De robuuste kerk van Stanley Hauerwas

Tussen ‘salonfähig’ en ‘wereldvreemd’ ligt ‘dwars’

Op 26 februari jl. was ik uitgenodigd om iets te zeggen bij de aanbieding van een vertaling van een aantal artikelen van de hand van de Amerikaanse theoloog Hauerwas [1]. Ik kende tot op dat moment alleen vaag zijn naam, had niets van hem gelezen. Dat heeft ook wel iets, om zo blanco te beginnen. Ik kende wel een aantal jonge - in vergelijking met mijn leeftijd (1950) althans - theologisch geïnteresseerde en missionair bevlogen christenen, die zeer door Hauerwas geïnspireerd zijn. Juist ook met het oog op de missionaire roeping van de kerk nú.

Wat vinden zij bij Hauerwas, zodat een drietal van hen zelfs de moeite neemt om een bundel vertaalde artikelen uit te doen geven? Voorwaar - een enorme kluit werk. Op welke vragen geeft Hauerwas een antwoord, dat zij kennelijk dichterbij niet vinden? Ik was benieuwd. Ook een beetje sceptisch. Vanuit de gebruikelijke vooroordelen en algemeenheden. De lezer herkent ze wel. 'Nederland/West-Europa' is zo anders dan 'Amerika'. Zou wat Hauerwas te berde brengt passend te maken zijn bij een Protestantse Kerk?

Het werd een boeiende leeservaring. Ik merkte vervolgens ook dat zijn naam breder bekend is dan ik wist. AIO's promoveren op zijn werk. Een bekend opiniemaker in christelijk Nederland put uit deze bron [2]. Waaraan raakt Hauerwas dat zijn behoorlijk dwarse denkbeelden mensen theologisch inspireren? Ik meen het te begrijpen. Ik ben er blij om. Maar - er is ook een maar.

Aangenaam kennismaken


Wat mij aangenaam treft is dat Hauerwas een van die weldadige voorbeelden is van een orthodoxe theologie die niet fundamentalistisch is, van een eigentijdsheid die niet trendy is, van een Schriftgetrouwheid die openstaat voor en goed luistert naar de resultaten van de Bijbelwetenschappen. Daaraan is grote behoefte in ons theologisch vaak verkokerde protestants Nederland. Ik denk dat dat al een eerste herkenningpunt is bij velen. Zij zijn die verkokering beu, willen daaraan voorbij, voelen aan dat de tijd allerlei denominatie-bepaalde theologische posities heeft ingehaald of achterhaald. Meer nog is er behoefte aan academische theologie die de realiteit van Gods spreken en handelen veronderstelt. Ik denk dat dat misschien nog belangrijker is. Terecht of onterecht, velen hebben de ervaring dat in de academische theologie in Engelstalige landen - Engeland, de Verenigde Staten - wetenschap en vroomheid dichter bij elkaar worden gehouden. Dat herkennen zij bij de Bijbels theoloog Brueggemann, bij Hays, zoals eerder bij John Stott.
Dat maakt het kennismaken aangenaam [3].

Nieuwe kijk op de kerk in de samenleving - wat is onze civil religion


Wat biedt Hauerwas ons voor ons kerk-zijn in een postchristendom context? Met die vraag heb ik Hauerwas gelezen. Ik beperk mij tot drie 'leesvruchten'.
Ten eerste biedt Hauerwas ons een instrumentarium om de eigen aard van onze eigen postchristelijke context te beseffen, te analyseren en te benoemen. Dat wij in een postchristelijke samenleving leven, is geen nieuws. Secularisatie, kerkverlating, ontzuiling, het is ons allemaal vertrouwd. Ik kan daaraan lijden. Te zien hoe het christelijk geloof als Verhaal, als wijze van kijken en kennen, als voedingsbron voor oordeelsvorming en als zichtbaar instituut lijkt te verdampen. Het einde van die ontwikkeling is nog niet in zicht. En ik vind 'klein' niet 'fijn'. Tegelijk die nuchtere vraag van de kerkverlater of seculariserende jongere: 'Wat gaat er daardoor eigenlijk mis?' Daar kun je soms moeilijk de vinger bij leggen. Gaat er zoveel mis? Je kunt moeilijk hard maken dat het in Nederland moreel gezien een beestenbende is. Er is geen land waar het leven zo goed is als bij ons. Onderzoeken wijzen uit dat Nederlanders zichzelf als gelukkig definiëren. Zij zijn wel bezorgd dat het allemaal kwetsbaar is. Maar toch. En - zegt een recent onderzoek dat ik ergens las - de twintigers van nu schijnen weer socialer te zijn dan de dertigers en veertigers [4]. Soms kun je denken: wat mist eigenlijk? Hebben theologen als Kuitert niet recht van spreken als die - al jaren geleden - beweren dat het christendom zo geïnternaliseerd is in onze cultuur, zozeer civil religion geworden, dat het Verhaal overbodig is geworden?
Mochten we overwegen in deze laatste gedachtegang mee te gaan, dan zet Hauerwas ons op scherp. Dat doet hij door de spanning tussen de kerk - als concretisering van de doorbraak van het eschaton - en de wereld op scherp te zetten. B Er is iets misgegaan door de verzuiling

Hauerwas doet dat in zijn Amerikaanse context van liberalisme en individualisme. In die context stelt hij de civil religion - zo breed aanwezig in de Verenigde Staten, deze 'Nation under God' - onder kritiek. Het Amerikaanse christendom heeft de verleiding niet kunnen weerstaan om vooral aan te sluiten bij die civil religion, in de theologie en in de kerkelijke praktijk en in de ethiek. Daarmee zijn kerk en christendom zijn steeds meer verweven geraakt in het denken over vrijheid, autonomie, zelfbeschikkingsrecht, etc. Christendom en goed Amerikaans burgerschap kwamen op deze manier steeds meer samen te vallen. Aldus Hauerwas. Dit denken en deze aansluiting bij de civil religion stelt Hauerwas vervolgens fors onder kritiek. Wij moeten, zo is zijn stelling, herdefiniëren wat kerk is, namelijk sociale ethiek. In een kern-zin: De kerk heeft niet alleen een sociale ethiek - de kerk is sociale ethiek.

Onze - magere - civil religion?
Met deze blik van buiten helpt Hauerwas ons om onze eigen werkelijkheid te analyseren. Hoe anders die ook is dan de Amerikaanse, door onze specifieke eigen geschiedenis als samenleving. Onze samenleving heeft haar achtergrond in de verzuiling. De scheiding van kerk en staat is ook bij ons een (gelukkig) feit, sinds de tweede helft negentiende eeuw. Dat betekende evenwel geen in moreel opzicht neutrale overheid. De morele oriëntatie van de samenleving was - en is nog - het resultaat van het politieke debat tussen en de machtsverhoudingen van de politiek georganiseerde 'zuilen'. Dat debat werd in belangrijke mate gevoerd en gevoed binnen de organisaties in het maatschappelijk middenveld, die gevormd zijn langs de lijnen van de zuilen. Denk aan het onderwijs in zijn verschillende mate van verzuiling. Deze zo georganiseerde, typisch-Nederlandse, samenleving en dat zo gevoede politieke debat lopen op hun laatste benen. We zien hoe ook in de politiek de partijen uit de tijd van de verzuiling het moeilijk hebben.

Maar er is iets anders aan de hand, en dat is waar Hauerwas ons de spiegel voorhoudt: Wij hebben onze morele oriëntatie te lang en te veel aan die verzuilde organisaties overgelaten. Het gevolg is dat ook wij onze eigen 'gedeelde religie' hebben, onze 'civil religion': pluralisme, respect, tolerantie. Dat is onze, wel wat magere, civil religion. Een groot verschil met de Amerikaanse samenleving is immers, dat wij in en door de geschiedenis van de verzuiling ons juist hebben aangewend om in de publieke ruimte God er zo min mogelijk bij te halen en bij voorkeur niet te noemen. Die terughoudendheid is een soort gedragscode in ons maatschappelijk verkeer. Om de ander niet te kwetsen. 'Respectvol leren luisteren naar de ander' - dat was zo ongeveer 'het evangelie', ook binnen de zuil-organisaties [5]. Natuurlijk hadden we wel in de gaten dat er iets mis was. Een van de gevolgen was de oprichting van nieuwe zuil-organisaties in het middenveld: EO, RPF, etc. Wat we te weinig doorhadden was dat er ook met de kerk iets misging.

Gedomesticeerd evangelie
De scheiding van kerk en staat werd in onze verzuilde samenleving tot scheiding van Evangelie en politiek. De kerk - zo aanvaardden wij als kerkmensen de boodschap van de verzuiling - behoort tot het privédomein. Het politieke debat en het nadenken over maatschappelijke vraagstukken horen niet bij de kerk. De bedenkingen tegen de maatschappijkritische theologieën deden de rest. Maar daarmee werd het evangelie gedomesticeerd. Preken kwamen steeds losser van het leven, werden steeds 'liever', c.q. steeds 'abstracter', algemener, al naar gelang waar je in de kerk je ophoudt. Gevolg is dat velen zich vervelen in de kerk, of steeds vaker weg blijven of - dat zien we ook steeds vaker, bij de 50+-generatie - zijn cultuur-protestant geworden. Kortom, de kerk in haar kernactiviteit, de verkondiging van het Evangelie, wordt als irrelevant ervaren voor waar het leven zich werkelijk afspeelt [6].
Met andere woorden, de verzuiling heeft twee effecten, beide tot schade van de kerk. Enerzijds de - in vergelijking met andere samenlevingen, zeker die van de Verenigde Staten - magere civil religion van het religieus pluralisme en een religieus vermijdingsgedrag in het publieke domein. Anderzijds een gedomesticeerd evangelie in de kerk.
Nu het voorheen dragende maatschappelijke middenveld inhoudelijk zwak en uitgehold is, en nu ook numeriek steeds verder leegloopt, neemt het besef toe dat er iets mis is gegaan tijdens en door de verzuiling. C Hauerwas’ ‘moeten’ is dat van de profeet Mensen keren zich af van de politiek. Mensen constateren dat er geen gezaghebbend verhaal is. En - dat is een belangrijke sociaal-maatschappelijke waarneming - dat tikt te erger aan wanneer mensen zelf geen verhaal meer hebben of kennen. Dan verlangen ze te meer naar goede en betrouwbare leidslieden. Een sterke roep om leiderschap is meestal een teken van een zwakke identiteit van degenen die daarom roepen!
Dat moderne tijdgenoten die wel zoeken naar spiritualiteit, naar zin, dat niet doen bij de kerken, is een signaal van die andere kant. Het gevoel dat de kerk irrelevant is wanneer het gaat om de werkelijke vragen van het bestaan. Signaal van een gedomesticeerd evangelie??

In elk geval is dat de vraag van Hauerwas. Als een bak koud water over ons heen gegooid. Is het zo gek dat de mensen de kerk als irrelevant ervaren? Als de kerk zo weinig meer kerk is zoals ze behoort te zijn: eschatologische werkelijkheid, gestalte van de opgestane Heer, vreemdeling en bijwoner, politiek lichaam, gemeenschap van eigen taal en karakter, een gemeenschap van alien citizens. Is het dan zo gek dat mensen niet komen? Wanneer je je niet echt onderscheidt op wat het verschil maakt.
Kortom, consequentie van de geschiedenis van de verzuiling is een verzwakte aanwezigheid van de kerk in de samenleving en een gedomesticeerd evangelie in de kerk zelf [7].

Neen tegen een salonfähige kerk
Zo vertaal ik voor mijzelf de boodschap van Hauerwas voor de Protestantse Kerk, voor de kerken überhaupt. Zeker een voorheen meerderheidskerk als de PKN staat altijd in de verleiding om zich in het publieke domein te profileren als een belangrijke speler op het maatschappelijk middenveld. Het is een verleiding die de kerk moet weerstaan. Zij verliest dan het eigene van de kerk, en wordt een goede club van nette mensen, die eigentijds bezig zijn met eigentijdse vragen, waarden en normen. Salonfähig. Een groep van mensen die 'meedenken'. Dat is een verleiding. Een kerk die meedenkt, buigt ook heel gauw mee.
De kerk moet de scheiding van kerk en staat veeleer dieper voltrekken, juist om politiek en maatschappelijk 'relevant' te kunnen zijn. De kerk heeft als kerk niets te zoeken in Haagse burelen. Hopelijk zitten daar goede, oprechte en bekwame christenen die zondags in de kerk zitten. Hopelijk horen zij daar politiek en maatschappelijk relevante preken, die richting geven, mogelijk weerbarstig en misschien ook wel eens profetisch zijn. Vooral mogen zij verwachten dat er voor hen gebeden wordt.
Als de kerk als kerk naar Den Haag gaat, dan op het plein buiten of op het Malieveld, wanneer er wat op het spel staat. En dan ook compromisloos, partijdig, kwetsbaar, luid en duidelijk. Het gaat dan om de marge, om mensen in de marge. Een kerk in de marge voor mensen in de marge. Om dat te kunnen zijn, moet de kerk vooral kerk-zijn: geleefd alternatief, een politiek lichaam, een gemeenschap die de politiek van het koninkrijk beoefent. Dat is het signaal dat Hauerwas afgeeft.

Kerk is sociale ethiek


Dat is mijn tweede leesvrucht bij Hauerwas. Hij zet ons op scherp over wat nu eigenlijk kerk is. Waar maakt zij het verschil in een liberale, kapitalistische samenleving die het individualisme als uitgangspunt neemt voor alle ethische doordenking van morele vraagstukken. Ik heb Hauerwas' artikelen op dit punt met grote aandacht en bijval gelezen. Daarbij blijf ik tot het einde toe ook kritisch en alert. Hauerwas schrijft namelijk met een hoog 'moeten'-gehalte. En dan niet 'zou moeten': dat vermoeiende idealisme dat tot niets leidt. Hauerwas is geen idealist die spreekt over 'eigenlijk zouden we moeten'. Zijn 'moeten' is dat van de profeet. D Een gemeenschap van geleefde vergeving en vernieuwing Dat wil zeggen: het kan en het mag niet anders. Dat is het robuuste erin.
Daar blijf ik op mijn hoede bij Hauerwas. Maakt hier een Cromwell zijn opwachting? Maak dan dat je wegkomt, als je anders denkt of anders bent. Waar wordt de last voor de gelovige te zwaar? Dat kan ook gebeuren bij een Hauerwas. Het juk van het koninkrijk Gods is naar het woord van Jezus licht. Bij Hauerwas ook? Ik houd het erop van wel. Maar het blijft wel een voortdurend aandachtspunt.
Dat gezegd, nu iets meer over die leesvrucht. We resumeren Hauerwas in een aantal punten:
De gemeente is een volk dat leeft uit een Verhaal. Dat Verhaal heet en is Israël. Het Verhaal heet en is Jezus. Dat Verhaal culmineert in het Kruis en ontvangt in de opstanding zijn blijvende kracht. Het wordt verder verteld in die gemeenschap, die het viert (sacramenten) en betuigt (prediking) en leeft (de ethiek). Dat is de kerk. De kerk is zelf dat Verhaal. Dat bedoelt Hauerwas met de eerder al geciteerde uitspraak dat de kerk niet een sociale ethiek heeft, maar zelf sociale ethiek is. Steeds moeten we het Verhaal horen met een hoofdletter. Het Verhaal van de Bijbel, de verhaalde traditie, Israël en Jezus Christus. Pinksteren wil zeggen: de torenbouw van Babel omgekeerd. Uit alle volken komen ze om één taal, een nieuwe taal van een nieuw verhaal, te leren en in te oefenen.
Achter deze volzinnen zit een hele hermeneutiek bij Hauerwas. Deze is zeer de moeite waard. Ik beperk mij nu tot één punt: de gemeente, de kerk.

Gemeenschap van taal en karakter
De kerk is een gemeenschap van taal en karakter, zo vervolgt Hauerwas. Taal is uiting van en vorming van identiteit, van duiding van de wereld. Karakter wordt gevormd door oefening van het goede handelen en het zich eigen maken van de achterliggende intentie om het goede te doen. Dat is kerk. Zo vormt zich kerk. Je leert de taal van dit Verhaal. Onder andere door je de traditie eigen te maken. Je oefent door imitatie, door discipelschap. Al doende leert men de taal om het Verhaal verder te vertellen. Zo vormt zich het karakter, de sociale ethiek. Achter deze al te korte samenvatting zitten bij Hauerwas waardevolle beschouwingen over morele ontwikkeling volgens ontwikkelingspsychologische modellen, en over wat Hauerwas beweegt als hij spreekt over geestelijke groei, waar het in de christelijke gemeente over gaat. Hauerwas gaat in die passages in gesprek met Aristoteles en Thomas van Aquino, en gaat in gesprek met Kant het debat aan over morele ontwikkeling enerzijds en geloofsopvoeding anderzijds. Bij de laatste gaat het de kerk altijd om geestelijke groei, groei in heiligheid, geestelijke pelgrimage, trouw zijn aan de Weg. Hauerwas brengt dit christelijke denken in contrast met een modern door het liberale denken gestempeld individualisme, dat morele ontwikkeling altijd wil definiëren in termen van autonomie en vrijheid van tradities. Met andere woorden, zo stelt het liberale denken, juist door je los te maken van verhalen, en van relaties zou je vrij worden. Die verhalen en die relaties staan, denkt het individualisme, vrijheid alleen maar in de weg. Neen, stelt Hauerwas. Verlossing is juist opgenomen worden in een gemeenschap van dit Verhaal, van Israël, van Jezus van Nazareth, en de vrijheid ontvangen als geschenk. Dat laatste vraagt echter wel initiatie, inwijding, navolging, leren door na te doen.

Wereldvreemd en te hoog gegrepen?
Hauerwas schuwt hier niet te spreken over de volmaaktheid van de gemeente. 'Als Jezus worden', zegt hij. 'God worden' zelfs, zegt hij naar aanleiding van de Bergrede. 'Volmaakt gelijk uw Hemelse Vader volmaakt is'. De kerk als een alternatieve politieke gemeenschap in deze wereld. Hier herkennen we de mennoniet in Hauerwas. Ik ben dus weer op mijn hoede. Persoonlijk heiligheidsstreven enerzijds en groepsdwang anderzijds zijn gevaren die hier om de hoek liggen. En ze blijken altijd letterlijk of figuurlijk, in psychologische zin 'dodelijk'. Wie te hoog wil grijpen, miskent de echte wereld. Dat is het gevaar van het doperdom.
Toch haak ik niet af.
Bij Hauerwas spitst deze volmaaktheid, deze groei tot voortreffelijkheid zich namelijk niet individualistisch toe. Dan wordt ze dodelijk-zwaar. Het is de volmaaktheid van de gemeenschap, van het volk dat dit Verhaal vertelt en dit Verhaal is. En - dat is cruciaal - die volmaaktheid wordt zichtbaar in vergeving, in de verantwoordelijkheid voor je verleden op je nemen, dat verleden ook aanvaarden als een deel van het verhaal, van jouw deel in dat verhaal. Zo worden wij gevormd in verantwoordelijkheid nemen en geven.

Samengevat: juist omdat het de volmaaktheid is van de gemeenschap van de Gekruisigde en de Opgestane, zijn vergeving en ontferming het wezen van deze gemeenschap. Dat geleefde alternatief van een gemeenschap van geleefde vergeving en vernieuwing, E We moeten een beetje dwarser zijn is een politiek feit, aldus Hauerwas. In zo'n gemeenschap is het mogelijk een hoge morele standaard, en een scherpe positiebepaling in morele dilemma's, te combineren met ontferming en vrijheid van dwang. Hauerwas' prachtige opstel over abortus heb ik gelezen als een treffende illustratie daarvan.

Niet salonfähig, niet wereldvreemd, maar wel dwars
Wat leer ik van dit alles met het oog op kerk-zijn nu, en wat zou een boodschap van Hauerwas kunnen zijn voor een mainstreamkerk als de PKN?
We voelen allereerst onze verlegenheid. Laten we maar eerlijk zijn. Onze makke is dat we ver bij het wezen van de vroeg-christelijke gemeente vandaan zijn geraakt, met onze sacramentsleer, met onze constantijnse omgang met de massale kinderdoop, met onze avondmaalsvieringen van vier of vijf keer per jaar, met onze preken en met onze levenstucht dan wel het gebrek eraan. Hauerwas citeert een zeer plastische uitspraak van een joods theoloog: 'Een religie die zich niet bezighoudt met onze geslachtsdelen en met onze potten en pannen, is niet interessant'. Ik denk dat hier onze makke zit. We schreeuwen moord en brand, tot in de synode toe, wanneer het moderamen bedenkt dat een brief over seksualiteit misschien wel een goede gedachte zou zijn. 'Maar dat kan niet, daar moeten we het eerst allemaal over eens zijn, en wee de kerk die gaat moraliseren.' Alle beelden uit de kerk van de tijd van de verzuiling komen bij het verzet tegen zo'n voorstel weer op. Onderwijl voelen we dat er iets grondig mis is. Wat stelt een kerk nog voor die over de meest vitale aspecten van het leven niets te zeggen heeft?
Hier schudt Hauerwas stevig aan onze kerkelijke praktijk. Hij vraagt ons een beetje robuuster te zijn. Een beetje dwarser, politieker. {5} Prachtig is hoe Hauerwas een collega sprekend invoert, die van iemand die lid wil worden van de methodistische kerk vraagt wat zijn maandsalaris is. Wanneer blijkt dat dat een astronomisch bedrag is en daarmee vrucht van de uitwas van een kapitalistisch economisch systeem, is het nog de vraag of de toetreding tot de kerk doorgaat. Dit zijn belangrijke vragen, in een tijd van oude en nieuwe morele dilemma's. Alles is inderdaad politiek.
Belangrijk is dat het een zaak is van de gemeenschap. Het juk van het koninkrijk is niet door het individu te dragen. Daarvan is die juist bevrijd. Wat dat van de gemeente vraagt, maakt Hauerwas prachtig duidelijk in zijn boven al vermeld hoofdstuk over abortus.

Omgaan met morele dilemma's en keuzes - een voorbeeld


Mijn derde leesvrucht. Hauerwas laat in een opstel over de vraag om abortus in de christelijke gemeente, prachtig zien hoe zijn 'robuuste' kerk een eigen wijze heeft van omgaan met ethische dilemma's. Abortus wordt, zo analyseert hij, door de pro-life en de pro-choice aanhangers beide gezien vanuit de optiek van (de vrijheid van, rechten van, beschermwaardigheid van) de individuele mens. Dus in wezen denken, kiezen en handelen beide groepen, vóór- en tegenstanders van het recht op abortus, binnen de kaders van het individualisme, en zien de vraag om abortus als een juridisch probleem binnen een liberale rechtstaat: wat zijn de rechten, wat is leven, wanneer begint leven?

Hauerwas zet hier iets anders tegenover. Abortus is een zaak van de gemeenschap. Hoe denkt de gemeenschap over seksualiteit en macht? Hoe over mannelijkheid en macht? Is de gemeenschap bereid om de (vraag om) abortus te zien als een roep om hulp tegenover de macht en het misbruik van seks? De vraag om abortus is de vraag of er de ruimte is en de bereidheid om het kind van de ongehuwde moeder te ontvangen en welkom te heten in de gemeenschap van liefde en ontlediging.

Ik vind dat een voorbeeld van een andersoortige en eigensoortige omgang met ethische dilemma's in een gemeenschap. Dat is een robuuste kerk, die een sociale ethiek is en zo de eigenlijke vraag in het ethische dilemma op tafel krijgt en daarmee een eigen alternatief antwoord biedt.

Kerk als contrasterende gemeenschap


Ik meen te begrijpen wat velen in Hauerwas boeit en aantrekt. Het is het gedeelde verlangen naar een kerk die in de samenleving aanwezig is en herkenbaar als een contrasterende gemeenschap. Die het onderscheid maakt. Missionair van grote betekenis. Ik herken dit verlangen. Er is echter een 'maar'. Wat mij betreft een groot 'maar'. Dat is de zuigkracht om het contrasterende uitsluitend en helemaal te zien in de ethiek. Die zuigkracht is eigen aan het doperse, en is ook Hauerwas niet vreemd. Mijn vraag daarbij is, of het contrasterende niet allereerst de disciplina arcani is. De levensheiliging van de gelovige en de gemeente samen, die ontspruit aan de verborgen omgang met de Heilige in het delen van het heilgeheim, liturgie, Brood en Wijn, Christus zelf.

Een wervende gemeente die een contrasterende gemeenschap is in deze wereld, is een gemeente die intensief - van zondag tot zondag - leeft van Woord én Sacrament. Dat onderscheidt werkelijk, bevrijdend en bindend. De ethiek is daarvan nog altijd uitwerking en niet grondslag of voorwaarde.

CV


Dr. Bert de Leede is oud-rector van het seminarium van de Protestantse Kerk, en thans werkzaam als senior-docent homiletiek en onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit.

  1. Stanley Hauerwas, Een robuuste kerk. De christelijke gemeente in een postchristelijke samenleving. Onder redactie van Esther Jonker, Herman Paul en Bart Wallet, Zoetermeer (2010).
  2. James Kennedy, blijkens zijn publicatie Stad op een berg. De publieke rol van protestantse kerken, Zoetermeer (2010).
  3. Ik verwijs in dit verband naar het artikel van Paul van Trigt, Wapenveld 58-2, p. 11-15. Van Trigt schrijft: ‘De boeken van Hauerwas en Hays, (…) zijn zo heerlijk Bijbels. Naar mijn bescheiden smaak ontbeert veel theologie een goede combinatie van Bijbelwetenschap en dogmatiek’.
  4. Een bepaald somberder beeld schetsen onderzoekers bij het bureau Motivaction, Frits Spangenberg en Martijn Lampert, in hun publicatie De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders, Amsterdam (2010). Zij classificeren de Nederlandse bevolking in acht culturele lagen/typen. Wanneer we religie, vrijwilligerswerk, omgang met luxe, carrière en bezit, aandacht voor milieu, als ijkpunten nemen, dan is het beeld voor de grootste groepen – gemaksgeoriënteerden, moderne burgerij en postmoderne hedonisten – niet bemoedigend.
  5. Zelfs binnen de zuil-organisaties werd genoemde code de norm. Significant voorbeeld hiervan is de School met den Bijbel, die het kerstfeest viert als lichtfeest, zonder het verhaal van de kribbe om de moslims niet te kwetsen. Die ontwikkeling was al volop bezig in de jaren tachtig toen op de christelijke basisschool van onze kinderen het Bijbelverhaal op de morgen steeds meer plaatsmaakte voor het ‘gesprekje met de kinderen’.
  6. Dit functieverlies van de kerk in de samenleving als gevolg van de verzuiling is een belangrijk thema in James Kennedy, Stad op een berg. De publieke rol van protestantse kerken, Zoetermeer (2010).
  7. Vgl. ook hiervoor Kennedy, a.w. passim.