Liberalen en ultra-liberalen

Beste Fleur, Mijn dank opnieuw voor je bereidheid om dit gesprek te voeren. Als burgers van hetzelfde land, met hart voor de publieke zaak, is dit de enige manier om verder te komen. Naar mijn besef gebeurt het veel te weinig. Daarbij is het voeren van een goed gesprek nog niet zo gemakkelijk, hoe nodig het ook is. Of we elkaar altijd even goed begrijpen, is nog maar de vraag. In elk geval lijken we het eens te zijn over de heilzaamheid van de liberale democratie en we erkennen dat men zo'n staatsvorm vanuit heel verschillende levensbeschouwingen kan waarderen. Praktisch gezien is dat een hele winst. Vanzelfsprekend is die staatsvorm niet, zoals op allerlei plaatsen in de wereld blijkt.

Intussen is de liberale democratie niet exclusief verbonden met het liberalisme, zoals jij schijnt te denken. De liberale democratie is het voorlopig eindproduct van een eeuwenlange geschiedenis in het christelijke westen. De rule of law, de gelijkheid van burgers voor de wet, individuele en corporatieve rechten, onderscheid tussen kerkelijke en wereldlijke macht en een zekere invloed van burgers op de manier waarop zij geregeerd worden (debat, politieke vertegenwoordiging en stemrecht) zijn onmisbare kenmerken van deze politieke vorm. Op zichzelf zijn deze kenmerken echter ook prima te verenigen met een constitutionele monarchie of een aristocratie. Engeland is een mooi voorbeeld van de vroege opkomst van dit soort kenmerken in een tijd waarin van liberalisme en van democratie nog niet of nauwelijks sprake was. Maar in feite vinden we deze kenmerken vanaf de middeleeuwen vrijwel overal terug waar het christendom dominant was. De verschillen met bijvoorbeeld het oude China, India en het voormalige Oost-Romeinse rijk zijn overduidelijk. En Japan had natuurlijk MacArthur. Er is een ‘liberale politieke traditie van het christelijke westen’, zoals de Engelse denker Joan Lockwood O’Donovan stelt. Het moderne liberalisme is niet verantwoordelijk voor deze kenmerken van de liberale democratie. Deze beweging is ook niet de enige hoedster van de liberale democratie. Vrijwel alle moderne politieke stromingen steunen de liberale democratie, inclusief christelijk geïnspireerde stromingen.
Het liberalisme is één van die moderne politieke stromingen en het kenmerkt zich door een sterk accent op individuele (keuze)vrijheid. Daarover hieronder meer. Zoals jij beter weet dan ik heeft het liberalisme allerlei varianten en is ook de ontstaansgeschiedenis ingewikkelder dan het Liberaal Manifest ons wil laten geloven. Dat het liberalisme een reactie zou zijn geweest op het christendom, zoals jij zegt in navolging van het Manifest, is veel te simpel. Op p. 335 van mijn boek haal ik een aantal denkers aan (Eric Voegelin en John Hallowell) die laten zien dat het liberalisme verweven is met allerlei cultuurstromen in het westen (onder andere de opkomst van het individualisme en de vrije markt). In een recensie van mijn boek zegt de gerenommeerde historicus A. Th. van Deursen, in reactie op de bewering van het Liberaal Manifest dat het liberalisme zou zijn ontstaan in reactie op de godsdienstoorlogen:
‘Onder de opstellers van het liberaal manifest bevond zich een hoogleraar in de geschiedfilosofie. Toch zie ik niet hoe een gewoon historicus bij een tentamen over de zestiende en zeventiende eeuw zo’n antwoord ernstig zou kunnen nemen, als het kwam uit de mond van een student. Het is een constructie, die nog maar korte tijd bestaat. Toen Nederlanders last begonnen te krijgen van radicale moslims, wilden ze de islam aan banden leggen. Maar dat zou discriminatie op grond van godsdienst zijn. Je mocht niet zomaar de islam achterstellen bij het christendom. Dus moest je de christenen even hard aanpakken als de moslims en om dat te rechtvaardigen herschreef je de geschiedenis. Daar weet toch niemand meer iets van, dus kun je het verleden laten zeggen wat je zelf het beste uitkomt.’

Liberalisme en geloof

Van Deursen spreekt voor zijn eigen rekening. Maar in zijn woorden klinkt een zorg door die ik deel: Nederlandse liberalen lijken zich hoe langer hoe meer toe te wenden naar een specifieke variant van het liberalisme die zich kenmerkt door een wantrouwige houding tegenover alles wat zweemt naar religie. De aanleiding zal liggen in de radicale islam, maar de uitwerking treft alle gelovigen. Ik heb dit in mijn boek (enigszins verwarrend) ‘neo-liberalisme’ genoemd, waar ‘ultra-liberalisme’ misschien een betere naam geweest zou zijn. Geharnaste atheïsten als Herman Philipse, Ayaan Hirsi Ali en Paul Cliteur waren en zijn prominente en luidruchtige vertegenwoordigers van dit geluid, waarin termen als ‘laïcité’ en ‘afschaffing van Artikel 23’ de refreinen zijn. Of, zoals Ayaan Hirsi Ali eens zei tegen André Rouvoet: ‘Uw geloof hoeven we niet meer te bestrijden’. Dit zegt iets over iemands wereldbeeld. Natuurlijk, ik weet ook wel dat er bij de VVD ook gelovigen rondlopen, maar van een sympathiek geluid inzake godsdienst en geloof is al een hele tijd geen sprake meer bij vertegenwoordigers van die partij.
Noodzakelijk is dit niet. Vanouds onderkent het liberalisme, zeker in zijn Angelsaksische vormen, het belang van religie in de samenleving. Dat komt juist door zijn grote nadruk op de individuele vrijheid – het streven dat mensen zich vrijer kunnen uiten en ontplooien. Dat is een mooi streven en wat mij betreft strijdt het liberalisme hier voor een waardige zaak. Maar als mensen zich onbelemmerd kunnen ontplooien, moeten we wel hopen dat zij zich dan gedisciplineerd en vredelievend opstellen.Liberalisme afhankelijk van niet-liberale tradities Individuele vrijheid op zichzelf produceert dit soort discipline en vredelievende gezindheid niet. Daarom is het liberalisme als politieke theorie afhankelijk van wat er aanwezig is aan moraal en cohesie in de samenleving. Wie streeft naar een zo groot mogelijke vrijheid van individuen veronderstelt op zijn minst enige morele vorming van die individuen, tenzij we net als Rousseau willen aannemen dat elke vorm van beschaving alleen bederf van de natuur is. John Stuart Mill verbond zijn pleidooi voor persoonlijke vrijheid daarom al met een sterk vormingsideaal. In dit kader zou het zelfs aan te bevelen zijn, aldus Mill, dat atheïsten godsdienstles zouden krijgen, als ze tenminste maar niet gedwongen zouden worden om te geloven.
Dit klassieke liberalisme zag zichzelf, als ik me niet vergis, niet als een complete levensbeschouwing. Of, met andere woorden: het besefte dat het alleen kon slagen als politieke theorie in een samenleving waarin morele waarden en cohesie bestonden die het liberalisme niet zelf kon maken. Als dit laatste klopt, is het liberalisme als politieke stroming dus afhankelijk van niet-liberale instituties en tradities in de samenleving. Zoals Francis Fukuyama zegt: ‘Een gezin kan niet functioneren volgens liberale principes’.
Met zo’n klassiek liberaal standpunt is het dus heel goed verenigbaar om veel sympathie te hebben voor kerken en moskeeën als vormende gemeenschappen, om bijzonder onderwijs een warm hart toe te dragen en om te pleiten voor sterke en veilige gezinnen. Dergelijke instituties zijn voorwaarden voor het slagen van het liberalisme als politieke stroming. Nogmaals, de grote Angelsaksische democratieën zijn goede voorbeelden van een liberale politieke vormgeving gecombineerd met een groot respect voor religieus geloof en voor het gezin. In het algemeen past daarbij ook een terughoudende overheid: deze moet mensen niet moreel willen vormen of de weg wijzen naar het heil. Zo’n overheid kan echter alleen terughoudend zijn wanneer de samenleving haar vormende taken naar behoren uitvoert.

Liberalisme als geloof

Ik heb veel sympathie voor deze klassieke vorm van liberalisme die erkent dat individuele keuzevrijheid niet het enige morele principe in de samenleving kan zijn. Het is belangrijk dat mensen vrij kunnen kiezen wat zij geloven, wat voor werk zij doen, aan welke politiek zij zich verbinden en hoe zij hun vrije tijd invullen. Wat mij betreft is een staat die zijn burgers hiertoe in staat stelt beter dan andere staten. Maar dit streven naar keuzevrijheid kan alleen slagen wanneer we tegelijk erkennen dat dit moreel gevormde mensen veronderstelt en dat deze morele vorming niet door het liberalisme zelf tot stand wordt gebracht. Het veronderstelt ook dat mensen iets te kiezen hébben – dat zij zich kunnen verzetten tegen de machten van commercie en reclame en zich kunnen begeven op een koers die recht doet aan een waardig mens-zijn. Vrijheid is niet alleen vrijheid van belemmeringen, maar ook vrijheid om een menswaardig pad te kiezen. Een belangrijke opdracht voor liberalen is daarom: definieer zorgvuldig welke instituties wij wel en welke wij niet kunnen evalueren aan de hand van de individuele keuzevrijheid. Als keuzevrijheid het enige sturende principe wordt waarmee we alles beoordelen – van staatsvormen tot gezinnen, creëren we een schijnvrijheid. We stellen dan een naakt individu tegenover anonieme, globale machten die van de moderne mens meer een eenheidsworst maken dan hij ooit is geweest. Alleen theoretici verlangen naar absolute keuzevrijheid, altijd en overal.
Naar mijn idee is dit nu aan de hand – ultraliberalen presenteren het liberale uitgangspunt van de individuele vrijheid als het een en al van het menselijk leven. Een oorzaak is misschien dat het liberalisme zoveel succes heeft gehad dat het principe van individuele zelfbepaling nu algemeen wordt omarmd. Zelfs PvdA en GroenLinks gaan nu voor de individuele vrijheid. ‘Echte’ liberalen zien zich daarom gedwongen zich te onderscheiden van anderen. Het opzoeken van de extremen binnen de liberale positie ligt dan voor de hand. Men zegt niet langer: onder bepaalde voorwaarden is het voor de mens beter om vrij te kunnen beschikken over de koers van zijn leven. Men zegt daarentegen: keuzevrijheid is altijd en overal het beste. Punt uit.
Wanneer die extreme positie wordt geformuleerd, moet je die wel verantwoorden. Moderne liberalen doen dat meestal op twee manieren. Sommigen denken verder in de lijn van Adam Smith en menen dat de onzichtbare hand van de economie ook toepasbaar is op moreel terrein. Met andere woorden: wanneer je mensen maar zoveel mogelijk vrij laat en alle belemmeringen wegneemt, ontstaat er een dynamiek waardoor vanzelf morele winst wordt geboekt. Anderen kiezen hun verantwoording meer in de lijn van Rousseau: mensen zijn van nature goed en onbedorven en wanneer zij de gelegenheid krijgen zich onbelemmerd te ontplooien komt die natuur vanzelf tot zijn recht. John Stuart Mill probeert beide lijnen nogal ongemakkelijk te verenigen (hier is hij het minst overtuigend, vind ik) door enerzijds op zijn vormingsideaal te hameren en anderzijds de mens te vergelijken met een boom die je zoveel mogelijk onbelemmerd moet laten groeien.
Ik denk dat je hier stuit op niet-christelijke of zelfs anti-christelijke impulsen binnen het liberalisme. Geloof in de natuurlijke goedheid van de mens is niet bepaald een traditioneel christelijk geloofsgoed. De reden dat ik zelf zo hecht aan de keuzevrijheid van burgers baseer ik dan ook niet op Smith of Rousseau. Het gaat mij om de vrijheid om antwoord te kunnen geven op Gods uitnodiging om hem en onze naaste lief te hebben. Als we die vrijheid vertalen in een politieke structuur past daarbij volgens mij een overheid die zich zo onpartijdig mogelijk opstelt ten aanzien van levensbeschouwelijke stromingen.Ik ben een christelijke liberaal Mensen moeten de ruimte hebben om integer te leven volgens hun zelfgekozen overtuigingen, ook als die haaks staan op het christelijk geloof. Je zou mij in die zin een christelijke liberaal kunnen noemen.
Hier komen we op het punt van geloof en levensovertuiging. Ik ben het met je eens dat het liberalisme principieel een maatschappijvisie (beter nog: een politieke visie) is. Maar als jij zegt: ‘Mensen moeten zelf kunnen kiezen, want zij weten zelf wat het beste voor hen is’, dan is dat meer dan het uitspreken van een maatschappijvisie. Je begeeft je dan op het vlak van levensbeschouwing. Waarom dit volgens jou een ‘kromme redenering’ is, ontgaat mij volkomen. Wanneer je zegt dat mensen in het algemeen zelf het beste weten wat goed voor hen is, kun je gelijk hebben of niet. Maar een levensbeschouwelijke uitspraak is het – en wel in de lijn van Rousseau en Mill. Ik zou werkelijk niet weten wat het anders is. Ieder mens heeft een levensbeschouwing, dus zo gek is dat niet. Dat is wat anders dan zeggen dat niet-geloven ook een geloof is. Niet-gelovigen zijn misschien niet religieus en zij geloven niet in God. Maar daarom hebben zij nog wel een levensbeschouwing: ideeën over de aard en bestemming van de mens, over het goede leven enzovoort. We kunnen niet zonder.

Gezinnen en het huwelijk

Uit je brief maak ik op dat je instemt met mijn uitspraak dat het liberalisme leeft van intuïties en overtuigingen die het aantreft in de samenleving, maar die het niet zelf kan voortbrengen. Als dat zo is, zou ik verwachten dat je het met me eens bent dat het liberale principe van individuele keuzevrijheid niet overal in de samenleving toepasbaar of zelfs maar relevant is. De manier waarop je spreekt over gezinnen heeft me daarom echt verbaasd. Je geeft toe dat mensen geboren worden in relaties en dat een mens dus niet kan bestaan voorafgaand aan sociale relaties. Een mens is altijd mens-in-relatie. Maar dan zeg je: ja, maar deze mens is nog geen vrij individu. Daarvoor is scholing enzovoort nodig. Dat kan waar zijn, maar wat is het punt? Voor zover ik kan zien ontkracht dat mijn stelling niet dat mensen altijd mensen in relatie zijn. Of wil je beweren dat alleen vrije individuen mensen zijn en dat een pasgeborene dus geen mens is? Dat kan ik niet geloven. Maar wat wil je dan zeggen?
Als ik je goed versta wil je eigenlijk zeggen dat de ouder-kindrelatie een onvolwaardige relatie is, omdat deze niet door vrije keus tot stand is gekomen. Deze relatie is ‘opgelegd’. Door wie eigenlijk? Ik vind dit een heel vervreemdende manier van spreken over gezinnen en over ouder-kindrelaties. Zouden we niet beter kunnen spreken van ouders die ons ‘gegeven’ zijn in plaats van ‘opgelegd’? Spreken van ‘opgelegd’ betekent eigenlijk dat onze levensopdracht van den beginne af aan is: ontworstel je aan alle relaties waarvoor je niet zelf hebt gekozen, totdat je helemaal vrij bent om zelf relaties aan te gaan. Dit lijkt me een pathologisch ideaal. Daarnaast vraag ik me af: hoe weten we ooit of we dit ideale punt hebben bereikt waarop we geheel onafhankelijk van anderen zelf kunnen kiezen voor onze relaties? En hoe kom je erbij dat alleen de band tussen ouders en kind een vorm van sociale cohesie is die aan ons voorafgaat? Waarom zou ook niet voor andere mensen gelden dat zij ons ‘gegeven’ zijn en dat zij een vanzelfsprekende verplichting bij ons oproepen? Waarom zouden wij eerst naar anderen moeten kijken met de wantrouwende vraag of zij ons misschien zijn ‘opgelegd’? Naar mijn besef is dit het destructieve effect wanneer we het liberale principe van individuele autonomie toepassen in allerlei sferen van de samenleving waarvoor het principe niet is bedoeld. Je kunt een gezin niet evalueren met behulp van individuele keuzevrijheid. Daar treden andere morele principes op de voorgrond, zoals trouw, verplichting, liefde, gehoorzaamheid en toewijding. Ja, het klopt dat een volwassen individu ervoor kan kiezen om bijvoorbeeld te zorgen voor zijn oude moeder. Maar is het dan om het even wat hij kiest, als hij er maar zelf voor kiest?
Hetzelfde geldt voor het huwelijk. Je voert dit aan als voorbeeld dat een zelfgekozen relatie sterker is dan een ‘opgelegde’. Ik vraag me af waar je dit vandaan haalt. Onderzoek na onderzoek toont aan dat juist het principe van vrije zelfontplooiing verwoestend heeft gewerkt op het huwelijk in het westen. Ook hier blijkt duidelijk dat het morele principe van vrije zelfbepaling maar één van de vele morele principes is die in ons leven een rol spelen. Als we een huwelijk willen baseren op dit principe, kunnen we er beter niet aan beginnen. Dat laten de statistieken genoegzaam zien.

Religieuze argumenten

Hoeveel ruimte we ook krijgen van de redactie, helaas kan ik niet op alles ingaan wat je te berde brengt. Ik had graag nog wat gezegd over je opmerkingen over staat en individu. Ik blijf het opmerkelijk vinden dat het Liberaal Manifest zich, tegen de hele klassieke liberale traditie in, inlaat met zo’n opdringerige overheidsvisie. De toon van dit emancipatieliberalisme doet me soms denken aan aloude socialistische dromen. Is het vertrouwen in de goedheid van het individu dan toch niet groot genoeg om de politiek op afstand te houden? Er is een ongemakkelijke relatie tussen moderne liberalen en overheidsdwang, zoals we in de 19e eeuw ook in Nederland mochten zien.Liberaal Manifest is opdringerig Ik heb de indruk dat dit te maken heeft met de weerbarstige praktijk die de theorie steeds weer inhaalt. Dan moet de noodrem van de overheid weer gehanteerd worden, zonder dat er een principiële begrenzing kan worden getrokken. In de woorden van de liberale huisfilosoof Herman Philipse: ‘Als er geen politiek is, is alles geoorloofd’. Lenin had dit ook kunnen zeggen, gek genoeg...
Maar goed, laat ik afsluiten met nog wat opmerkingen over religieuze argumenten in het publieke debat. Het zal duidelijk zijn dat de liberale democratie verdedigd mag en kan worden met behulp van allerlei argumenten. Ook religieuze. Waarom zou iemand niet op basis van de bijbel mogen pleiten voor gelijkheid voor de wet of voor een onpartijdige overheid? Er is niets in de liberale democratie dat daar intrinsiek tegen pleit. Liberalen zijn daar echter vanouds huiverig voor. Natuurlijk hebben gelovigen het recht om geloofsargumenten te gebruiken in het publieke debat, maar zij zouden eigenlijk het fatsoen moeten hebben dat niet te doen. De reden geef jij aan: geloofsargumenten zijn ontoegankelijk voor niet-gelovigen. Maar waarom? Als ik je goed begrijp, veronderstel je dat moraal voor gelovigen rechtstreeks van God afkomstig is en niet bespreekbaar. Dat is een misvatting, zoals ik in mijn boek uitwerk (bijvoorbeeld p. 84-86, 122 etcetera).
Wanneer christenen standpunten innemen in het publieke debat vormen die vaak een reflectie op en uitwerking van inzichten, verhalen, geboden en verboden uit de bijbel. Over abortus staat niets in de bijbel, over euthanasie ook niet. Maar christenen nemen hierover toch standpunten in (niet allemaal dezelfde overigens), op basis van die reflectie en uitwerking. Over die standpunten valt te praten, al moet je natuurlijk met goede argumenten komen om iemand te overtuigen. Eerlijk gezegd denk ik niet dat dit anders ligt voor een niet-gelovige. Die zal ook morele standpunten innemen op basis van diepgevoelde overtuigingen en als hij of zij erover heeft nagedacht, zul je zo iemand ook niet gemakkelijk kunnen overtuigen van een geheel ander standpunt. Ik denk dat je uitspraken hier meer zeggen over het intuïtieve wantrouwen van de liberale traditie ten aanzien van religie dan over religieuze argumenten. Argumenten die zijn gebaseerd op religieuze overtuigingen of autoriteiten zijn echt niet noodzakelijk discussie-stoppers (zie p. 51-54 en 68-82 van Vrede stichten).
Om af te ronden met onze discussie over de waarde van de mens: ik heb de indruk dat je me niet hebt begrepen. Jij stelde dat ieder individu waardevol is en je verbond dat met de unieke aard en talenten van ieder individu. Ik wees je erop dat het riskant is om de waarde van een persoon zo te baseren op iets wat in die persoon is. Mensen hebben nu eenmaal een heel verschillende aard en talenten. Je ontkomt er zo volgens mij niet aan om mensen verschillende waarde toe te kennen. Mijn stelling is dat we alleen begrijpelijk kunnen spreken over menselijke waarde, als we mensen zien in relatie: eerst tot God en dan tot elkaar. Alleen zo kun je zeggen dat het leven van een moordenaar even waardevol is als het leven van zijn slachtoffer. Dat maakt hem overigens niet minder verantwoordelijk voor zijn daden, integendeel. Zie wat ik hierover heb geschreven op p. 204-208 van mijn boek.
Fleur, ik moet het hierbij laten. Op zich ben ik graag bereid ons gesprek voort te zetten, maar misschien vind je het wel genoeg zo. Dat hoor ik dan wel.

Hartelijke groeten,
Stefan Paas

Dr. Stefan Paas is lector aan de Christelijke Hogeschool Ede en missionair opbouwwerker van de Christelijke Gereformeerde Kerk Amsterdam. Hij publiceerde onlangs Vrede stichten. Politieke meditaties, Zoetermeer (2007).