Een christelijke benadering van de islam

Om de vraag hoe de islamitische religie zich verhoudt tot Gods heilswerk, dat zijn concentratiepunt vindt in Jezus Christus, draait het in de onlangs verschenen islamnota van de Protestantse Kerk in Nederland. Naar aanleiding daarvan komt in dit artikel aan de orde de vraag waar het ten aanzien van de islam in de kerk nu ten diepste op aankomt.

Politiek, maatschappelijk en kerkelijk houdt de islam de gemoederen bezig. Verscheidene politieke partijen in Nederland en Europa hebben de islam tot het speerpunt van hun verkiezingsprogramma gemaakt. Maatschappelijk is er het voortdurende en vaak verhitte debat over integratie, religie en de negatieve rol die de islam daarin zou spelen. En ook in de kerk zaait de aanwezigheid van de islam verwarring; voor sommigen is de islam een grote, zo niet de grootste, bedreiging voor de kerk en de maatschappij, voor anderen zijn moslims mensen die op een iets andere weg, net als joden en christenen, op zoek zijn naar dezelfde God. Een grotere tegenstelling lijkt niet mogelijk. De discussie die is gevoerd over de recent verschenen islamnota van de Protestantse Kerk in Nederland is daarbij een interessante illustratie. In deze nota ging het overigens niet in eerste instantie over een maatschappelijke respons van de kerk op de islam, maar om een theologische bezinning op de vraag: hoe verhoudt zich de islamitische religie tot Gods heilswerk in deze wereld, dat zijn concentratiepunt vindt in Jezus Christus.
De vraag die mij in dit artikel bezighoudt is: Waar komt het vandaag ten aanzien van de islam in de kerk nu ten diepste op aan?

Integriteit en respect

Lange tijd is er een tendens geweest in de kerk om ter wille van de goede verstandhouding met moslims en het bouwen aan vrede in de wereld de eigen christelijke identiteit wat minder te benadrukken of zelfs te relativeren. De vraag is of dat een vruchtbare weg is geweest. De verschillen tussen moslims en christenen zijn, ondanks vele overeenkomsten, van dien aard, dat het eerlijker is ze ook daadwerkelijk te benoemen. In de islam wordt enerzijds met heel veel eerbied over Jezus gesproken; hij is niet alleen een van de grootste profeten, hij is ook het woord van God, schepping van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria. Die hoogheid van Jezus wordt in de islamitische traditie overal erkend en onderstreept. Tegelijkertijd wordt echter ook Jezus’ goddelijke natuur en zijn verzoeningswerk voortdurend en nadrukkelijk ontkend. Vanuit het perspectief van de christelijke traditie worden hier kernmomenten van het christelijk geloof genegeerd. De christelijke gemeente kan er niet omheen dat haar identiteit ten diepste wordt bepaald door Jezus Christus, van wie zij belijdt dat Hij meer was en is dan een profeet. Vanaf het eerste begin is beleden dat God zich op beslissende wijze in Jezus Christus heeft geopenbaard. Dat is het geheim van zijn aard en wezen. Jezus verkondigt niet enkel het woord van God, Hij is het Woord van God. Christus is ‘het spreken’, dat nabij God is, ja dat God zelf is (Johannes 1:1, Naardense Bijbel). Om Jezus recht te doen, is het niet mogelijk hem in louter menselijke categorieën te beschrijven. Hij hoort zelf thuis aan de kant van God. De gemeente van Christus kan niet over God spreken, noch over de werkelijkheid, zonder het ook over Christus te hebben. In Jezus Christus zie je hoe God het leven ten diepste bedoeld heeft en in relatie met Hem en op grond van zijn kruis en opstanding, komt een mens dan ook tot zijn diepste bestemming.
Hier gaan de wegen tussen moslims en christenen scherp uiteen. Het is naïef om te stellen dat islam en christendom uiteindelijk verschillende manieren zijn om hetzelfde te zeggen, omdat er op een aantal punten grote overeenkomsten bestaan. Het suggereert dat de door christenen en moslims beleden verschillen er uiteindelijk niet toe doen omdat ze wegvallen tegen de allesoverstijgende transcendentie van God. Christenen en moslims bestijgen uiteindelijk dezelfde goddelijke berg van verschillende kanten. Een dergelijke benadering heeft ook iets paternalistisch. Waarom zou er meer waarheid liggen in de visie dat de verschillen er uiteindelijk niet toe dan, dan in de erkenning dat islam en christendom op een kernpunt van belijden diametraal tegenover elkaar staan?

De vraag is echter of het zo benadrukken van je eigen identiteit niet onvermijdelijk de goede relaties met moslims op het spel zet. Gaat het staan voor je identiteit niet per definitie ten koste van respect voor de ander? Ook in reacties op de islamnota van de PKN klonken dergelijke geluiden. De inzet bij de eigenheid van de christelijke traditie en de nadruk op de persoon van Christus zouden de klok vijftig jaar terugzetten ten aanzien van de relaties met moslims. Het is de vraag of dat waar is. Mijn ervaring is omgekeerd. Het serieus nemen van je eigenheid maakt juist dat het in de relatie met de ander weer ergens over gaat. Het is eerlijk en integer. Dat geldt in het algemeen voor relaties tussen mensen. Het verstoppen van je eigen identiteit leidt meestal niet tot een diepere huwelijksrelatie, integendeel. Wie niet weet wie hij is, kan geen relaties aangaan. Wanneer een van beide partners in een huwelijksrelatie niet werkelijk iemand is, nooit weet wat hij of zij wil, is een diepgaande relatie eigenlijk onmogelijk. Dat geldt voor relaties tussen christenen en moslims niet anders/evenzeer. Identiteit sluit het werkelijk bouwen aan relaties niet uit, maar in.
Het is wel een uitdaging, je zult elkaar werkelijk van hart tot hart moeten leren kennen. Oppervlakkige stereotyperingen en vooroordelen schieten tekort. Er zal ruimte en respect moeten zijn om eerlijk en diepgaand naar het verhaal van de ander te gaan luisteren. Christenen zullen zich zo in het denken en geloven van moslims moeten verdiepen dat ze gaan begrijpen waarom moslims de belijdenis van God als de drie-enige en van Jezus Christus als de ultieme en beslissende openbaring van God, God zelf, blasfemisch vinden. Omgekeerd zullen christenen van moslims respect vragen, zodat zij begrijpen waarom de ontkenning van Jezus als Gods Zoon voor christenen even blasfemisch is als de erkenning ervan is voor moslims.
Natuurlijk kan het vasthouden aan je eigen identiteit ook leiden tot een sterk wij-zijdenken en tot het gaan beschouwen van de ander als tegenstander of vijand. In het licht van het Evangelie zal dat voor christenen echter onmogelijk zijn. De christelijke identiteit wordt bepaald door de zelfopofferende liefde van Jezus Christus. Hij wilde het nieuwe leven, zoals God dat bedoeld heeft, mogelijk maken en was bereid zijn leven daarvoor te geven. Dat is het hart van wat christenen geloven. Christenen zullen dan niet alleen met respect, maar met liefde moslims in de maatschappij tegemoet willen treden. Dat geldt niet alleen vriendelijke medeburgers, zoals negenennegentig procent van de Nederlandse moslims, maar zelfs tegenstanders. Jezus Christus vraagt van mij te bidden voor mijn vijanden en te zegenen wie mij vervolgen.

Spiegel

Aan het benadrukken van de eigen identiteit zit wel een keerzijde. Op dit punt houdt de islam christenen een spiegel voor. Op meerdere terreinen. Ik stel er vier aan de orde.

Welke identiteit?
Moslims vragen zich regelmatig af wat dan precies die identiteit van christenen is. Weten christenen zelf wel wat ze geloven? Voor sommigen is Jezus Christus wel de unieke verlosser, de zoon van God, voor anderen is hij een inspirerend geestelijk leider, maar meer niet. Voor sommigen heeft zijn dood aan het kruis verzoenende waarde en is hij lichamelijk uit de dood opgestaan, voor anderen is hij een voorbeeld van zelfopofferende liefde, maar is zijn opstanding niet echt gebeurd. Hoe gaat de kerk om met diversiteit? Het is toch niet om het even wat we geloven? Waar liggen de grenzen van de kerk? Wat is het ware christendom? In dat verband zijn westerse christenen zich de laatste vijftig jaar ook weer bewust geworden van de oosters- en oriëntaals-orthodoxe traditie. Deze kerkgemeenschappen leven al veel langer in de context van de islam. Wat betekenen deze tradities voor het verstaan van het christendom? Deze kerken hebben zeer oude tradities, maar hebben ook al eeuwen te lijden gehad. Oriëntaalse christenen zijn veelvuldig door orthodoxe en westerse christenen verketterd en soms vervolgd. Anderzijds hebben ze ook heel veel te lijden gehad van streng islamitische regimes. Zij zijn het die vandaag in de islamitische wereld, in Irak, Iran, Egypte en andere landen, sterk onder druk staan. Zij verdienen de erkenning van de wereldwijde christelijke gemeenschap. Dat is echter nog lang niet het geval. Kortom, het christendom is zeer divers en zwaar verdeeld. Hoe is dat mogelijk? Bestaat het christendom wel?

Respect voor ongelovigen: een paradigma-shift?
Hierboven heb ik gesteld dat de christelijke identiteit bepaald wordt door de zelfopofferende liefde van Jezus Christus en dat christenen daarom per definitie moslims met respect en liefde tegemoet zullen treden. Dat lijkt evident, maar het is het niet. Als ik weblogs, columns of reacties van christenen op het internet op nieuws of artikelen over de islam lees, dan ben ik regelmatig geschokt door de af en toe aan haat grenzende negativiteit en felheid. Met gemak wordt de islam weggezet als ‘de grootste misdadigersbende ter wereld’, als ‘satanistische ideologie’, als Godvijandige godsdienst. Nogal eens worden moslims simpel als wolven in schaapsklederen getypeerd. Respect is dan ver te zoeken en dat is vaak genoeg met opzet. Zoals ik ergens las: ‘Hoe kan ik nu iemand respecteren die een afgod aanbidt en mensen wil misleiden? Hoe kan ik nu mensen respecteren die een religie gebruiken (of misbruiken) om christenen te vervolgen en aanslagen te plegen?’
Een dergelijke reactie is niet zomaar als onbijbels af te doen. Onlangs nog hoorde ik dat iemand op een oproep om moslims lief te hebben reageerde met een citaat van Psalm 139:21, 22: ‘Zal ik, Ene, uw haters niet haten en walgen van hen die tegen u opstaan? Ik haat hen, mijn haat is volstrekt, tot vijanden zijn zij mij geworden’ (Naardense Bijbel). De haters waren in dit verband voor deze persoon dus de moslims, omdat zij Jezus niet erkennen als de goddelijke redder. Hoe verhoudt zich dit tot Jezus’ woorden in de Bergrede: ‘Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen (Matteüs 5:44, NBG)? Of tot Paulus’ vermaning te zegenen wie je vervolgen (Romeinen 12:14)? Is het slot van Psalm 139 in het licht van het nieuwe testament achterhaald? Waarom dan het eerste deel van die psalm niet?

In deze context van respect voor andersgelovigen dringt de aloude vraag naar de verhouding Oude Testament – Nieuwe Testament zich met kracht opnieuw op. Is het mogelijk om te onderstrepen dat in Jezus Christus een nieuwe tijd is aangebroken, dat God ten diepste heeft laten zien wie Hij is en wat zijn plan met deze wereld is, zonder dat daarmee het Oude Testament op Marcionitische wijze verdwijnt? Kunnen we spreken van een transformatie in het lezen van het Oude Testament, een paradigmaverandering? Kortom, hoe lezen wij onze bronnen? Vrij algemeen wordt wel benoemd dat het grote verschil tussen christendom en islam is, dat het christendom door Jezus Christus het Oude Testament anders is gaan verstaan. De werkelijkheid is echter, dat dit zo algemeen zeker niet waar is. Mijn eigen antwoord op de vraag naar liefde en respect voor moslims ligt in de liefde van Jezus Christus. Gods liefde komt tot volle openbaring, niet omdat ik God liefgehad heb en Hem de eer heb betoond die Hem toekomt (Romeinen 1:21), maar omdat Hij mij eerst heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden als verzoening voor mijn zonden (vgl. Romeinen 5:6, 8; 1 Johannes 4:10). God heeft mij liefgehad toen ik zelf nog goddeloos was, een vijand en hater van God (vgl. Romeinen 5:6, 8). Met andere woorden, ik herken mijzelf in de ander; ik heb geen streepje voor en moet ook leven uit genade. Alleen door die genade mag ik God kennen, weet ik dat ik verzoend ben met de Heilige; niemand kan zonder Christus zijn heerlijkheid zien en leven, ook ik niet. Dat maakt mij nederig en voorzichtig. Wie ben ik dat ik anderen de les lees. Daarom is er respect en liefde voor anderen. Ik zie dat ook moslims net als ik zonder God in Christus hun doel missen; ik zie ook bij moslims een zoeken naar God.

De gouden regel (Matteüs 7:12)
‘Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus.’ Christenen hebben de neiging om voor moslims te definiëren wat de islam is. Er lijkt bij sommigen een soort wantrouwen te bestaan dat wat gematigde moslims over hun eigen religie zeggen altijd te mooi is. Moslims kunnen wel aardig zijn, maar dé islam is per definitie niet gematigd. Het is de vraag of dit terecht is. De islam is even divers als het christendom; dé islam bestaat niet. In ieder geval getuigt het van respect, wanneer we moslims leren verstaan zoals ze zichzelf willen verstaan. Als christen voel ik mij niet recht gedaan, wanneer moslims vanuit hun islamitische traditie definiëren wat ik eigenlijk geloof, of wie ik ten diepste ben. Vooral niet, als het negatieve kwalificaties zijn. Ik wil graag zelf uitleggen wat ik geloof en verwacht ook dat dit serieus genomen wordt. Jezus roept mij op, dat ik zo ook met moslims moet omgaan. Dat vraagt het afleggen van mijn eigen stereotypen, mijn vooroordelen en mijn eigen interpretaties om eerst grondig te luisteren naar wie de ander is. Wie is de moslim met wie ik te maken heb? Wat gelooft hij of zij?
Deze redenering geldt overigens naar twee kanten. Niet alleen is het te kort door de bocht, wanneer ik de extremistische islam als de ware islam bestempel, het is ook onjuist om in zijn algemeenheid te stellen dat dé islam een religie van vrede en gematigdheid is. Het is de vraag of dat überhaupt van enige religie gezegd kan worden, maar er is wel degelijk een radicale vorm van islam die gebaseerd is op een bepaalde interpretatie van de islamitische bronnen. Christenen hebben het door de eeuwen heen in situaties met een moslimmeerderheid regelmatig zeer moeilijk gehad en nog. Naast economische, politieke en maatschappelijke factoren speelde daarbij ook een bepaalde islamitische theologische visie op christenen een rol.

Anderen behandelen zoals we zelf ook behandeld willen worden, impliceert vervolgens ook dat we eerlijk naar onze eigen traditie en geschiedenis kijken. Christenen zijn nog wel eens geneigd andere normen en waarden te hanteren voor moslims dan voor zichzelf. Wanneer de islam een missionaire religie is en strategisch probeert invloed uit te oefenen in de maatschappij, dan wordt daar gemakkelijk negatief over gesproken. Wanneer christenen bewust streven goed opgeleide professionals te vormen om zo strategische posities in de maatschappij in te nemen, dan wordt dat gezien als het volgen van de opdracht van Jezus om zoutend zout in de wereld te zijn. Wanneer er moslims zouden zijn in Nederland die er diep in hun hart naar verlangen dat ons land een islamitisch land wordt, dan worden ze beschuldigd van Taqijja, dat wil zeggen de vermeende gedachte dat moslims zouden mogen liegen en hun ware intenties zouden mogen verbergen. Los van het feit dat Taqijja iets geheel anders inhoudt, zijn christenen geneigd veel tentenmakers in islamitische landen te zien als trouwe en strategische zendelingen. Zo zijn er vele voorbeelden waarin wij aan moslims andere normen lijken op te leggen dan aan onszelf.
In dat verband heeft het ook iets merkwaardigs dat er van onze westerse cultuur door sommigen zo hoog wordt opgegeven, omdat deze geworteld is in joods-christelijke waarden, die door het humanisme zouden zijn overgenomen. Mijns inziens is dat een mythe. Ik herken maar heel weinig christelijke waarden in onze individualistische maatschappij en dat is precies wat bijvoorbeeld ook allochtone christenen ervaren. Het humanisme staat bovendien eerder diametraal tegenover het christendom, dan in het verlengde ervan. Humanisme is iets anders dan de waarde van de door God geschapen mens waarderen, het is een traditie die zich expliciet losmaakt van God: geloof in de kracht van de mens (aldus een reclamespotje van het Humanistisch Verbond).
De christelijke gemeente is dan ook geroepen eerlijk naar de werkelijkheid te kijken, met Gods ogen en niet met westers-humanistische ogen. Het gebod: spreek geen vals getuigenis tegen uw naaste, geldt vandaag onverminderd, ook naar moslims.

Angst of naïviteit
Er leeft nogal wat bezorgdheid onder christenen ten aanzien van de islam. Soms krijgt dat zelfs de gestalte van angst. Nu is het de vraag hoe breed die angst leeft. Critici van de islamnota van de PKN vonden enerzijds dat deze te veel door angst bepaald werd, anderen reageerden dat de dreiging van de islam niet serieus genoeg genomen werd. Het is dus wel degelijk een issue. Volgens sommigen is deze angst niet terecht. Philip Jenkins maakt met feiten duidelijk dat een overname van Europa door moslims niet aan de orde is. Karel Smouter en Ludo Hekman hebben duidelijk gemaakt ‘Waarom Nederland niet islamiseert’ [2]. Anderen benadrukken dat de islam als geestelijke en ideologische macht er toch op uit is Europa in Eurabia te veranderen. Veelmeer dan de vraag wie nu precies gelijk heeft – ik denk overigens Jenkins en Smouter/Hekman – houdt mij bezig wat die angst ten diepste zegt over de kerk in Nederland.
In mijn intrededienst als (PKN) predikant met een bijzondere opdracht voor het werk aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, met als leeropdracht de kerk in de context van de islam, heb ik de volgende vraag gesteld: ‘Moet een boom bang zijn voor een storm?’ Het antwoord hangt natuurlijk deels af van de kracht van de storm, maar uiteindelijk heeft het vooral te maken met de kracht van de boom. Is de boom gezond en goed geworteld in goede grond, dan hoeft een boom zich niet al te veel zorgen te maken over een fikse storm. Hoe steviger de storm hoe duidelijker zal blijken welke bomen er aan de buitenkant misschien nog heel gezond uitzien, maar van binnen al lang zijn uitgehold.

Dezelfde vraag kan gesteld worden ten aanzien van de islam. Los van de vraag of de islam nu wel of niet een zware storm is of zal worden, zullen christenen zich moeten bezinnen op hun worteling in het Evangelie. Daar liggen voor mijn gevoel de belangrijkste issues voor de christelijke gemeente vandaag. Hoe diep gaat ons vertrouwen, hoe diep is onze relatie met God? Wanneer ik christenen over hun angst voor de islam hoor vertellen, gaat het nogal eens over aardse en materiële zaken. Angst om in een minderheidspositie te komen, angst om niet meer mee te tellen in de maatschappij, angst om vrijheid te verliezen, angst om vervolgd te worden. Als dat de toekomst van Nederland zou zijn, is dat op zich geen prettig vooruitzicht. Toch verbaast het mij dat de westerse seculiere waarden ons hart blijkbaar zo sterk in beslag nemen. Wat zegt dat over ons? Jezus zegt: ‘Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn’ (Matteüs 6:21 NBG). Is het christendom zo met de westerse cultuur verweven geraakt dat bij het veranderen van die cultuur en de waarden van die cultuur ook het christendom bedreigd wordt? Wat zegt dat over onze primaire waarden? Wat zegt de angst om aardse vrijheid en welvaart te verliezen over wat voor ons belangrijk is? Is het Evangelie van Jezus Christus werkelijk onze grootste schat, een schat die uitgaat boven alles wat we op aarde zijn en hebben? Zou de toewijding aan de drie-enige God ons als het erop aankomt zelfs niet meer waard moeten zijn dan ons eigen leven? Is dan zichtbaar ook voor moslims dat dit ons staan in de maatschappij beslissend beïnvloedt? Of zijn we zo verslingerd geraakt aan de machten van deze tijd? Deze machten van de seculiere maatschappij vormen vandaag voor het (westerse) christendom misschien wel een veel grotere bedreiging dan de islam. Het is in dit spoor dat tal van christenen in de loop van de geschiedenis de aanwezigheid van de islam hebben ervaren als het oordeel van God over een ongehoorzaam christendom. Zo noemde Luther de islam ‘de roede Gods’. Misschien dat we dat vandaag niet op dezelfde wijze zeggen, maar de christelijke gemeente zou er wel goed aan doen zich niet al te snel van deze vragen af te maken.

Tot slot

Een christelijke respons op de islam wordt uiteindelijk niet bepaald door de aard van de islam, maar door de aard van het Christelijk geloof, of liever, door de persoon van Christus zelf. Christenen reageren niet uit angst, maar uit liefde en genade. In dat licht is de aanwezigheid van moslims in Nederland eerder een geweldige kans dan een bedreiging. Het is de kans om wat we geloven ook daadwerkelijk uit te leven en de liefde van Christus uit te delen.

Prof. dr. B.J.G. Reitsma is bijzonder hoogleraar met als opdracht ‘De kerk in de context van de Islam’ aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, en docent en projectleider aan de Christelijke Hogeschool Ede.