Naar de kerk in het spitsuur van het leven


Als het thema ‘dertigers en de kerk’ aan de orde komt, is dat vaak met een ondertoon van zorg over afhakers, gaten in de kerk en geloof dat in het spitsuur van het leven verdampt. Toch is het zeker niet alleen kommer en kwel met de dertigers en de kerk. Sommige stadskerken zijn dankzij hun aanwezigheid en inzet bloeiende gemeentes en het praktische en inhoudelijke engagement van heel wat dertigers in de kerk acht ik hoog.

Er wringt echter wel wat tussen de dertigers in het spitsuur van het leven en de kerk. Over wat er wringt en ook wat er klikt tussen dertigers en kerk gaat dit artikel . Ik beperk me tot christelijke dertigers en dan in het bijzonder degenen die als student lid waren van een christelijke studentenvereniging, zoals de C.S.F.R.: dus vooral hoogopgeleide dertigers die afkomstig zijn uit de brede gereformeerde gezindte en na hun studie soms niet, maar meestal wel een plek in de kerk vinden. Ik hoop dat die beperking een scherp beeld oplevert dat evenzeer iets zegt over dertigers in het algemeen .

Het is belangrijk om te beseffen dat ‘de dertiger’ niet bestaat. Ook de dertigers die ooit lid waren van de C.S.F.R. gaan verschillende wegen. In mijn waarneming zijn er vier groepen te onderscheiden.
1) De studenten die tijdens en na hun studententijd de orthodox gereformeerde kerk waarin ze zijn opgegroeid trouw blijven. Sommigen zijn innerlijk kritisch, anderen juist zeer overtuigd en strijdbaar, en weer anderen verlangen naar de duidelijkheid en vertrouwdheid van het ongestoorde geloof. Zij zijn innerlijk verbonden met hun kerk, doen mee in een plaatselijke gemeente (waar ze soms dingen proberen te veranderen) en blijven op het pad van hun refo-vaderen.
2) De studenten die voor en/of tijdens hun studie begeesterd raken door de evangelicale beweging. Ze worden aangesproken door de missionaire drive, de persoonlijke en praktische inzet en de populaire vormen waarin het geloof gestalte krijgt. Sommigen van hen blijven hun oude gereformeerde kerk trouw, maar de meesten zwermen uit om in evangelicale gemeenten (ook binnen de traditionele kerken) of talrijke bewegingen en clubs hun plek te vinden. Het fenomeen van de post-evangelicals laat zien dat voor een deel van deze groep het ging om een begeestering van de jonge jaren, die in een nieuwe levensfase niet beklijft (waarmee niets negatiefs is gezegd over de zegen in de jaren daarvoor!).3) De studenten die tijdens of na hun studie afhaken. Heel soms gebeurt dat door een bewuste stap, maar vaker geleidelijk aan, zodat de betrokkenheid bij de kerk langzaam afneemt en daarmee ook de relevantie van het christelijk geloof voor hun leven. Verhuizingen, slechte ervaringen met de kerk, niet-kerkelijke partners en de file in het spitsuur van het leven zorgen ervoor dat ze geen tijd meer nemen om het geloof te beoefenen. Veel jongeren die in de kerk opgroeien, maken dit proces in hun tienerjaren mee, terwijl van christelijke studentenverenigingen die jongeren lid zijn die in hun jeugd sterker op het geloof zijn betrokken. Toch begint voor een deel van hen op latere leeftijd het proces van afhaken en kan juist de drukte van het dertigersbestaan daarvan de aanleiding zijn. 4) De grootste groep vormen zij die niet afhaken, zich veelal positief inzetten in een gemeente en tegelijk een verschuiving van kerk en/of geloofsbeleving ondergaan. Een verschuiving die ik zou willen typeren als: van traditioneel geloven naar meer openheid voor de moderne cultuur, meer afstand van de refo-zuil, minder stringente opvattingen over geloof en leven en een minder vanzelfsprekende betrokkenheid op de gemeenschap. In mijn studententijd begin jaren negentig merkte IFES-stafwerker René van Loon op dat studenten die veranderden van kerk vrijwel altijd opschoven naar ‘links’ of ‘lichter’ of ‘vrijer’, maar bijna nooit naar de andere kant.

Secularisatie

Met de verschuivingen in deze groep krijgen we mijns inziens het scherpst zicht op waar het wringt. Deze verschuivingen zijn onderdeel van het proces van secularisatie. Ik versta onder secularisatie niet het verlies van geloof en kerkelijke betrokkenheid, maar – in navolging van de filosoof Charles Taylor – het proces waarin de (intellectuele, existentiële en sociale) omstandigheden om te geloven veranderd zijn en nog steeds veranderen, zodat geloof een keuzemogelijkheid naast andere wordt . Ik werd onlangs sterk bij deze veranderingen bepaald door enkele Afrikaanse dertigers die zich bij onze kerk hebben gevoegd. Het zijn mensen die in het spitsuur van hun overleven als allochtonen jaren niet of nauwelijks aan de kerk zijn toegekomen, maar voor wie het geloof en godsbesef als harde kern van hun leven nooit verdwenen is. Dat staat in een scherp contrast met veel Vlaamse en Nederlandse dertigers die als het gaat over kerk en geloof juist over de kern hun twijfels en vragen hebben en die weten dat je ook zonder geloof en kerk een zinvol en gelukkig leven kan leiden (wat ze dagelijks zien bij hun collega’s, familieleden en soms ook partner). De vraag is dan: waar schuiven zij heen? Zullen zij in het spitsuur van het luxe westerse leven bij het evangelie blijven en dat ook wervend doorgeven aan hun kinderen? De generatie van de dertigers is weer een stuk meer geseculariseerd dan de generaties voor haar en dat geeft spanningen met de kerk zoals deze is en met het oude vertrouwde gereformeerde geloof zoals ons is overgeleverd.

Drie gebieden van spanning

Ik zie die spanningen concreet op drie vlakken. In de eerste plaats op het gebied van de godsdienstoefening. De oefening van het dienen van God, persoonlijk, in de huiselijke sfeer en gemeenschappelijk in de kerk, komt in het spitsuur van het leven onder druk te staan. Het is duidelijk dat de godsdienstoefening moet concurreren met werk, kinderen, geplande vrije tijd, sport, vakanties en vriendschappen en familiebanden die onderhouden moeten worden. Het zal niet verbazen dat zij onder dit geweld regelmatig het onderspit delft.In de tweede plaats maken de ‘bindingsangst’ en keuzestress van dertigers een langdurige en trouwe binding aan een gemeenschap lastiger. Het christelijk geloof is van meet af aan een zaak van gemeenschap geweest en juist de kerken van de gereformeerde gezindte zijn gewend aan levenslange binding en een vergaande vorm van commitment, waarbij leden hun hele leven in de kerk en de (semi-) kerkelijke organisaties van de zuil kunnen vormgeven. Die vorm van commitment is voor veel dertigers voorbij, omdat zijn veel meer in netwerken leven en op meerdere plaatsen zin zoeken en vinden en hun leven inzetten voor anderen en God.
Overigens is dit niet alleen een probleem van de kerken: vrijwel alle traditionele verenigingen en gemeenschappen worden geconfronteerd met minder langdurig engagement. Dit jaar bemoedigde een socioloog de protestanten in Antwerpen bij de presentatie van een rapport over de situatie van de kerk in de stad door te zeggen dat ook de vrijzinnigheid (het organiseerde Belgische humanisme) last had van terugloop van leden, vrijwilligers en inzet. Het derde gebied van spanning zie ik rond de groeiende openheid voor de hedendaagse cultuur, die op gespannen voet staat met de kritische waarheidsaanspraken van het geloof – zeker zoals deze diepgeworteld is in de kerken van de gereformeerde gezindte. De grote groep van christelijke dertigers staat opener in het moderne leven dan tot nu toe gebruikelijk in de gereformeerde gezindte en ook de evangelicale milieus. Veel dertigers zijn als het gaat over geloofszaken minder stellig dan hun ouders, hechten meer belang aan authenticiteit dan aan waarheid, delen met onze cultuur de afkeer van alles wat naar fanatisme en hokjesgeest neigt en zijn gewoon om zich als leden van een kleine minderheid bescheiden op te stellen in de samenleving.

Ontmaskering van de drukte


De vraag voor de kerk en de dertigers in de kerk is hoe we met deze spanningen en punten waar het wringt omgaan. Ik denk dat we elkaar een dienst bewijzen als we beginnen door de mythe van de drukte te ontmaskeren. Jezus’ gelijkenis van de zaaier lijkt me uitermate geschikt voor dit werk (Marcus 4:3-9; 13-20 en parallellen in Lucas 8 en Matteüs 13). Jezus vertelt dat een deel van het zaad tussen de distels viel, die opschoten en het zaad verstikten, zodat het geen vrucht voortbracht. De uitleg van Jezus in alle drie evangeliën is helder: de zorgen van het dagelijks bestaan, de verleiding van de rijkdom en de begeerten van het leven groeien harder dan het woord van het evangelie en verstikken het uiteindelijk. De vraag die de gelijkenis stelt is: wat krijgt de meeste ruimte in je leven, wat krijgt prioriteit om te groeien? We kunnen als dertigers zielig doen over de drukte en met de metafoor van het ‘spitsuur’ de schijn van het slachtofferschap ophouden, maar wie in de file staat is zelf deel van het probleem. De Amerikaanse theoloog Eugene Peterson zet de zaak op scherp als hij (tegen drukke pastores) zegt dat iemand die druk is, lijdt aan luiheid of ijdelheid . Een druk mens is lui, omdat hij/zij niet zelf prioriteiten stelt en keuzes maakt, maar anderen of ‘men’ de agenda laat bepalen. Of een druk mens is ijdel, omdat zij/hij met onze ganse cultuur denkt dat we veel moeten presteren om mee te tellen en een zinvol leven te leiden. Als dertigers dus op een ‘Hoe gaat ‘t?’ antwoorden met ‘Druk!’, dan etaleren ze – vermoeid en trots tegelijk – hun luiheid en ijdelheid. Jezus vertelt een ongevaarlijk verhaaltje over zaad in de aarde en onkruid dat mee opkomt. Maar de uitleg is gevaarlijk hard: het zaad verstikt en wordt onvruchtbaar. De betekenis van de kerk voor drukke dertigers en voor een spitsuurcultuur ligt ook in het vertellen van dit verhaal: als spiegel voor en ondermijner van een levensstijl die onvruchtbaar is, vanwege de verkeerde prioriteiten en een overwaardering van rijkdom, spullen en status.
En daarbij wil ik ook zeggen dat godsdienstoefening voor een gelovige prioriteit heeft. Het dienen van die vreemde God van Israël, die alles geeft en alles vraagt, moet je oefenen. Anders raak je innerlijk en in onze cultuur uiteindelijk ook uiterlijk vervreemd van het evangelie. En bovendien kan er ook weinig tot bloei en groei komen – terwijl overvloedige vrucht blijkbaar wel het doel van het evangelie is.

Een plek van concentratie


Deze gelijkenis is ook een spiegel voor de kerk. Is de kerk ook niet te druk, met een teveel aan activiteiten, beleid en bestuur en een te weinig aan concentratie op het ‘ene nodige’? Ook een kerk kan uit luiheid en ijdelheid druk worden met een veelheid aan activiteiten en organisatie. Juist voor dertigers zou de kerk een plek van concentratie moeten zijn, in vorm en inhoud beide.Als het over de vorm van godsdienstoefening gaat, denk ik in de eerste plaats aan de vormgeving van de kerkdienst op zondag. Meer dan ooit is de concentratie op een ontmoeting met de Levende Heer in de dienst nodig. Een ontmoeting door gebed, stilte en aandacht voor woorden die niet alleen maar informeren en communiceren, maar die ook scheppende kracht hebben . Veel Bijbelse taal is taal die in de kracht van Gods Geest ontmoeting kan stichten tussen God en mens. De concentratie op die ontmoeting in woord en gebed, lied en sacrament is nodig als bron en ankerpunt in het volle leven. Ik denk dat de zondagse kerkdienst in onze cultuur nog steeds een vitale vorm is of kan zijn om God te dienen. Praktisch gezien is het nog steeds de vrije dag voor rust en ontmoeting.De inhoud van het geloof vraagt ook om concentratie: een kernachtige gerichtheid vanuit de hedendaagse leefwereld op de boodschap over Jezus Christus. Met het oog hierop treffen mij enkele woorden van de Deense toneelschrijver en predikant Kaj Munk. Munk schreef deze ooit in zijn studententijd op een briefje als een soort levenscontract: ‘Wat is christendom? Eerbied voor Christus’ . Concentratie in de kerk is eerbied voor het leven, de woorden, de dood en de verrijzenis van Christus, zoals die in de Schriften tot ons komen. Naar mijn (beperkte) zicht klikt dit met de verlangens van veel dertigers die willen dat het in de kerk ‘ergens over moet gaan’ en niet zitten te wachten op kerkelijk gemillimeter over bijzaken of op een reductie van het evangelie tot een vorm van solidair of spiritueel leven. Juist de concentratie op de eigenheid van het christelijk geloof heeft de belofte in zich dat het ergens over gaat en Christus zaad van wijsheid, bevrijding en heiligheid in de levensgrond van vandaag zaait.

Leefgemeenschap

Nu zal bij de lezer wel het beeld zijn ontstaan dat ik sta voor een strenge geconcentreerde kerk die op zondag bij elkaar komt onder de leiding van een ernstige, ietwat poëtische predikant, die vindt dat al die ongeconcentreerde dertigers in de kerk maar eens tot rust moeten komen. Toch is dat niet het hele verhaal. Naast het spoor van de concentratie dient mijns inziens ook het spoor van een gemeenschappelijk geleefd geloof.
De kerk heeft dertigers vormen van gemeenschap te bieden waarin de eerbied voor Christus gestalte krijgt in gezamenlijk gesprek en actie. De kringen, cursussen, commissies en werkgroepen in de kerk zijn niet onbelangrijk. De ongedwongen ontmoeting, het open gesprek en het concreet de handen uit de mouwen steken als gelovigen zijn voor veel dertigers van vitaal belang. Zonder dat krijgt het evangelie ook geen body. Het drukke leven en de veeleisendheid van dertigers zouden voor de kerk wel eens een ongedacht geschenk kunnen zijn. Activiteiten als kringen en werkgroepen kunnen beter beperkt blijven in omvang en duur, om mensen niet te overvragen en om de kwaliteit te waarborgen. Zo kan een gemeente ook prioriteit geven aan de eigen roeping en gaven.Deze vormen van gemeenschap bieden de kans om de verbinding te maken tussen het leven van alledag en het evangelie. Daar ligt natuurlijk wel een uitdaging voor de kerk en haar predikanten. In het meer orthodoxe deel van de kerk wordt het evangelie sterk in termen van de traditie en het traditionele leven verstaan en verkondigd. Wie echter niet meer traditioneel leeft (zoals een groot deel van de dertigers), zal daardoor moeilijk worden aangesproken. Als voorbeeld denk ik aan het godsbeeld van mensen. Het traditionele persoonlijke godsbeeld wordt in de meeste orthodoxe kerken verondersteld en nauwelijks gethematiseerd in het bidden en het (s)preken. Buiten traditionele gemeenten en bij mensen buiten de kerk leven hierover veel vragen of heeft men afscheid genomen van een ‘persoonlijke god’. Ook in traditionele gemeenten zijn deze vragen en twijfels aanwezig – vaak onderhuids en rond de thematiek van godservaring. Ik denk dat we het geloof in een persoonlijke God niet kunnen missen, maar dat zal wel vanuit een context waarin dat geloof moeilijk voorstelbaar is geworden aan de orde moeten komen .
Een ander voorbeeld is levensstijl. Het valt me op dat het thema discipelschap of navolging veel aan de orde komt in kringen en kerken waar veel dertigers zijn . Er leeft bij hen een verlangen om het evangelie concreet in onze wereld vandaag te geloven en te leven. De kerk kan een prachtige plek zijn om dat samen te ontdekken en vol te houden. Vorming en concrete prediking is dan belangrijk, maar meer nog het samen gestalte geven aan de zorg voor elkaar en voor de armen en kwetsbaren. Het samen handen en voeten geven aan de grote woorden en claims van het evangelie is een antwoord op het verlangen naar authenticiteit in onze cultuur en in het christelijk geloof. Ik denk dat we niet moeten onderschatten hoe essentieel dat is voor de kerk om waarachtig (en missionair) te zijn en voor de christelijke godsdienstoefening. Het is misschien niet evident, maar wel typisch christelijk als een hoogopgeleide samen optrekt met de minste van Christus’ broeders. Als de kerk een plek is van concentratie op Christus en van het gemeenschappelijk geleefde geloof, zal ze van betekenis zijn voor dertigers. De grote oplossing voor de spanning tussen de dertigers en de kerk is daarmee niet gegeven. Het zal wel blijven wringen – omdat kerken niet gemakkelijk veranderen en ook dertigers zich liever niet bekeren. Maar ik heb wel vertrouwen dat er zo genoeg goede aarde zal zijn voor het woord van Christus om vrucht te dragen. Als er goede aarde is, komt het goed, want volgens de gelijkenis van Jezus brengt het zaad van het evangelie altijd overvloedig op: dertigvoudig, zestigvoudig en honderdvoudig.


Cv


Drs. J.H. Visser is predikant van de Verenigde Protestantse Kerk in België in Antwerpen.