De dynamiek van de voorlopigheid

Interview met cultureel antropoloog André Droogers

Op een rustige avond gaat onze reis naar Driebergen. In een statige laan bellen we aan bij een hoekhuis, dat zich direct blootgeeft als de residentie van een Trouw-abonnee. De voorwerpen in de hal, die uit allerlei exotische landen en culturen afkomstig zijn, doen ons vermoeden dat dit een boeiende avond gaat worden. We stappen over de drempel bij prof. dr. André Droogers, emeritus VU-hoogleraar ‘Culturele Antropologie, in het bijzonder Religieuze en Symbolische Antropologie’.

In de huidige jaarserie van Wapenveld, ‘Alles wordt vloeibaar’, bespreken we de vragen die voortkomen uit de sociaalwetenschappelijke kijk op geloven. Stefan Paas trapte de jaarserie begin dit jaar af met een uiteenzetting over de uitdaging van het sociaal-constructivisme, de rationalisering van de kerk en het dwingende discours van secularisatie. Jan van der Stoep reageerde hierop door te benadrukken dat geloof en sociale wetenschappen niet tegenover elkaar staan. Sterker nog, volgens Van der Stoep kunnen sociale wetenschappen de geloofspraktijk prima dienen. Vervolgens vertelde Miranda Klaver hoe zij haar werk als antropologisch onderzoeker van religie kan combineren met haar persoonlijk geloof in God.

Klaver werd in haar promotieonderzoek begeleid door theoloog Kees van der Kooi en antropoloog André Droogers. De laatste heeft tientallen publicaties op zijn naam staan naar aanleiding van zijn religieonderzoek. Hoog tijd om eens nader kennis te maken met professor André Droogers!

Roerige tijd
We kunnen er niet omheen. In de week dat we Droogers bezoeken, staat zijn voormalige werkgever, de faculteit der sociale wetenschappen aan de Vrije Universiteit, in de mediaschijnwerpers. Een commissie onder leiding van prof. Michiel Baud onderzocht het wetenschappelijk werk van prof. Mart Bax, emeritus hoogleraar politieke antropologie aan de VU. Zij concludeert niet alleen dat er bij Bax sprake is van onethisch wetenschappelijk gedrag, grove feitelijke onjuistheden en zelfplagiaat, ook over zijn vakgroep wordt in niet mis te verstane bewoordingen gesproken: ‘een sektarische omgeving met autoritaire tendensen’. Op de dag dat we bij Droogers langsgaan, staat er in de NRC te lezen dat bij de vakgroep antropologie aan de VU de professor als hogepriester functioneert die geen inzage in zijn werk wil.

De aftrap ligt voor de hand. Maar Droogers heeft niet veel zin erop in te gaan. ‘Over m’n ex-collega wil ik me in het openbaar niet uitlaten.’ In algemene zin wil hij er wel iets over zeggen: ‘Dat verhaal in de NRC is tamelijk overdreven, hoor. In die tijd was het een eilandenrijk, maar er was geen sprake van koninkrijkjes.’

Maar dan ter zake. We komen niet op de koffie bij Droogers om het over zijn collega te hebben. We willen weten wie André Droogers is en waar hij zich zoal mee bezighoudt. Met name willen we weten hoe hij tegen de verhouding van sociale wetenschappen en geloof aankijkt en wat de vruchten zijn van zijn onderzoek.

Marge
Wie is André Droogers volgens zichzelf? Zijn antwoord is kenmerkend voor de rest van ons gesprek. ‘In de eerste plaats ben ik antropoloog; dat is toch wel mijn voornaamste identiteit. Het is bepalend voor je manier van kijken. Primair kijk ik naar mensen als cultuurwezens. Daarbij leg ik niet zozeer de nadruk op het vergelijken van ‘culturen’ in het meervoud. Vanwege de (focus op) toenemende globalisering ben ik geneigd om het woord ‘cultuur’ in zijn enkelvoud te benaderen. Ik definieer dat als het menselijk vermogen om overal betekenis aan toe te kennen. Dat gebeurt ook in de wetenschap. Door wat je in je studie meekrijgt, wat je aan veldwerk doet en het soort literatuur dat je raakt, maak je je eigen selectie en leg je je eigen accenten.’

Het gesprek komt al snel op belangrijke facetten in Droogers’ onderzoek: marge, macht en religie. ‘Mijn fascinatie heeft altijd gelegen bij het marginale verschijnsel, wat er in de uithoeken van religies en culturen gebeurt. Vernieuwingen komen voort uit de marge, veel minder uit het centrum van de macht. Vernieuwingen komen voort uit de marge Je ziet bijvoorbeeld dat profeten meestal vanuit de marge opereren. Ze behoren niet zo snel tot het centrum. In het christendom kwam de zending vaak met vernieuwingen, evenals de oecumenische beweging, juist door de afstand tot het thuisfront.’ Toch gaan vernieuwingen een keer naar het centrum. Hoe gebeurt dat als je geen macht hebt? ‘Charisma is daarvoor belangrijk. Vaak zie je ook dat iemand ergens begint en dat andere groepen in de marge zich aangesproken voelen: zij worden de eerste volgelingen. Vaak zijn dat vrouwen, slaven of werklozen, die aan de rand van de samenleving staan. Dat zie je bij veel profetische bewegingen; zo ging dat ook bij Jezus en Mohammed.’

Van Taizé tot initiatiekamp
Droogers’ fascinatie gaat een lange tijd terug. ‘Ik wilde eigenlijk aardrijkskundeleraar worden. Ik had mijn kandidaats Sociale Geografie. Maar ik ben toen omgezwaaid naar Culturele Antropologie. In die tijd kwamen mijn vrouw en ik ook in Taizé, nog voordat de menigten jeugd daar kwamen. Taizé richtte zich toen onder andere op jonge echtparen. Voor ons bracht het een heel nieuwe kijk op ons geloof, met veel ruimte en een andere beleving. Ik denk dat ik me in het algemeen prettiger voel in situaties waar voldoende beweging en ruimte is. Er komt weinig nieuws uit gevestigde situaties waar geen beweging in zit. Dat is de dood in de pot; dat geldt ook voor geloofszaken. Taizé had als slogan: La dynamique du provisoire. Dat zou je een lijfspreuk van me kunnen noemen. Leg je leven niet al te veel vast. Taizé gaf een goed kader om ons leven op poten te zetten. We werden gestimuleerd om na mijn studie twee jaar van ons leven te geven aan wat toen de ‘onderontwikkelde’ landen heette. Vanuit dat idee zijn we in 1968 naar Congo gegaan. Zonder Taizé was dat, denk ik, niet gebeurd.’

Droogers’ onderzoeksopzet wijzigde zich in Congo. ‘Ik zou me aansluiten bij een onderzoek van de VU en was van plan om in Congo te kijken naar christelijke groeperingen en naar veranderingen ten gevolge van zending en missie. Maar op een gegeven moment waren er geruchten dat ze in de stam waar ik was begonnen met dat onderzoek een jongensinitiatie zouden houden. Dat voelde als een buitenkans.’ Bij zo’n jongensinitiatie gaan jongens een tijdlang naar een kamp en dan wordt door middel van rituelen de overgang van kind naar man gemarkeerd. Tot aan het begin van de twintigste eeuw werd er bij deze stam om de vijf of zes jaar een jongensinitiatie gehouden. Vanwege voortdurende politieke en militaire spanningen was het daar sinds 1956 niet meer van gekomen, maar toen Droogers er eind jaren zestig kwam voor zijn onderzoek, viel hij precies met zijn neus in de boter. ‘Zo’n jongensinitiatie was heel interessant, omdat de kerken er verschillend over dachten. De helft van de stam bestond uit katholieken, die geen probleem met initiatie hadden. Bij de baptisten was het officieel wel problematisch, maar in de praktijk viel dat wel mee. Het Leger des Heils en de Kimbanguistenkerk waren ook tegen de jongensinitiatie. Maar weet je wat er gebeurde? Jongens zagen hun vriendjes in dat kamp verdwijnen en wilden daarom zelf ook ernaartoe.’

Voor Droogers was dit kamp een manier om de ‘rituele marge’ te ontdekken, waarover sommige grondleggers van zijn vak hadden geschreven. Arnold van Gennep, bijvoorbeeld, schreef ooit een klassieker over rituelen en constateerde dat er drie fasen te onderscheiden zijn: afscheid, marge en integratie. ‘Dat schema kwam ik ook tegen in Congo.’

Wat maakt nu dat u zo geïnteresseerd bent in die marge?
‘Ja, dat weet ik eigenlijk ook niet zo goed. Ik ben ooit ontgroend; daardoor was het wel een herkenbaar ritueel bij die jongens in Congo: er zijn verrassende overeenkomsten. En ik houd van de rituele ruimte, wat ik bij Taizé ook ervoer. Er kwamen verschillende dingen bij elkaar.’

Helpt het om gelovig te zijn als je je bezighoudt met antropologie van de religie?
‘Dat hangt er maar net van af. Een buitenstaander ziet enerzijds meer, omdat hij los is van het vertrouwde. Aan de andere kant ken en herken je veel meer als je van binnenuit er vertrouwd mee bent.’

Toen wij u vroegen wie André Droogers is, was uw antwoord ‘ik ben antropoloog’. Helpt antropologie om gelovig te zijn?
‘Antropologie helpt voor je persoonlijk geloof. Per saldo is het goed te combineren. Dat heeft te maken met de visie op de mens als uitbundige betekenisgever. Als mens word je geconfronteerd met allerlei vragen, wat betekenis geven, zingeving stimuleert. Zeker als daar ook personen, ervaringen of teksten bij komen waaruit je kunt putten of van wie je kunt leren. Als je vanuit de antropologie naar religie kijkt, heb je oog voor hoe mensen betekenis geven en het goed recht daarvan. In mijn geval is het een soort puzzel geweest omdat er veel sociaalwetenschappelijke theorievorming is, waarbij religie gereduceerd wordt tot iets niet-religieus. Er wordt snel gedacht in functies. Vanuit het doel kun je dan terugredeneren naar hoe het ontstaat. Het effect is dan dat religie herleidbaar wordt tot iets economisch, psychologisch of sociaals. Dat ging ten koste van wat er in religies gebeurt. De blik wordt dan versmald. Een van de opvallende verschijnselen op aarde is de rijkdom aan religies. De overmaat aan religies is niet te verklaren uit functies! Om iets functioneel te laten zijn ben je in twee stappen thuis, terwijl in religies er duizend stappen te belopen zijn. Dat is nogal een omweg en niet efficiënt, nietwaar?’

‘Daarom is het van belang om ruimte te vragen voor zingeving van de mens. Als je dan vervolgens marge en spel hieraan relateert, dan zijn er dus zingevingsspelen die vooral opbloeien in marginale situaties, maar die vervolgens door macht vertraagd worden en hun beweging verliezen. Ze stollen. Er komen dan codes, canons en heiligverklaringen. Interessant hierbij is dat denken vanuit macht goed te combineren is met denken uit functies om te organiseren en te besturen, want bij macht moet je denken vanuit efficiëntie. Je stuurt in een bepaalde richting om een bepaald doel te bereiken.’

Dat betekent niet dat Droogers alle macht in religie afwijst. Er is verschil tussen wat hij ‘middelmacht’ noemt en ‘doelmacht’. ‘Zoals ik er nu tegenaan kijk, is de uitbundige mate van zingeving onbeperkt. Het is alleen handelbaar als er selectie is. Macht is nodig voor orde, maar het moet meer middelmacht dan doelmacht zijn. Middelmacht helpt het voorkomen van chaos; vooral in groepsverband is dat van betekenis. Middelmacht perkt de overdadige betekenisgeving in; dat is noodzakelijk om haar hanteerbaar te houden.’ Maar middelmacht wordt al snel doelmacht: macht die erop gericht is om zichzelf in stand te houden. Zo wordt macht die een middel zou moeten zijn tot een doel op zichzelf. Dan wordt het spel van betekenisgeving verstikt.

Beschouwen in relatie tot beleven
Er valt veel te zeggen over de mens als overmatige betekenisgever. Zo’n mensbeeld kan helpen om te verklaren waarom mensen zingeving zoeken. Maar helpt die optiek bij het bidden of bij het naar de kerk gaan? Kan Droogers zijn eigen religieuze gevoelens zo plaatsen? ‘Nee, dat valt tegen. Je zit altijd wel met een dubbele optiek. Antropologen onderzoeken vaak door middel van participerende observatie, dus dat komt goed uit’, antwoordt Droogers met een knipoog. ‘Ik scheid dat niet, omdat ik denk dat de benadering vanuit marge, spel en middelmacht je behoedt om de dood in de geloofspot te krijgen. Je wisselt gemakkelijker van perspectief. Wat ik ook bijzonder vind, is dat na twintig eeuwen exegese mensen nog steeds nieuwe betekenissen vinden in Bijbelverhalen. Hoe creatief is zingeving! Zelfs na zo’n enorm corpus van exegese. Ik geloof heilig in de dynamiek van zingeving. Je moet dat steeds vernieuwen. De Geest moet waaien, zou je theologisch kunnen zeggen. Ik word wantrouwend bij machtsprocessen. Als het koekoek eenzang wordt.’

Maar is er ook iets van toevertrouwen, het ontmoeten van de andere kant? Of blijft het beschouwing van mijn eigen menselijke productie? Kortom, wordt u ergens bovenuit getild, ontmoet u wel eens Iemand?‘Soms kunnen dingen niet benoemd worden of heb je het niet in de vingers. Soms merk je dat je steeds aan een nieuwe horizon komt. Voor mij vertegenwoordigt dat een dimensie waar je niet bij kunt komen, maar die wel aan mensen trekt. Proza is prachtig, maar poëzie maakt dat de horizon wijkt. Poëzie maakt dat de horizon wijkt Er is altijd een extra dimensie waar je moeilijker bij kunt komen. Mensoverstijgende ervaringen helpen je of geven je een duwtje. In Taizé wordt die horizonverlegging vooral liturgisch vormgegeven door de stilte en het eindeloos herhalen van liederen. Liturgie verbeeldt, maar het ontbeeldt ook. Dat geeft aan dat er dynamiek in moet blijven. Liturgie moet geen showcase van de macht worden, wat op de loer ligt bij het ritueel.’

Spel
In Droogers’ theorie over zingeving komt vaak het spel om de hoek kijken. Waarom heeft hij voor de metafoor van het spel gekozen? ‘Ik zie het spel als een vermogen om tegelijkertijd met twee werkelijkheden om te gaan. Dat is dus niet iets beperkts dat alleen gebeurt in typische spelsituaties, maar het is ingebouwd in de uitbundige zingeving die kenmerkend is voor menselijke cultuur. Elke metafoor is een spel met twee werkelijkheden. Een spel is niet frivool; het moet ernstig gespeeld worden. Religieuze uitingen moeten serieus genomen worden. Tegelijk moet je in de gaten houden dat er gespeeld wordt, zelfs al zien mensen dat zelf niet zo. Naar mijn idee zou het goed zijn als mensen dat meer gaan inzien. Ik denk dat een hoop situaties waar verschil tussen religies en tussen levensbeschouwingen een rol speelt, minder conflictueus zouden zijn, als mensen erover nadachten dat ze met een spel bezig zijn. De speelse kant wordt snel verketterd of verboden verklaard. Het is van belang minstens een keer per jaar naar je zelf te knipogen. Met Pasen of Pinksteren of zo’, lacht Droogers.

Maar als we spreken over religie als spel, wat zijn dan de spelregels?
‘Ordening en macht komen om de hoek kijken. Het grijpt op Webers definitie van macht terug: je wilt gedrag van anderen beïnvloeden. De regels moeten zo geformuleerd zijn dat je uit elkaars haren blijft. Bij een echt spel wordt iemand gecorrigeerd als hij te serieus speelt.’

En valt er iets te winnen?
‘Het hangt ervan af hoe mensen ermee omgaan. Misschien kan ik het duidelijk maken met een voorbeeld. In de zomer speel ik voor gids in de Janskerk in Utrecht. In die kerk heb je opklapbare zittingen van koorbanken en onder aan die zittingen zit een steuntje voor als men lang moest staan. Op sommige steuntjes zijn er in hout uitgesneden voorstellingen te zien. Op eentje zie je bijvoorbeeld een vos die op eendenjacht is. Op een ander steuntje zie je een hardloper. Ik haal dan tijdens het gidsen altijd de tekst van Paulus aan over de wedloop van het geloof, waar een prijs valt te winnen. Wat die prijs is, dat moeten mensen zelf uitvinden.’

‘Mijn stille hoop is dat die jaarlijkse knipoog zo heilzaam is, dat men het verschil van doelmacht en middelmacht in de gaten heeft en vrijheid geeft om het spel uitbundig te spelen.

Zodra door machtsverhoudingen doelmacht bevorderd wordt, klopt het al niet meer. Dan moet je echt aan de bel trekken, want dan gaat het om wie er wint.’

U legt de nadruk op zelfrelativering. Echter, machthebbers hebben toch ook belang bij relativering?
‘De kanteling van middelmacht naar doelmacht is heel tricky. Het kan heel subtiel gebeuren. Als je dit zo vraagt, is mijn reddingsboei tegen de vloed van relativering dat het spel met ernst gespeeld moet worden. Uiteindelijk is mijn criterium, denk ik, of er sprake is van doelmacht: als dat het geval is, trek ik een grens.’

U heeft getracht religieuze variatie te verklaren en een weg te wijzen hoe mensen beter met elkaar kunnen omgaan. Vindt u dat dit goed gelukt is?
‘Tja, mijn verhaal is tamelijk utopisch. Ik denk dan: je kunt het op zijn minst vertellen. Ik denk niet dat het veel effect zal sorteren; het is meer vanuit mijn eigen plezier om het op te schrijven en het op een rij te krijgen. Een aantal mensen heeft er misschien wat aan. Ik heb ongeveer twintig lezingen gehouden over mijn spelboek. Ik kreeg ook reacties van mensen die het een bevrijdend verhaal vonden.’

God 3.0
Alhoewel hij zeven jaren met emeritaat is, is de inkt van Droogers’ pennen nog niet opgedroogd. Volgens de planning komt in november zijn nieuwe boek God 3.0 uit, waarin hij op catechismusachtige wijze vragen over God beantwoordt. Maar waarom handhaaft Droogers nog altijd het concept ‘God’ als hij het over religies heeft? Je hebt toch ook religies zonder god of goden? En hij wil toch ook nadrukkelijk atheïsten betrekken bij het serieuze spel van zingeving? ‘Ik heb bewust ook atheïsten erbij betrokken, omdat hun hele opstelling gekoppeld is aan de overtuiging van anderen dat God bestaat of dat er bijvoorbeeld leven na de dood is. Dus dat is hun referentiekader. Als het mij zou lukken om het beeld van religie iets te veranderen, dan zou ik ook iets in het atheïstisch standpunt teweeg kunnen brengen. De ondertitel van mijn nieuwe boek is Voorbij godsdienst en atheïsme. Atheïsten zijn deel van mijn doelgroep en publiek. Atheïsten zijn deel van mijn doelgroep en publiek Wat hun dwarszit in religie, komt door machtsprocessen, dus verzetten ze zich in de eerste plaats tegen machtsmisbruik in plaats van tegen religie.’

‘Ik heb het boek geschreven met in het achterhoofd dat alle religies en ideologieën zingevingsspelen zijn, die de uitbundige mens maakt vanuit zijn ervaring. Maar als je religie ziet als serieus spel met betekenissen en mogelijkheden, gemarkeerd door machtsverhoudingen, dan ben je een stukje verder. In wezen pak ik niemand iets af, de consequentie is alleen dat er meer tolerantie en middelmacht komt, terwijl men verder gewoon door kan gaan met waar men mee bezig was.’

God 3.0 is toch ook een ander soort type God? U registreert niet alleen het spel, maar u corrigeert het toch ook?
‘Als je de hele rondleiding neemt, is dat de consequentie. Ik speel de rol van voorzichtige verleider. Ik probeer mensen op een punt te krijgen dat ze een klein verschil maken, wat bij elkaar genomen een groot verschil kan zijn. Exclusiviteit, de opvatting dat jouw traditie meer gelijk heeft dan andere, komt in een ander licht te staan. Mijn voorstel hoort dus ook bij de verstandige omgang met overdadige en uitbundige zingeving. Hopelijk wordt die wel vooral met middelmacht gestructureerd.’

Want exclusiviteit is doelmacht?
‘Dat kan inderdaad gemarkeerd worden door doelmacht. Het verschil in groepen is juist een rijkdom aan veelkleurigheid. Als mensen iets ervaren van: dit is mijn plek, mijn zingevingsspel, dat is toch prachtig, vooral als ze anderen ook hun plek gunnen?’

Stel: ik ben christen, mijn ene vriend is atheïstisch, de ander animistisch. We zouden allemaal iets moeten inleveren, maar alleen ik heb een godsbeeld, wat moet ik met zo’n God 3.0?
‘De atheïst verzet zich tegen een niet bestaande god, dus die heeft indirect ook een godsbeeld. Wat animisten zijn, weet ik niet precies, maar het kan zijn dat er geen of alleen een vaag godsbeeld is. Waar het om gaat is dat je samen de samenleving inricht, dat is de overeenkomst. God 3.0 is dan als inclusieve God misschien meer aanvaardbaar. Mijn ideaal is dat je een soort nieuwe doordenking krijgt van eigen tradities, dat men dus kijkt in hoeverre de eigen overtuiging bepaald is door machtsverhoudingen van toen, waar men nu niks meer mee te maken heeft. Ook in het godsbeeld. Om God aan te duiden gebruiken we seculiere machtsnamen. Als je je daarvan bewust wordt, kun je ook fris opnieuw kijken naar je eigen traditie. Zelfreflectie en herbronning zijn nodig, om uiteindelijk uit te komen op de vraag: hoe richten we deze nieuwe samenleving in?’

Uw streven is vredestichtend. Ieder moet iets inleveren: fundamentalisten en vrijzinnigen. Wat is het verschil tussen God 2.2 en God 3.0, wat moeten vrijzinnigen inleveren? Beide zijn toch vrijzinnig?
‘Wat ik richting vrijzinnigen zeg, is dat hun optiek vaak nog te binnenchristelijk is. Waar het mij ook om gaat, is dat ik vrijzinnigen soms te rationeel vind en dat ze te weinig de ervaringskant meenemen. Ik zit zelf in een Doopsgezinde Gemeente. Wat ik zie gebeuren, is dat de ervaringskant steeds meer ruimte krijgt.’ Ik vind vrijzinnigen soms te rationeel

 Is dat ook uw kritiek op iemand als Carel ter Linden: te rationeel?
‘Carel ter Linden put veel ervaring uit Bijbelverhalen, maar verder is het godsbegrip wel uitgekleed. Je hoeft het niet zo ver uit te kleden, juist vanwege het narratieve spel.’

Wat zoekt u als PKN-lid bij de Doopsgezinden?
‘Mijn vrouw en ik knapten af op de fusie van wijken binnen de plaatselijke PKN en zijn toen vrienden van de Doopsgezinden geworden. De kenmerken van onze voormalige wijkgemeente vinden we hier terug. Doelmacht wordt voorkomen doordat Doopsgezinden geen ambten kennen. Er is overigens wel een kerkenraad, maar de gemeente is horizontaal georganiseerd. Dynamiek van liturgie is ook zo’n punt. Doopsgezinden hebben er gelukkig aandacht voor dat de liturgie niet altijd hetzelfde moet zijn. Eén keer per maand hebben we een experimentele dienst met een aangepaste liturgie.’

Literatuur 
André Droogers, God 3.0: Voorbij godsdienst en atheïsme: Hoe ziet God er uit in de 21ste eeuw?, Almere: Parthenon, 172 pp. € 14,90.

In zijn boek God 3.0 maakt Droogers onderscheid tussen drie versies van godsbeelden. God 1.0 is die van het traditionele, premoderne godsbeeld. Het godsbeeld 2.0 ontstaat als de modernisering serieus wordt genomen. Dat kan bestaan uit afwijzing van moderne denkbeelden, zoals in het fundamentalisme (God 2.1) of uit warme omarming van de moderniteit, zoals in de vrijzinnigheid (God 2.2). Het portret van God 3.0, het godsbeeld dat reageert op de toegenomen pluraliteit in onze wereld, ‘is interreligieus aanvaardbaar, leent zich niet voor conflicten, draagt bij aan de oplossing van wereldproblemen, is zelf duurzaam en maakt de wereld duurzamer, hij past bij de modernisering, hoort bij de 21e eeuw, en ontmoet minder kritiek van atheïstische zijde’.

Zie ook www.andredroogers.nl, over religie, macht en spel.

Prof. dr.  Stefan Paas is bijzonder hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkvernieuwing aan de Vrije Universiteit en docent missiologie aan de Theologische Universiteit Kampen.

Drs. Hendrik-Jan van Nieuw Amerongen is redactiesecretaris van Wapenveld en werkzaam als assistent-accountant bij Baker Tilly Berk.