Vloeken en bidden om een nieuwe aarde

De dagen van Bert ter Schegget
E.D.J. de Jongh
Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2010, 439+XVI pag., gebonden, ISBN 978 90 8704 193 9, € 39,-.

Het was me bekend dat er een biografie van prof. dr G.H. ter Schegget in de maak was, en ook dat dezelfde dr. E.D.J. de Jongh ervoor tekende als die van de biografieën van dr. J.J. Buskes en prof. dr. J. de Graaf. Het verbaasde me ook wel wat. Een biografie van Buskes moest er beslist komen en op een van Miskotte wacht ik al tijden. Maar een biografie van Ter Schegget?
Toch was ik er wel benieuwd naar. Ik kende hem van zijn theologisch werk, maar ik heb nooit goed grip op zijn denken kunnen krijgen en hem kunnen plaatsen – wat nog iets anders is dan hem in een hokje onderbrengen. Het was meer dat ik niet zag hoe de verschillende accenten in zijn publicaties samen een eenheid vormden. Juist daarom keek ik toch uit naar deze biografie. Mag men zulke opheldering verwachten van een biografie? Nu, een biografie helpt – als het goed is – om iemands bezig zijn in context te zien. Het leven brengt soms verbanden aan het licht die in publicaties verborgen blijven.
Het leven nu dus. Gijsbertus Hendricus ter Schegget werd op 24 juli 1927 in Amsterdam geboren, waar zijn vader theologie studeerde aan de Vrije Universiteit. In 1926 was er echter een kerkscheuring ontstaan rond de uitleg van Genesis 2 en 3, waarbij zijn vader met dr. J.G. Geelkerken was meegegaan. Na afronding van zijn studie in 1929 werd hij predikant van de Gereformeerde Kerk (Hersteld Verband) in het Friese dorp Harkema-Opein¬de, om vandaar in 1933 naar Amsterdam te gaan. Hij kenmerkt zich door sociale bewogenheid en van hem heeft zijn zoon het ‘linkse hart’ geërfd. Daar groeit Bert ter Schegget op, in een vrij en open gereformeerd milieu, gaat er naar school en studeert er theologie (aan de Universiteit van Amsterdam). Als hij in 1955 predikant wordt van de Hervormde Kerk van Vreeland wijst weinig erop dat hij er niet lang zou blijven en op verschillende plaatsen in het buitenland zou werken – Vreeland was een plaats waar dominees gewoonlijk lang bleven. Ter Schegget vertrekt echter al na drie jaar naar de Verenigde Protestantse kerk van Curaçao. Van daaruit bezoekt hij ook Venezuela en ziet er de bittere armoede van het Latijns-Amerikaanse continent met eigen ogen. Het maakt een onuitwisbare indruk op hem en de vraag van de gerechtigheid zal hem sindsdien niet meer loslaten. Hoewel hij na afloop van zijn termijn in 1963 weer graag ‘gewoon’ gemeentepredikant in ons land was geworden, werd het de Evangelische Studentengemeinde, in het tussen Oost en West verscheurde Berlijn. Nauwelijks anderhalf jaar later vertrekt hij er al weer om in 1965 een half jaar te werken in de Nederlandse gemeente in Varese (Italië). Tussen al die omzwervingen door had Ter Schegget inmiddels zijn doctoraal examen afgelegd en maakte hij plannen voor een dissertatie. Tot zo ver hooguit een boeiende startfase van een jong predikant. Op 1 augustus 1965 treedt Ter Schegget in dienst bij Kerk en Wereld als Hoofd Cursus- en Conferentiewerk, om later over te gaan naar de Sociale academie de Horst. Het zijn de woelige jaren zestig, met de studentenopstanden. Het onderwijs moet radicaal gedemocratiseerd, Marx wordt driftig gelezen, de verbeelding zal aan de macht. Ter Schegget blaast zijn partijtje mee en promoveert tussen de bedrijven door in 1970 op een studie met de titel: Het beroep op de stad der toekomst: Ethiek van de revolutie. Het boek was anders van inhoud en toon dan de gemiddelde academische proeve van bekwaamheid. Was het een onderzoek met een bepaalde vraagstelling, of meer een bevlogen strijdschrift? Het is een meeslepend geschreven pleidooi voor een nieuw soort theologie, een bevrijdingstheologie avant la lettre. Hij trekt lijnen door in boeken als Partijgangers der armen en Kernwoorden bij Marx, en er lijkt maar één conclusie mogelijk: bij Ter Schegget is theologie niet anders dan theorie voor een maatschappij-kritische praxis. In Amsterdam wil men hem per se als kerkelijk hoogleraar, maar in de Nederlands Hervormde kerk bestaat daar veel verzet tegen. Het staat allemaal uitvoerig gedocumenteerd in deze biografie, uitvoerig, té uitvoerig, wat mij betreft, en dan ook nog zonder de precieze data. Als Ter Schegget uiteindelijk in 1982 hoogleraar ethiek in Leiden wordt, verbaast hij vriend en vijand door te inaugureren met een rede over ‘Het gebed als hart van de ethiek’. Deze linkse rakker blijkt een ‘bevindelijke’ kant te hebben.
Heb ik Ter Schegget door deze biografie beter leren begrijpen? Ja en nee. Het beeld dat de beschrijving van zijn levensgang bij mij heeft achtergelaten is dat van een man die op heel veel plaatsen zijn partij meeblies en duiten in zakjes deed, maar altijd toch ook een zekere innerlijke reserve bewaarde. Ter Schegget was een dwarsligger en stoorzender, maar geen bestuursman, is het beeld dat ik overhoud. Dat gold de Praagse Vredesconferentie, de beweging Christenen voor het socialisme, en nog een en ander meer. Was het dat hij zich niet wilde laten inlijven? Was het blijk van vermogen tot academische distantie? Waar stak hij echt de schop in de grond en wees hij richting? In titels van boeken gebruikte hij woorden als engagement, partijganger-zijn en ‘recht op gemeente’, maar waar trok hij een spoor met zijn voeten?
Een antwoord op deze vragen had ik van dit boek verwacht. Ik heb wel veel gelezen over organisaties waarin Ter Schegget meedraaide en bewegingen waarin hij een rol speelde, maar weinig over de man zelf. Het is meer een weergave van theologische, filosofische en politieke visies dan een biografie.
Het is een lijvig boek geworden. Een biografie van deze omvang had ik eerlijk gezegd niet verwacht – en het had ook bondiger en puntiger gekund. Wat me ook verbaasde is dat de biografie van Ter Schegget bij deze uitgever is verschenen, en ook gebonden, met stofomslag, fraai lettertype en prettige bladspiegel. Tegelijk past het ook weer wel bij mijn beeld van Ter Schegget. Het lukt toch niet hem te plaatsen. De man achter het theologisch werk zal voor mij goeddeels een onbekende blijven.