt zelfs vergoelijkt (p. 137), met een zeker begrip voor ontstaan en werkwijze van deze organisatie, die niet alleen de vernietiging van Israël, maar het uitroeien van Joden wereldwijd hoog in haar vaandel heeft staan.
Worden zo bepaalde radicale wortels van de islam genegeerd, ook maakt Van Agt zich met enkele woorden af van de God van de Joden, en laat hij Deze zich in grote lijnen distantiëren van de inbezitneming van het heilige Land door Joden. (‘Menigeen in ons land en daarbuiten merkt de vestiging en uitbreiding van de staat Israël aan als de tenuitvoerlegging van de beloften van Jahweh. Daardoor wordt God te schande gemaakt.’ (p. 261).) Van Agt houdt het bij deze en andere korte, theologisch onvoldoende verantwoorde en mijns inziens onverantwoorde opmerkingen. Hij houdt het bij de verdachtmaking dat de handel en wandel van de staat Israël bijna per definitie, zo lijkt het althans in Van Agts boek, ingaat tégen Gods plan. Van Agt lijkt de God van Israël nadrukkelijk los te koppelen van de staat en landbelofte, en begeeft zich hiermee op zeer glad ijs. Leert de Bijbel juist niet dat God, door dik en dun, in bloei én ballingschap, uiteindelijk altijd trouw is gebleven aan Israël in (of: weer terug naar) hét Land, welke staatsvorm het land ook heeft gekend? En als we over God menen te moeten spreken, dienen we het dan niet eerder om te draaien, door ons niet vol kritiek te richten op de uitbreiding van Israël, maar veeleer te letten op de krachten die Israël willen laten krimpen/vernietigen? Valt er niet eenvoudig vanuit bijvoorbeeld Psalm 83 te zeggen, dat de onredelijke haat van de volkeren tegen Israël een haat tegen de Gód van Israël is (vers 6)? Dient ons dat niet juist alert te maken op de diepste wortels van bepaalde bewegingen en regimes, die zich keren tegen Israël (en daarbij een hele Palestijnse bevolkingsgroep als pion laten lijden)?
Kortom, deze en dergelijke benaderingen mis ik volkomen bij Van Agt. Uiteraard mag Israël behandeld en aangesproken worden als een volwassen staat. Maar laat de kritiek dan eerlijke kritiek zijn. Ook suggestieve zaken, als het opnemen van foto- en beeldmateriaal in zijn boek, dat Israëli’s in het algemeen wegzet als schurken, het beschuldigend spreken over Joden als mensen die erop uit zijn de botten te breken van Palestijnen (p. 204), en vele andere op onwelgevoeglijke wijze tegen Israël agiterende opmerkingen zijn mijns inziens over de rand. Zulke dingen (los van het waarheidsgehalte) zet je niet veralgemeniserend in een boek dat gericht is op het beïnvloeden van de massa. Dat doe je eenvoudigweg niet, zeker gezien een recente geschiedenis die heeft laten zien wat er in de menselijke geest sluimert aan haat tegen Joden en hun God. Het had Van Agt gesierd als hij bij zijn thema was gebleven, een zeer valide thema: het lijden van Palestijnen. Van onze oud-premier verwachtte ik een goede analyse, waarbij de schijnwerper gericht zou worden op dé onwillige, onderdrukkende partij in het geheel, die Israël noodgedwongen tot een impopulaire speler heeft gemaakt in een (inderdaad) tragedie voor velen, niet het minst in Israël. Van Agts boek is in die zin het doel voorbijgeschoten en heeft een oplossing, noch voor een bedreigd Israël, noch voor lijdende Palestijnen, dichterbij geholpen. Dat God zélf zijn recht mag brengen, voor zijn volk Israël, en voor alle volkeren op aarde.
….., Bart Trouwborst
P.S. Vele thema’s die Van Agt aanroert – de vluchtelingen, het vredesproces, etc. - zijn in deze bespreking blijven liggen. Daarom verwijs ik naar enkele werken die de verdere discussie met Van Agts boek goed kunnen voeren: W. Kortenoeven, De kern van de zaak- feiten en achtergronden van het Arabisch-Israëlisch conflict (2005), en Alan Dershowitz, The Case for Israel (2003).