Een liberaal huis

Over Stefan Paas’ Vrede stichten
Geachte heer Paas, beste Stefan, Ik wil graag beginnen je mijn complimenten over te brengen voor je boek 'Vrede stichten. Politieke meditaties.' Je schrijft zeer toegankelijk en houdt een boeiend pleidooi voor een christelijke politiek. Het zal je niet verbazen dat je mij desondanks niet hebt kunnen overtuigen mijn liberale opvatting te verlaten. Wellicht komt dit voort uit het feit dat mijn liberalisme sterk afwijkt van de voorstelling die jij van het liberalisme geeft in je boek.

Ongeveer tegelijkertijd met de ontvangst van jouw boek kocht ik de nieuwste cd van Herbert Grönemeyer, in Nederland vrijwel volledig onbekend, in Duitsland een grote ster. Ogenschijnlijk heeft het één niets met het ander te maken. Ogenschijnlijk, want het eerste lied van de cd, Ein Stück vom Himmel, bleef steeds door mijn hoofd zweven gedurende het lezen van je boek. Grönemeyer keert zich in dit lied tegen de in zijn ogen veel te grote rol van religie in onze huidige samenleving.

Warum in seinem Namen / Wir heissen selber auch / Wann stehen wir für unsere Dramen / Er wird viel zu oft gebraucht / Alles unendlich, unendlich / Welche Armee ist heilig / Du glaubst nicht besser als ich / Die Bibel ist nicht zum Einigeln / Die Erde ist unsere Pflicht / Sie ist freundlich, freundlich, wir eher nicht / Religionen sind zu schonen / Sie sind für Moral gemacht / Da ist nicht eine hehre Lehre / Kein Gott hat klüger gedacht / Ist im Vorteil, im Vorteil / Welches Ideal heiligt die Mittel / Wer löscht jetzt den Brand / Legionen von Kreuzrittern / Haben sich blindwütig verrannt / Alles unendlich, warum unendlich, krude Zeit / Ein Stück vom Himmel / Ein Platz vor Gott / Ein Stuhl im Orbit / Wir sitzen alle in einem Boot / Hier ist dein Haus / Hier ist, was zählt / Du bist überdacht / Von einer grandiosen Welt.

Ik ben het volledig met de zanger eens dat een te grote publieke rol voor religie in onze huidige samenleving tot problemen zal leiden. Met een beroep op religie lijkt welhaast alles te kunnen en met een beroep op diezelfde religie kan aan ongelovigen veel ontzegd worden. In het hiernavolgende zal ik proberen je duidelijk te maken waarom mijn angst veelmeer een te grote rol voor religie betreft als een te kleine.
Vrijheid en gelijkheid, zo schrijf je, vormen het common good van Nederland; het zijn de fundamentele cultural items die ons publieke debat structuur geven. Zo’n publiek debat zal echter alleen tot stand komen, zo ga je verder, als de deelnemers met hun bijdrage anderen uitnodigen tot deelname. Degene die met zijn mening de ander slechts het zwijgen wil opleggen of wil kwetsen, diskwalificeert zichzelf als deelnemer aan het debat, zelfs al heeft hij een mening die de moeite van het horen waard is. Bovendien moeten de christelijke wortels van vrijheid en gelijkheid volgens jou levend worden gehouden en steeds weer geactualiseerd. Tot slot zal de kloof tussen privé-waarden en publieke feiten overwonnen moeten worden, anders zal het debat slechts door agnosten en atheïsten gevoerd worden, daar gelovigen naar het privé-domein verdreven zijn.
Ik was verrast door de pessimistische klanken die ik van tijd tot tijd uit je boek naar voren vond komen. Om een voorbeeld te noemen: ‘de dominante elite van neoliberalen die het debat naar hun hand zet, bewerkstelligt het effect dat andersdenkenden alleen aan het debat kunnen meedoen wanneer zij een in hun [de andersdenkenden] ogen gereduceerd mensbeeld en een gekortwiekte werkelijkheid accepteren’. Als de werkelijkheid echt zo zou zijn, dan zou ik me schamen mezelf een liberaal – voor jou blijkbaar hetzelfde als een neoliberaal – te noemen. Je schetst in je boek het liberalisme als één van de drie grote ideologieën van de Verlichting, die je de verloren zonen van het christendom noemt. Ik daarentegen denk dat deze ideologieën voortkwamen als een reactie op het christendom. Daarbij is het christendom door het liberalisme niet in zijn geheel over boord gegooid, maar heeft het een aangepaste plaats gekregen binnen het liberalisme.

Een liberaal huis

Je gebruikt in je boek de metafoor van een huis om onze samenleving te verbeelden. De bovenste verdieping van dit gebouw is de Nederlandse politieke cultuur. Deze cultuur kenmerkt zich door vrijheid en gelijkheid voor de wet, de scheiding van kerk en staat, individuele rechten en dergelijke. Moraal en sociale cohesie noem je noodzakelijke voorwaarden voor een politieke samenleving waarin veel wordt overgelaten aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen. De begane grond van jouw gebouw wordt door deze moraal en sociale cohesie gevormd. De fundering van het gebouw ten slotte wordt deels gevormd door religie. Voor jou staat religie dus aan de basis van alles en, zo stel ik me voor, zakt het gebouw – althans gedeeltelijk – in elkaar zonder religie.
De metafoor van het gebouw spreekt mij wel aan en in navolging van jou stel ook ik me onze samenleving als een huis voor. Het zal je niet verbazen dat ik als liberaal de bouw en inrichting van dit huis volledig anders aanpak. Mijn huis rust op vier pilaren, individuele vrijheid, gelijkwaardigheid, verantwoordelijkheid en rechtstatelijkheid.Religie op de bovenverdieping Het fundament van het huis wordt aldus gevormd door de rechtsstaat, waarbinnen de waarden van vrijheid, gelijkwaardigheid en verantwoordelijkheid het beste tot hun recht komen. Daar waar de politieke cultuur bij jou de zolder mag bewonen, staat hij bij mij aan het fundament. Zonder rechtsstaat geen solide huis.
De scheiding van kerk en staat waarborgt de waarden van vrijheid, gelijkheid en verantwoordelijkheid. De benedenverdieping biedt ruimte aan het publieke domein, de staat, hier ontmoeten vrije individuen elkaar en vindt het debat tussen hen plaats. Iedereen kan op deze verdieping tot zijn of haar recht komen. Op de bovenverdieping bevinden zich meerdere kamers waar individuen naar believen kunnen samenkomen. Dit zou je het privé-domein kunnen noemen. Inderdaad, je vermoedde het wellicht al, religie krijgt bij mij een mooie kamer op de tweede etage. Het is echter zeker niet zo, zoals jij in je boek doet voorkomen, dat gelovigen per definitie naar mijn bovenverdieping verbannen zouden zijn en agnosten en atheïsten de benedenverdieping gekraakt hebben.
In tegenstelling tot jou zou ik dus zeker niet willen pleiten voor het opheffen van de scheiding tussen publiek en privaat. Bovendien denk ik dat in beginsel niemand zich diskwalificeert voor deelname aan het publieke debat. Tot slot acht ik een al te grote nadruk en actualisatie van onze christelijke wortels niet nodig en zelfs niet in het belang van het publiek debat. Laat ik je een schets geven van mijn huis en de plaats die religie daarin verdient.

Individualisme en sociale cohesie

In mijn huis wordt de samenleving gevormd door vrije individuen. Ieder individu heeft een ultieme waarde en daarom zie ik ook niet gelijkheid als deel van ons common good maar veelmeer de gelijkwaardigheid. Je geeft zelf ook aan dat een realistische visie op de samenleving vraagt om erkenning dat deze bestaat uit verschillende mensen en dat zij de onderlinge verschillen vaak belangrijk vinden. Liberalen gaan dus uit van het individu en beschouwen ieder individu als uniek. Je zou dat individualisme kunnen noemen, dit is echter iets heel anders dan ‘de leer dat ik de ander niet nodig heb om mijzelf te zijn’, zoals jij omschrijft. Liberalen erkennen wel degelijk dat het individu gemaakt en geraakt wordt door zijn omgeving en zich als individu binnen die gemeenschap ontwikkelt.
Individualisme is in jouw ogen een uniformerende doctrine die een eigen massacultuur in haar kielzog meeneemt. Het zou slechts recht doen aan de unieke waarde van elke mens, omdat het die waarde niet in het individu zelf lokaliseert, maar in een aantal universele karakteristieken en rechten. In mijn huis heeft ieder individu zijn eigen aard en talenten en een op zichzelf staande waarde. Die waarde schuilt niet in de rechten die het individu heeft, maar in het individu zelf. De rechten scheppen enkel de mogelijkheden waarmee het individu zich, conform zijn eigen unieke karakter, kan ontplooien. Het door jou gesignaleerde dogma van de moderne antropologie, als zou het individu daar de ander niet voor nodig hebben, herken ik niet. Wel denk ik dat het individu – over het algemeen – zelf het beste weet wat goed voor hem is en daardoor ook het beste zelf vorm kan geven aan zijn leven, binnen de wettelijke kaders van de rechtsstaat.
De sociale cohesie, die jij terecht als voorwaarde stelt voor een politieke cultuur waarin veel overgelaten wordt aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen, zal in een samenleving van vrije individuen vanzelf ontstaan. Mensen zijn van nature sociale wezens – ook dat ontkennen liberalen niet – en zij kiezen er daarom zelf voor om sociale verbanden aan te gaan. Essentieel hierbij is dat deze verbanden door eigen keuze tot stand komen. Dergelijke verbanden zijn veel steviger dan van hogerhand opgedrongen sociale verbanden. Sociale cohesie ontstaat in mijn huis dus van onderop.
Naast sociale cohesie noem je moraal een belangrijke voorwaarde voor de politieke cultuur. Deze moraal fundeer je grotendeels in de christelijke religie. Ik deel je mening dat moraal van groot belang is voor een goed functioneren van een samenleving. Het liberalisme zoekt echter de moraal niet bij een hogere macht, maar in het menselijk gedrag en hun onderlinge relaties. De moraal bestaat voor liberalen niet bij de gratie van een autoriteit buiten het individu, maar wordt gevonden in het individu zelf.
De liberale denker Adam Smith schreef in The theory of moral sentiments over het belang van deugden als prudentie, gerechtigheid en liefdadigheid.Verbod godslastering opheffen Ieder mens wordt door zijn geweten geconfronteerd met zijn gedrag. Dit geweten, een soort interne toezichthouder op ieders gedrag, fungeert als toetssteen voor deugdzaam handelen. Hiermee sluit het geweten niet uit dat goed gedrag ook voort kan komen uit eerzucht of persoonlijk gewin. Het dwingt individuen tot kritische innerlijke reflectie op het eigen gedrag. Klassieke deugden als moed, inlevingsvermogen, gematigdheid, liefdadigheid, aangevuld met de verworvenheden van de Verlichting vormen de basis van de samenleving. Deze basis vinden liberalen in de ‘bewoners’ van de samenleving zelf en niet daarbuiten.
De fundamenten van mijn huis geven aan alle individuen – dus ook het gelovige individu – zoveel mogelijk vrijheid om zichzelf te ontwikkelen en ontplooien. Deze vrijheid wordt bewaakt en afgebakend door de rechtsstaat, welke ook de gelijkwaardigheid waarborgt door ieder individu conform de wet gelijk te behandelen. Voor een goed functioneren van de samenleving is het van belang dat individuen op hun verantwoordelijkheid gewezen worden. In mijn huis kan ieder individu zijn eigen unieke ‘ik’ ontplooien.

Scheiding publiek en privé domein

Om aan ieder individu recht te doen is een scheiding van publiek en privaat domein van groot belang. Mensen worden in de eerste plaats als individu beschouwd en niet als lid van een bepaalde groepering, dus ook niet als lid van de ‘groep’ gelovigen of ongelovigen. Om deze reden hebben liberale denkers altijd geijverd voor een combinatie van religieuze tolerantie en een neutraal publiek domein. Religie krijgt in mijn huis wel degelijk ruimte op bovenverdieping, maar aan haar wordt géén bijzondere plaats toegekend op de begane grond.
Je gaat er daarbij vanuit dat er een (neo)liberale meerderheid is die elke andere visie naar de tweede verdieping van mijn huis wil verbannen en de begane grond voor zich opeist. Het is mijns inziens onjuist om de liberale opvatting van de neutrale overheid gelijk te stellen aan de religieuze opvatting van bijvoorbeeld een christelijke overheid. De neutrale overheid biedt aan individuen de vrijheid en ruimte om zichzelf te zijn, zonder een oordeel uit te spreken over de levensvisie die iemand erop na houdt. Juist op deze wijze kan er een veelvoud aan visies ontstaan die mogen existeren op de neutrale begane grond en bovendien krijgen allen een speciale ruimte op mijn tweede verdieping. Een christelijke overheid daarentegen laat zich in het publieke domein te allen tijde leiden door de christelijke levensovertuiging en zal daarmee, bewust en onbewust, een oordeel uitspreken over andere overtuigingen en hun vrijheid beperken.
Neem bijvoorbeeld de zondagsrust die veel christenen in acht willen nemen. Een christelijke overheid zal besluiten om een einde te maken aan de koopzondag, daar dit in strijd is met zondagsrust. Dit besluit heeft gevolgen voor alle burgers in de samenleving, immers ook de atheïsten of de joden – die zaterdagsrust willen – worden daardoor gedwongen om op zondag rust te houden. Een neutrale overheid daarentegen zal besluiten voor winkeliers de koopzondag mogelijk te maken. Geen winkelier wordt gedwongen zijn winkel op zondag te openen en geen burger wordt gedwongen om zondag te winkelen. Zowel de gelovige als de ongelovige of de andersgelovige heeft zo de keuze om zijn zondag op eigen wijze in te richten.
De strikte scheiding die ik in mijn huis aanbreng tussen publiek en privaat maakt ook dat ik geen voorstander ben van een al te grote nadruk op onze christelijke wortels. We leven niet in een multiculturele samenleving, maar in een multireligieuze samenleving. Het welslagen van een dergelijke samenleving zal afhangen van de plaats die de verschillende religies daarin krijgen.Ieder individu zelf verantwoordelijk Indien we meer nadruk op onze christelijke wortels leggen, door bijvoorbeeld in een preambule van de grondwet op te nemen dat onze natie zich gevormd heeft vanuit joods-christelijk-humanistische traditie, wordt daarmee een hele grote groepering andersgelovigen buiten gesloten. Door een neutrale publieke ruimte te waarborgen worden álle gelovigen betrokken bij de samenleving, waarin ze tegelijkertijd de ruimte krijgen om hun geloof in de privé-sfeer uit te oefenen.

Tolerantie en de vrijheid van meningsuiting

Op de begane grond van mijn huis, het publieke terrein, vormt de vrijheid van meningsuiting de belangrijkste voorwaarde voor het onderlinge debat. In beginsel diskwalificeert niemand zich voor deelname aan dit debat. Iedere mening is de moeite van het horen waard, ook als deze slechts bedoeld is om de aandacht te trekken of aan anderen het zwijgen op te leggen. Zelfs een mening die anderen mogelijk kwetst moet geuit kunnen worden op de begane grond van het liberale huis.
De liberale filosoof John Stuart Mill verdedigde in zijn beroemde werk On liberty de vrijheid van meningsuiting op twee wijzen. Ten eerste hebben individuen het recht zich vrij te uiten, ook als anderen het niet met hen eens zijn. Daarnaast kan een afwijkende mening een positieve bijdrage leveren aan de maatschappij als geheel. Ten aanzien van de inperking van de vrijheid van meningsuiting merkte Mill dan ook op dat het maar zelden mogelijk is een verkeerde voorstelling van zaken naar eer en geweten en op goede gronden als een moreel vergrijp aan te wijzen. In de ogen van Mill zou de wet zich veel minder moeten aanmatigen om bij dit soort misdragingen in het debat in te grijpen.
Je geeft in je boek aan dat gelovigen weliswaar hun mening op de bijbel mogen baseren, maar dat deze mening vervolgens niet serieus genomen wordt. Met andere woorden gelovigen doen voor spek en bonen mee aan het publieke debat. Ik zou hier een stelling tegenover willen zetten, namelijk dat gelovigen een veel te groot stempel op het publieke debat kunnen drukken. De vrijheid van godsdienst schept voor gelovigen de mogelijkheid om zich in volledige vrijheid in het debat te begeven met inachtneming van hun geloofsovertuiging. Het verbod op godslastering ontzegt ongelovigen deze volledige vrijheid. Gelovigen kunnen zich met andere woorden wapenen met de vrijheid van meningsuiting en met een beroep op de vrijheid van godsdienst en het verbod op godslastering hun tegenstanders ontwapenen. Mill zei zeer terecht dat een afkeuring van de dingen die als een gebrek aan terughoudendheid in de discussie gezien worden, zoals scheldwoorden, sarcasme en persoonlijke aanvallen, meer sympathie zou verdienen indien men ooit eens voorstelde om deze wapenen aan beide zijden tegelijk te verbieden.
Dit brengt me weer terug bij het lied waar ik mee begon. De zanger vraagt zich af waarom handelingen gerechtvaardigd worden in Zijn naam en wijst op het misbruik daarvan. Met een beroep op een autoriteit buiten zichzelf kan ieder individu vrijwel alles rechtvaardigen, zonder daar zelf verantwoording voor af te hoeven leggen. Ieder individu draagt in de samenleving een eigen verantwoordelijkheid voor zijn handelen en kan hier ook door medeburgers en de overheid op worden aangesproken. Uiteraard staat het ieder individu vrij om daarnaast persoonlijk verantwoording af te leggen aan een autoriteit buiten zichzelf, maar dan wel op de tweede verdieping van mijn huis.
Stefan, ik ben klaar met de bouw van mijn huis en het verschilt aanmerkelijk van het jouwe. Ik ben benieuwd naar je reactie op mijn huis en of je denkt dat je je er wellicht ook in thuis kunt voelen. Wellicht is de modificatie die ik in jouw visie op het liberalisme heb aangebracht van hulp daarbij. Na het lezen van je boek blijft voor mij nog één grote vraag open en daar zou ik graag jouw mening over horen. Je zet het (neo)liberalisme en individualisme scherp tegenover een religieuze visie. Ben je het met mij eens dat beide ook samen kunnen gaan, of sluit het één voor jou per definitie het andere uit?

Drs. F.D. de Beaufort is wetenschappelijk medewerkster van de prof.mr. B.M. Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau ten behoeve van het liberalisme en de VVD en eindredacteur van het politiek-wetenschappelijk tijdschrift Liberaal Reveil.