Educating for life

Reflections on christian teaching and learning
Nicholas P. Wolterstorff

In het boek Theme Immersion van Manning, Manning en Long begint de zoektocht naar een ‘Inquiry-Based Curriculum’ met een voorbeeld van een meisje, dat haar vader ’s avonds geholpen heeft in een opvangcentrum voor daklozen en daarover vertelt aan haar klasgenootjes. Het roept bij de kinderen een groot aantal vragen op. Hebben ze ooit wél een huis gehad? Waren ze altijd al arm geweest? En: wanneer ben je eigenlijk arm? De kinderen zijn zeer geïnteresseerd en de leerkracht besluit er een thema van te maken; de komende tijd staan deze vragen centraal en de klas als community of learners gaat op zoek naar de antwoorden.

Ik denk dat Nicholas Wolterstorff dit een heel aardig voorbeeld zou vinden om te laten zien op welke manier een christelijke school kinderen in aanraking kan brengen met de maatschappij waarin ze leven en ook hoe de verschillende vormen van armoede beoordeeld moeten worden. Eigenlijk is het een voorbeeld waarin alle belangrijke dingen die Wolterstorff noemt, als het gaat om werkelijk christelijk onderwijs, aan de orde komen[1].

In Educating for life volgen we de ontwikkeling in het denken van de filosoof Wolterstorff in zijn lezingen voor allerlei soorten onderwijspubliek in de laatste decennia van de vorige eeuw. In vier delen komt in chronologische vorm zijn denken aan de orde rond de aard van het christelijk onderwijs, de uitdagingen die dat met zich meebrengt, de mogelijkheden ervan in een pluralistische samenleving en de uiteindelijke bedoeling van christelijk onderwijs. Als je dus van elk deel het laatste hoofdstuk leest, dan weet je hoe hij er uiteindelijk over denkt. Maar dan zie je niet de ontwikkelingen die hij doormaakt en dat maakt dit boek, dat met de eerste essays uit de jaren zestig ook wel iets in zich heeft van een historische pedagogiek, toch ook wel aardig om te lezen.

Niet alleen kan Wolterstorff trefzeker en transparant formuleren, hij geeft ook veel denkwerk aan scholen, die zich aan het bezinnen zijn op de doelen die ze voor ogen hebben. Veel scholen – veel meer dan pakweg vijftien jaar geleden, toen woorden als visie en identiteit vooral onbehagen of zelfs irritatie teweeg brachten – zijn op zoek naar goed onderwijs. Allerlei maatschappelijke ontwikkelingen zijn daar debet aan. Soms beperkt men zich tot andere methodes, maar soms komt een echte bezinning op gang over de manier waarop aan christelijk onderwijs vorm gegeven kan worden. Daaraan kan dit boek van Wolterstorff een bijdrage leveren.

Het gaat over Amerikaans onderwijs en daarin wordt eigenlijk het wel en wee gevolgd van de scholen van calvinistische oorsprong, die tegen problemen aanlopen die vaak wel herkenbaar zijn. Bijvoorbeeld hoe je het karakter van de school kunt handhaven terwijl je toch een breed toelatingsbeleid wenst. Wolterstorff maakt daarbij gebruik van sociaal-leren theorieën, die van typisch Amerikaanse bodem komen. Dat levert gezichtspunten op, die je in de huidige onderwijskundige publikaties niet zo tegenkomt. Het aardige is dat op sommige punten het boek nog de sfeer van de traditionele school ademt, maar op andere punten opmerkelijk bij de tijd is. Zoals bijvoorbeeld zijn opvatting, dat je veel beter naar iemand toe kunt gaan om zijn verhaal te horen, of hem/haar als ‘gast-in-de-klas’ te ontvangen, dan over ‘het probleem’ te lezen. Hoe belangrijk het is om in te groeien in een sociale praktijk en dus steeds beter te leren participeren in die praktijk. Wolterstorff zet het in het kader van het genieten op school. Maar hij bouwt daarmee een brug naar de theorievorming van de neo-vygotskianen.

Het begrip community of learners wordt ook heel breed gedefinieerd als een community, waarin kerk, school en gezin samenwerken. Iets wat wellicht in Amerika mogelijk is of was, maar in Nederland maar moeizaam in de praktijk gebracht wordt als het al mogelijk is. Naast vooral de goede vragen die Wolterstorff stelt, zijn de antwoorden in veel gevallen wel behoorlijk contextgebonden. Wellicht gaan die antwoorden aan betekenis winnen als scholen zich qua identiteit en onderwijsopvattingen meer gaan profileren.

Hoe verder je in het boek komt hoe meer kleuren het palet van Wolterstorff gaat bevatten. Naast de taak en de gehoorzaamheid zijn het ook de dankbaarheid en het bewustzijn van het bijdragen aan een rechtvaardiger wereld, die een sterker accent krijgen. Het gaat om het bieden van een omgeving waarin het christelijke leven geleefd kan en zou moeten worden. Daarvoor gebruikt hij de term sjaloom. Daarnaar streven, dat is de taak van christelijk onderwijs. In Nederland roept het boek vragen op als: hoe willen wij een christelijke school zijn? Doortrekt dat christelijke ons doen en laten en, zo ja, op welke manier dan? Wat betekent dat voor onze opstelling rond het aanbod van curriculum, toetsing, zorg voor leerlingen? Wolterstorff geeft bouwstenen, die de moeite waard zijn.

Of de Christian Schools International (waar vooral de invloed van het Nederlandse neo-calvinisme voelbaar was) zich erg veel van Wolterstorff hebben aangetrokken is nog maar de vraag. Voor die scholen is de brede opvatting over taak en roeping van de christelijke school wellicht een stap te ver.

  1. Baker Academy, 2002, ISBN 0-8010-2479-X., 298 pag., $19,90