Geschiedenis geen grabbelton

Column

In zijn recensie in het RD van Belijdenis en Verbond. Ecclesiologie in de gereformeerde traditie, betoogde professor W. Van ’t Spijker dat aan de historie ontleende argumenten in de SOW-materie niet (meer) werken. Dat is een teleurstellende conclusie voor mij.

Een aantal jaren geleden gaf de Gereformeerde Bond opdracht tot het doen van historisch onderzoek. De Hervormde kerk dreigt verscheurd te worden door de verschillende posities die ingenomen worden in de SOW-discussie. Het hoofdbestuur besloot een geschrift op te laten stellen door gerenommeerde theologen en kerkhistorici om een weg te wijzen in de huidige problematiek. De samenstelling van de commissie is veelbelovend. Niet alleen hebben we hier te maken met onderzoekers die weten waarover ze praten en schrijven. De diversiteit in standpunten die in het recente verleden door verschillende leden van de commissie is ingenomen, doet niet vermoeden dat de uitkomst van het onderzoek bij voorbaat vaststond.
De opdracht die de studiecommissie van het hoofdbestuur kreeg, was na te gaan en bondig te schetsen hoe verbond en belijdenis binnen de ecclesiologie in de gereformeerde traditie hebben gefunctioneerd. Het beroep op het verbond wordt vooral gedaan door degenen die met alle moeite en pijn willen blijven binnen de brede Protestantse Kerk in Nederland.
De vergelijking met Israël wordt op dit punt meermalen gemaakt. Zoals God ondanks de zonden van het volk bleef vasthouden aan Zijn verbond, zo gebruiken de ‘blijvers’ in de nieuwe kerk het verbond als rechtvaardiging. Maar er is ook de belijdenis. De gereformeerde belijdenis als een kerkelijke grondwet. De belijdenis waarin weersproken wordt wat onbijbels is.
De uitkomst van het onderzoek komt de GB niet goed uit. Daarom mag de lezer het zelf uitzoeken. Immers het hoofdbestuur schrijft letterlijk: ‘Het door de commissie uitgevoerde onderzoek is uitsluitend historisch bedoeld. Het is aan de lezer om de toepassing te maken.’

Mijn toepassing na lezing van het historisch onderzoek en de voorgestelde nieuwe kerkorde is, dat in de beoogde nieuwe kerk noch het beroep op het verbond, noch het beroep op de gereformeerde belijdenis op dezelfde wijze als in het verleden functioneren.

Dat de GB, ook uit kerkpolitieke overwegingen geen raad weet met de conclusies uit het onderzoek, verbaast mij niet. De Bond heeft als officieel standpunt ingenomen: ‘Wij kunnen niet weg.’ Ja, dan hoef je geen historisch onderzoek meer te doen naar het functioneren van verbond en belijdenis in de ecclesiologie met de vraag of de uitkomst van dit onderzoek ook betekenis kan hebben voor het al dan niet participeren in de nieuwe kerk.
Ik heb overigens helemaal niet de illusie dat een goed gebruik van de geschiedenis voor iedereen hetzelfde kompas oplevert om positie te kiezen in het ontzaglijk moeilijke dilemma waarin betrokkenen zich bevinden. Neem het beroep op Groen van Prinsterer in dit debat. Mensen komen op grond van argumenten aan de historie ontleend tot tegenovergestelde conclusies.
Het gaat er mij in de eerste plaats niet om welk standpunt iemand inneemt (in de laatste plaats wel), maar we moeten de geschiedenis recht doen. De geschiedenis leert ons dat de Hervormde kerk een volkskerk wilde zijn. Niet in sociologische zin – getalsterkte – verstaan. Wel in principiële zin: een kerk die Gods aanspraak op heerschappij over het hele leven als uitgangspunt neemt. De volkskerk die steunde op het theocratische ideaal van de doordringing van de hele samenleving, het hele volksleven. Deze kerk met deze aanspraken dreigt te verdwijnen. De vraag of men lid wil worden van de nieuwe kerk kan door de geschiedenis niet beantwoord worden. De geschiedenis leert ons dat er straks in confessionele zin sprake is van een nieuwe kerk. Mijn voorstel is dit gewoon uit te spreken en de geschiedenis niet als grabbelton voor argumenten te gebruiken.