Gereformeerden: terug naar de Waarheid

Er is mij gevraagd om mij speciaal te richten op de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk, in de veronderstelling dat wat voor de Bond waar is grotendeels ook op gaat voor de andere kerken van de gereformeerde gezindte. Ik denk dat dat waar is en als ik me tot de Bond richt, richt ik me dus via hen tot de hele gereformeerde gezindte .

Situatie

'Als bonders zondag een preek van Arminius [2] zouden voorlezen, dan zouden de meeste gemeenteleden denken: Het is vandaag weer eens goed gezegd.' Dat zei mijn Remonstrantse collega Adriaanse een aantal jaren geleden tegen mij. Ik hoop dat hij gelijk heeft. Want ik vrees dat veel mensen in bondsgemeentes en trouwens ook in gemeentes van andere kerken van de gereformeerde familie zouden denken: 'Wat een zware preek vandaag.'

In veel bondsgemeentes wordt Arminiaans [3] gepreekt. Sterker, in de Bond vindt men thans het hele scala aan modaliteiten dat vijftig jaar geleden de Hervormde Kerk als geheel kende. Er zijn bondse midden-orthodoxen en bondse vrijzinnigen. Dat wordt alleen gecamoufleerd door een traditionele liturgie en zelfs dat begint te veranderen. De Bond is een meerstromenland geworden. Zeker, er waren altijd vleugels, maar die gingen over klassiek gereformeerde twistpunten, met name over de verhouding van verbond en verkiezing. Maar de huidige diversiteit in de Bond strekt zich uit van de vereniging van vrijzinnig hervormden tot de oud-gereformeerden. Mensen zoeken daarbij hun eigen stekje. Ze zoeken een dominee (meestal niet eens meer een wijkgemeente, maar alleen een dominee) die het zegt zoals ze het zelf ook vinden. Als de dominee het niet zo zegt, zoeken ze een ander die hen meer tevreden stelt. Van een tegenover van de prediking, laat staan een confrontatie met het Woord, komt zo niets terecht. Mensen zijn verwend en willen verwend worden. Je gaat naar de kerk om je eens lekker te laten verwennen. Je gaat naar de kerk om bemoedigd, getroost te worden. Dat is soms nodig, maar dat mag niet het enige zijn. Je gaat soms ook naar de kerk om de kans op een bekering te lopen, om ontworteld en verslagen te worden.

Nu zijn er wel dominees uit de gereformeerde gezindte die dat prediken. Maar in die kerk hóór je dat ook te preken. De mensen die daar komen willen dat graag horen. Ze wéten ook dat ze dat zullen horen en ze horen er dan ook niet meer van op.

Dat is het meest opmerkelijke in de prediking op het moment - kerkenbreed - dat prediking zo voorspelbaar is. Als je weet wie in wat voor gemeente preekt, weet je het verhaal al wel zo ongeveer. Als er al een verrassing is, dan is die dat het nog minder geprofileerd was dan je al gedacht had. Natuurlijk, ik overdrijf. Ik weet heel goed dat er veel dominees zijn die uiterst consciëntieus proberen te verkondigen wat zij uit de Schrift hebben opgediept. Maar in het algemeen moet het me van het hart dat dominees voorspelbaar preken en gemeenteleden naar de dominee van hun keuze gaan. Preken worden daarmee als een product van de supermarkt. Je moet niet bedrogen uitkomen met de inhoud die je verwachtte. Is dat wel het geval dan zoek je een andere winkel. En dominees spelen daarop in met een kruideniersmentaliteit (die een kruidenier siert, maar een dominee niet): hoe houd ik mijn klanten vast. Vinden mensen bij mij wat ze zoeken. Ik was een tijdje geleden in de kerk bij een bonder. Hij preekte net zo als vroeger de dominee in mijn geboortedorp Lunteren. Er was inhoudelijk niets veranderd. Alleen sloeg de dominee vroeger zo nodig met zijn vuist op de kansel en keek zijn ambtgenoot van dertig jaar later voortdurend schuins naar de kerkenraad of het wel goed gezegd was zo.

Waarheid

Daar zit mijn grootste zorg: de kerk, ook de gereformeerde gezindte, als een divers aanbod van waren in de godsdienstige supermarkt. Terwijl het moet gaan om de verkondiging van de waarheid. Nu kunnen we die waarheid gaan verdedigen. We kennen de waarheid van de gereformeerde belijdenis en gaan ons ervoor inzetten dat deze weer verkondigd wordt. We doen dat door deze te verdedigen en te verbreiden in de Hervormde Kerk en als het helemaal moet zelfs in de Samen op Weg kerk of we zoeken een kerk waar de waarheid tenminste nog op de kandelaar staat. Maar als wij voor de waarheid gaan staan, staan we al gauw vóór de waarheid. Je staat die zelf in de weg. Het wordt al gauw jouw waarheid en jouw eigen gelijk.

Het gaat er niet om dat we de waarheid gaan propageren. We hebben slechts te zeggen dat wij niet de waarheid hebben, maar dat de waarheid ons heeft. Waarheid is geen bezit, maar datgene wat waar voor je geworden is, wat je als waar bevonden hebt. Preciezer gezegd: Waarheid is Degene die waar voor je geworden is en die tot je gekomen is en je nooit meer los laat. Daar zit naar mijn gevoel de armoede van de gereformeerde gezindte van dit moment. Dat je weinig meer hoort: Hoort wat mij God deed ondervinden. En als je het al hoort dan gaat het meestal over bijzondere levenservaringen als genezing of troost en niet de ervaring die we opdeden bij het horen en lezen van het Woord. Het gaat dan om mijn ervaring, eventueel de ervaring van de Geest, maar niet de ervaring van het Woord.

Het zal moeten gaan om het uitspreken van wat waar voor ons geworden is. Daarin is alle krampachtigheid verdwenen. Dat hoeven we ook helemaal niet te verdedigen. Wat waar is, kun je gewoon uitspreken. En hoe dieper het je leven geraakt heeft, des te meer vrij ben je. Want de waarheid maakt vrij. De waarheid bevrijdt je van kramp en van het heilige moeten. Waarheid is vertellen van wat je weet. In de kerk is dat de waarheid van het Woord dat je aansprak en dat waar voor je geworden is. Dan vertel je niet je eigen bevindelijkheid, maar slechts wat je gehoord hebt en wat je overtuigd heeft dat het waar is; ongeacht of mensen dat nu geloven of niet. Want waarheid is er niet van afhankelijk of die mensen uitkomt of niet. Het is datgene wat zich met gezag aan je opgedrongen heeft en waar jij niet onder uit komt. Als er één ding nodig is in de gereformeerde gezindte dan is dat, dat de verkiezing weer een grotere rol gaat spelen; niet de verkiezing als leerstuk dat je onderschrijven moet als een objectief gegeven, maar de verkiezing als ervaren werkelijkheid: dat God tot mij kwam en mij overtuigde en dat het me niets kan schelen wat mensen daarvan vinden. De verkiezing is het hart van het gereformeerde belijden. Maar Arminius lijkt gewonnen te hebben bij de gereformeerden, zodat je soms merkt dat Remonstranten de intenties van Gomarus beter verstaan dan de aanhangers van Dordt. Misschien had u beter een advies bij Dr. E.P. Meijering kunnen vragen die onlangs op een bijeenkomst van de Gereformeerde Theologen Vereniging Voetius de studenten aanraadde vooral het Gereformeerde been strak te houden.

Kernmomenten van gereformeerd geloof

Daarmee ben ik al gekomen bij de inhoudelijke vraag: waar gaat het om in de gereformeerde gezindte in de eenentwintigste eeuw? Daarbij vragen we ons dus niet af wat mensen willen horen, maar wat we moeten zeggen en leven.

Het eerste is dus dat het gaat om ervaren waarheid en niets anders. Wie niets te vertellen heeft, moet zijn mond houden. Die kan hooguit zijn gemis uitspreken en zo hopelijk stem worden van een verlangen, waarvan we later ontdekken dat Hij naar wie we verlangden, Zelf ons al had aangeraakt en dat verlangen wekte. Want uiteindelijk gaat het in de gereformeerde theologie over de persoonlijke relatie met God. Daar zit haar kracht. Daar leeft ze. Nu zullen veel christenen dat na zeggen, ook velen die helemaal niet gereformeerd zijn. Daarom moeten we deze relatie nader kwalificeren. Ik doe dat door zes aspecten van deze relatie te noemen, die gereformeerd geloofsleven mijns inziens typisch gereformeerd maken.

1. De grootheid van God. God is de Almachtige, de heilige Majesteit. Zelfs de idee van de toelating wordt door Calvijn afgewezen. Er is niets dat buiten God omgaat. Hij stuurt ons hele leven en de hele wereld, ook als het verdriet in je leven komt. Zonder Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus is gereformeerd zijn niet voorstelbaar. Dat is geen noodlotsgeloof, maar vertrouwen dat niets uit de hand van God slipt. We moeten dat echter vooral niet opvatten op een slappe manier van God als onze lieve Vader. Het gaat om wolken en donkerheid. Een vuurgloed gaat Hem voor en je weet je geen raad met Hem. Het zal er om gaan het Marcionitische [4] gedachtegoed dat ook in de gereformeerde gezindte een hoge vlucht heeft genomen radicaal uit te bannen en het eerste artikel van de geloofsbelijdenis weer volstrekt serieus te nemen.

2. De kleinheid van de mens. Tegenover de majesteit van God valt de mens in het niet. Hij is een weggewaaid blad zegt Job. De mens is stof en niets anders en leeft slechts op de adem van Gods stem. Neo-calvinistische gedachten over de mens als rentmeester moeten we maar zo gauw mogelijk vergeten. De algemene genade bij Calvijn is dat God in zijn goedheid ons ondankbare, nietige mensen nog voedsel en kleding geeft en zijn zon nog doet opgaan over bozen en goeden. Het is helemaal geen cultuuropdracht met weidse perspectieven voor een christelijke politiek.

Want de nietige mens is ook de zondige mens. We willen onze kleinheid niet aanvaarden en maken ons groot tegenover God. We kennen onze plaats niet. We zijn zo nietig, dat we zelfs te dom zijn om in te zien, dat we slechts kunnen leven uit Gods grondeloze goedheid. Als verdwaasde schuldigen dwalen we onze weg door de wereld. Deze beide, kennis van God en kennis van de mens hangen samen; ze zijn zelfs een en het zelfde zegt Calvijn.

3. Deze nietige, schuldige mens mag leven uit de genade van Christus. Dat is het hart van het leven van het geloof. Altijd en altijd weer wijst Calvijn op Christus. Wat zou ik voor hoop hebben als God niet zelf in onze lage staat tot ons gekomen was en op de wijze van de Geest steeds weer tot ons komt door het Woord. Er is bij Calvijn geen scheiding tussen objectieve verzoening aan het kruis en subjectieve toeëigening des heils. Het gaat om de ene Christus die zondaren tegemoet komt. Het theologische concept van het extra calvinisticum waakt tegen het uit elkaar spelen van Christus en de Geest. Het extra calvinisticum betekent dat de Godheid van Christus niet is opgesloten in zijn mensheid; ze is daar ook buiten (extra) [5]. Kernachtig is dat uitgedrukt in antwoord 48 van de Catechismus, Dat betekent volgens antwoord 47: 'Naar zijn Godheid, majesteit en Geest wijkt Hij nimmermeer van ons.' Wie Christus ontmoet in het horen van het Woord die ontmoet geen ander dan de Gekruisigde. Het is zijn reële presentie in ons eigen leven. Het is de Godheid, majesteit en Geest van Hem die zich voor ons in de dood heeft gegeven.

4. Heiliging. Wie de hoge God in Christus heeft leren kennen als nietig schuldig mens groeit in de levende omgang met Hem in het besef van wat dat betekent. Dat is heiliging. Heiliging is niet dat we merken dat we een steeds beter christen worden, maar eerder het omgekeerde. Na de wedergeboorte komt bij Calvijn meteen de boetvaardigheid. Het gaat vooral om afsterven. We leren steeds meer onze kleinheid zien, niet alleen van voor onze bekering, maar vooral van na onze bekering: hoe weinig ons leven werkelijk leven is uit de grondeloze ontferming van God. 'Een christen groeit wel, maar als een koeienstaart', zei mijn vader soms. En dat lijkt me goed gereformeerd. Is er dan naast de afsterving ook niet de levendmaking? Zeker die is er, maar dat zijn twee kanten van dezelfde zaak. De wederopstanding van de nieuwe mens is juist dat we steeds meer leren leven uit de genade van Christus alleen. Hij moet wassen en ik minder worden. Dat is het bol en hol van afsterving en wederopstanding. Heiliging is dat we steeds meer leren hoe groot Gods ontferming over de goddeloze is.

Ook hier bestaat het gevaar dat men het extra calvinisticum uit het oog verliest en over de Geest gaat spreken los van Christus. Dat gevaar zie ik waar ik nogal eens de roep om 'en trinitarische spreiding' hoor. Dan wil men beaccentueren dat er niet alleen Christus is, maar ook de schepping en de Geest. In die roep om trinitarische spreiding beluister ik eenzelfde intentie als in de idee van de gemene gratie bij Kuiper. Steeds meer wordt mij lief wat Noordmans zegt: 'Buiten Jezus Christus bergt het raadsel der schepping enkel ontzetting' [6]. En voor 'schepping' kun je naar believen daar elk ander woord invullen: God, mens, geschiedenis, mijn eigen hart, enzovoort.

5. Aanvechting. Wie God kent in zijn ontferming en weet dat Hij alle macht heeft, komt soms verschrikkelijk in de knoop met gebeurtenissen in de wereld en ervaringen in je eigen leven. De waarom's kunnen zich opstapelen. Die moeten we ook niet terugdringen en aan onszelf of elkaar verbieden. Want het gaat om waarheid en dat wil ook zeggen authenticiteit. De marcionitische tendensen in de godsleer, van die lieve God, verhinderen ons om het gevecht met God aan te gaan. De Psalmen en Job verliezen dan hun kracht. Opstandigheid wordt uitgescheiden uit de geloofsbeleving en waar opstandigheid verdwijnt, verdwijnt bevinding. Dan gaat het straks alleen nog over de mens die ik zou moeten zijn, en niet meer over de mens die ik ben.

6. Bevinding. Daarover gaat het: de ware God en de ware mens. De echte God en de echte mens. Die ontmoeten elkaar. Bevinding is dat ik met alles wat ik ben, met mijn opstandigheid en aanvechting, ervaar dat God er weer is en ik Hem slechts kan ontmoeten aan de voet van het kruis. Daar begrijp ik niets meer van Gods weg, maar zie ik Hem als degene die mij niet alleen in mijn kleinheid, niet alleen in mijn schuld, maar ook in mijn opstand liefheeft. Hij zoekt naar waarheid in het binnenste. Daarmee is niet bedoeld dat alles mooi is in ons hart - maar dat we authentiek zijn. 'Gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken zoals mijn knecht Job.' De opstandige Job stond rechter voor God dan zijn vrienden met hun goede woorden over God [7]. Zo ervaar je ook dat God een licht is en gans geen duisternis in Hem. Dat betekent niet dat God alleen maar aardig is, maar dat volkomen helder is wie Hij is. Hij verbergt niets. Hij verbergt ook niet dat zijn weg door de grotere wateren gaat en dat door zijn macht de rotsen breken zoals mensenharten en mensenlevens.

Mijns inziens is dit gereformeerd en moeten we het aandurven zo gereformeerd te zijn in de eenentwintigste eeuw. Het gaat om geen andere boodschap dan die voor de zestiende eeuw. We moeten weer naar geloof in de waarachtige God en onze plaats weer leren zien als mens. We moeten het de mensen minder naar hun zin maken en kritisch durven zijn. Het gaat om waarheid, om echtheid voor God.

Verandering

Wat moet er dan veranderen in de gereformeerde gezindte? Ook hier noem ik zes elementen.

1. We moeten minder gericht zijn op de kerkelijke organisatie. Daarover zal ik straks meer zeggen.

2. We moeten minder gericht zijn op het getal. Het gaat er niet om of we veel mensen hebben, het gaat erom of deze mensen leren leven met God in Christus door zijn Geest. De angst om mensen te verliezen moeten we kwijt. Uiteindelijk zal trouwens die angst ook kwantitatief verlies betekenen. Ik geloof nog steeds dat mensen komen om de waarheid en niet om hun gelijk. En als ze niet voor de waarheid komen, dan moet je ze toch de waarheid zeggen. Met minder kan het niet toe in de kerk.

3. We zullen dus weer ergens voor moeten staan. We moeten gewoon minder bang zijn. Dat kan alleen als we ergens van overtuigd zijn. Zonder ervaren waarheid die de moeite waard is, zijn we nietszeggend.

4. We moeten weer vragen durven toelaten. Dat zijn de vragen die opkomen in ons hart. Geloven is niet vanzelfsprekend. Het is ook geen moeten, want liefde kun je niet dwingen. Alles wat in de weg staat moet gezegd kunnen worden.

We moeten ook weer vragen durven toelaten bij de Schrift. Dat geldt in alle opzichten. Dat geldt voor de gedeelten die we liever zouden overslaan. Ananias en Saffira en de 42 kinderen bij Eliza staan ook in de Schrift - net als de kinderen van Jericho die allemaal werden uitgeroeid in een etnische zuivering. Ik heb daarop ook geen antwoord, maar je kunt niet een groot stuk van de bijbel verzwijgen. Ook hier gaat het niet aan de aanvechting te ontlopen. Dat geldt ook voor de relatie van bijbelse geschiedenis en seculiere geschiedenis en voor de dingen die in de bijbel niet kloppen - of alleen niet kloppen op het eerste gezicht. Maar dat laatste moet je niet te gauw zeggen. Als Mozes herhaalt wat hij gehoord heeft als Gods eigen Woord, door Gods eigen vinger in de steen gebrand, zegt hij wat anders dan hij hoorde. De decaloog van Deuteronomium 5 is een andere dan die van Exodus 20. Wat is nu de ware decaloog? Neemt Mozes toch een loopje met de waarheid? De hele vraag naar de aard van waarheid en juistheid van de Schrift mag niet uit de weg gegaan worden.

5. We zullen ons niet moeten richten op uiterlijkheden. Dat wordt wel vaak gezegd, maar ze spelen een belangrijke rol. De hoed in de kerk, de lange broek, het gezang, de vrouw in het ambt. Voor velen zullen dit helemaal geen uiterlijkheden zijn. Maar ze zijn evenmin inhoudelijk bespreekbaar. Ze worden heilige huisjes waarop het geloof is gebouwd. Als ze echter al betekenis hebben dan helemaal aan het eind; wie ermee begint, begint dus aan het verkeerde eind. Als vraag mag alles opkomen. Maar wie meent in deze dingen het antwoord gevonden te hebben, heeft nog nooit de wolken en donkerheid van de heilige God ontmoet en daarom ook nooit de genade van Christus. Daarom wil ik de lijn van de uiterlijkheden nog wel verder trekken. Wie begint met de ethiek, laat staan de moraal, begint zonder meer aan het verkeerde eind. Die begint met de heiliging zonder wedergeboorte en belandt dus in het wetticisme. Dat is er veel in de gereformeerde gezindte. Dat moet te denken geven over de vitaliteit van de gereformeerde traditie. Waar de wezenlijke momenten daarvan, zoals ik die boven noemde, levend zijn, wordt er een hoop gerelativeerd. Dan weet je beter van onze gebrokenheid, onwetendheid en dwaasheid dan dat je op ethische kwesties ooit nog een sluitend antwoord hebt. Het is zoeken en telkens weer zoeken, in elke situatie opnieuw en van elke beslissing weten dat die uiteindelijk fout was en daarvan dan toch belijden: 'Hij leidt mij in de rechte sporen om zijns Naams wil.' De gereformeerde gezindte weet mij vaak te veel van ethiek en politiek en houdt zich vooral daarmee te veel bezig, met veronachtzaming van waar het allereerst op aankomt: God kennen en jezelf kennen.

6. Kennis van de cultuur. We moeten heel goed weten wat er werkelijk omgaat in de cultuur en samenleving. Ook daar moeten we ons niet op uiterlijkheden richten. Kennis van de moderne filosofie en literatuur is nooit het sterkste punt van de gereformeerde gezindte geweest. Toch zit juist daar veel verwantschap. Want de aporieën van de Aufklärung zijn de aporieën die de oude schrijvers hebben gevoeld. Zij stonden midden in hun cultuur en doorzagen die. Dat betekent niet dat we hen alleen kunnen herhalen. We kunnen alleen doen wat zij deden. Voluit onze cultuur kennen en onderkennen dat die op alle manieren in ons denken, voelen en oordelen aanwezig is. Dat geldt ook voor de afwezigheid van God in onze cultuur. Voor de gereformeerde gezindte is God vaak nog veel te vanzelfsprekend. Dat is Hij nooit, maar dat is Hij al helemaal niet in de moderne westerse cultuur.

De afwezigheid van God zit diep in ons bestaan. Niemand ontkomt aan de cultuur waarin we leven. We zullen dat eerst moeten onderkennen. Vervolgens zal het erom gaan om daarvan kritische distantie te nemen. Dat betekent dus ook kritische distantie van je zelf, van de vanzelfsprekende patronen van je leven en denken.

Op het moment zie ik twee bewegingen in de gereformeerde gezindte: afwending van de cultuur zonder te doorzien wat die cultuur is. Daarbij wordt niet onderkend dat je de cultuur niet kunt ontvluchten, zelfs niet door de televisie buiten de deur te houden. En aan de andere kant zie je een poging om in gesprek te komen met de cultuur. We willen christen zijn midden in de cultuur. Daarbij wordt ook de ware aard van de cultuur van de Aufklärung niet onderkend als een in zichzelf gesloten systeem, zonder openheid naar God. Pogingen tot verzoening met die cultuur hebben we de laatste eeuwen eerder gezien en ze betekenen steeds een overgave aan die cultuur.

Dat geldt ook voor de evangelicale beweging. Als Arminiaanse geloofsbeweging wordt de plaats van de mens daarin veel te zelfstandig. Evangelicals zijn door en door moderne mensen. In wezen verdragen gereformeerd en evangelicaal elkaar niet, net zo min als gereformeerd en baptist, ook als die baptist Spurgeon heet. Maar veel bonders houden van Arminius.

Organisatie

Wat betekent het een en ander nu voor de organisatie van het kerkelijke leven? Ook hierop zal ik puntsgewijze ingaan.

1. We moeten ons niet te druk maken om organisatie. Het komt er niet zo op aan. Laten we de organisatie low profile houden, net voldoende om de eenheid van de kerk te bewaren. We moeten ons niet met structuren bezighouden maar met het Woord en het vieren van het sacrament. Dat is gereformeerd.

2. Waar eenmaal afzonderlijke kerkgenootschappen zijn, zal het ook allereerst gaan om de oecumene, niet van het hart, maar van het Woord. Kerkelijk heeft dat gestalte gekregen in de oecumene van de belijdenis. Waar we ons één weten in geloven en belijden, komt die organisatorische eenheid wel - of misschien ook niet. Maar ook met die zonde leert een christen leven.

3. Je moet niet streven naar een kerk met alleen maar zuivere leer. Zeker, het kan een keer te bont worden en dan moet je zeggen: waarom gaat het nu eigenlijk? Maar dat geldt dan voor de hele gemeenschap van de kerk en niet voor ieder individueel kerklid. Normaal moet je zelf op je eigen plek doen waartoe je geroepen bent. Zolang je daarvoor nog ruimte krijgt moet je niet weglopen. Want de ellende is dat je je zelf meeneemt.

4. Net zo min als zuiverheid een basis is om de kerk op te bouwen is de geschiedenis dat. Kreten als 'een Vaderlandse kerk' zijn volstrekt ongereformeerd. De kerk is er rond het Woord. Niet de geschiedenis van het verleden, met al haar ambivalenties en menselijke schuld, vergadert de kerk, maar Christus. Dezelfde kritiek geldt trouwens ook voor de geschiedenis van de toekomst. Niet een verhoopte wereldsamenleving als gestalte van het koninkrijk van God of een gekerstende samenleving oriënteert de verkondiging, maar God die bij de goddelozen wonen wil in een wereld die gisteren niet beter was en morgen niet beter wordt.

5. Om te verstaan wat gereformeerd is zullen we ons in de studie niet alleen moeten bezig houden met de nadere reformatie en zelfs niet met de reformatie, maar net als de reformatoren met de vroege kerk. Dan blijkt dat gereformeerd voluit oecumenisch is en verstaan we wat de reformatoren hebben bedoeld met reformatie: niet een nieuwe kerk, maar weer verstaan waar de kerk mee begon; het gaat erom opnieuw te verstaan dat dopers, nestorianen, arminianen, marcionieten, arianen en liberalen allemaal met hetzelfde idealistische sop zijn overgoten en niet geloven dat God uit God om ons mensen en om onze redding mens is geworden - de almachtige God de verloren mens is geworden.

Als Europese gereformeerden kan het ons al helpen te luisteren naar de stem van onze medegereformeerden in Afrika of Azië. Een theoloog uit Ghana zei onlangs: 'Jullie kunnen Calvijn helemaal niet begrijpen, want jullie lezen hem via de Aufklärung.' Om te verstaan wat gereformeerd is, moeten we misschien eerst wel eens goed naar anderen luisteren, misschien zelfs wel naar Trente. Misschien verstaan we dan weer beter wat genade is. Een Belgische Rooms-Katholieke collega zei me deze week dat naar zijn oordeel veel hedendaagse protestanten pelagiaans denken: de mens bewerkt zelf zijn redding. 'Alsof een mens ooit gered kan worden anders dan door Gods genade alleen.'

  1. Tekst van de eerste lezing op het RRQR-congres op 27 november j.l.
  2. Arminius stelde dat een mens zich kan verzetten tegen de genade.
  3. In het latere spraakgebruik staat 'Arminiaans' in de regel voor de gedachte dat een mens zelf voor God moet kiezen.
  4. Marcion (midden tweede eeuw) leerde dat de Vader van Jezus Christus alleen een goede God is, die daarom niet deze kwade wereld geschapen kan hebben. Die was het werk van een andere god. Marcion ontkende dus de almacht van God, omdat hij Hem niet verantwoordelijk wilde laten zijn voor lijden, toorn en oordeel.
  5. Zie hierover A. van de Beek, Jezus Kurios: christologie als hart van de theologie, Kok, Kampen 1998, blz. 49-53.
  6. O. Noordmans, Herschepping, NCSV, Zeist 1934, blz. 63 (= Verzameld Werk 2, Kok, Kampen 1979, blz. 251.
  7. Zie hierover uitvoerig: A. van de Beek, Rechtvaardiger dan God: gedachten bij het boek Job, Callenbach, Nijkerk 1992.