Jeugdsentiment

Ik was jong in een dorp met een kerk, kapper en supermarkt. Een klein riviertje slingerde zich door de weilanden tussen de katholieke en hervormde kerk door. Het was de oude maar vergeten hoofdloop van een grootse rivier, waarover we ’s winters naar school schaatsten.

De straten kende ik, de luchten, de bomen en, ik dacht, de mensen. De kapper was een kletskous, er was een bevoegde dorpsgek en elke zondag om 10 uur dienst.

De kerk stond centraal. We gingen hoofdzakelijk naar het dorp voor de kerk: anders hoefden we er niet te wezen. De kerk werd bevolkt door boeren, forenzen en middenstanders. Ik kende ze en vanuit de zijbeuk waar we zaten keek ik en onthield. Mw. J. met de rare oren, dhr. K. die snurkte en mw. Z. die geheel alleen een halve bank vulde. De predikant was een beminnelijke persoonlijkheid die de liefde preekte. Het bevreemdde me altijd enigszins dat een volwassen kerel dergelijke gevoelige en sentimentele dingen zeggen kon: lankmoedigheid, vergeving, en hele preken over liefde. Als hij de zegen uitsprak dacht ik soms, in het hallucinerende avondlicht, dat er een engel in glanzend gewaad achter hem stond, die met hem de gemeente zegende. Misschien was ik de enige die de engel zag maar ik houd het ervoor dat ik het goed gezien heb.

Het was en is, geloof ik, een kerk met toekomst: jeugd. Bovendien hadden wij mannen met Grote Visie, die er werk van maakten. Van een ingeslapen gemeente veranderden wij in tien jaar tijd in een gemeente met Jeugdhonk, Jeugdkoor en actieve Jeugdverenigingen. Het rockte en bruiste en ik meen dat het tot de dag van vandaag nog naschuimt. We hadden dromen. Wij oefenden met het jeugdkoor in de consistorie. When I see the stars that shine above, en dergelijke. Het maakte diepe indruk en ik wenste vaak dat die momenten niet zouden vervliegen. Op die leeftijd is het jongenshart ontvankelijk en het bonkt onstuimig, zoals de grote dichter Bram Vermeulen heeft onderwezen. Het jongenshart zingt van grote verten, en roept van grote daden.

Dit is duidelijk een sentimentele reflectie, maar ik houd het ervoor dat er in sentimentaliteit een waarheid ligt die aan de stijve nuchterheid ontschoten is.

Ik dacht dat al die jongens en meisjes het er roerend over eens waren dat het anders moest. We zouden anders worden dan onze ouders, hun fouten niet maken. De kerk zou ontdaan worden van stijf gedoe, van redeloze verknochtheid aan tradities en eindelijk zou er muziek zijn, muziek! We hadden een groot en echt geloof en het vaste voornemen om er wat mee te doen – zodra we konden. Vandaag de dag zit een groot deel van die jongeren op een belangrijke plek in de kerk. Waarom gaat het niet vlugger, jongens? Ik kom weer in een dorpskerk. De organist speelt als eenzame strijder in een stille oorlog stiekem een liedje Opwekking tijdens de collecte. Zingen kán niet. De liturgie wordt welhaast voltrokken als een sectie op een lichaam. De mensen die het voor het zeggen hebben zijn van mijn leeftijd en hebben een jeugd gehad als de mijne.

Heb ik iets gemist? Was ik de enige die aangedaan was in de consistorie? Of ben ik de enige die het zich herinnert? We doen dagelijks onze jeugddromen geweld aan met onze nuchterheid en geduld. Een gezond jeugdsentiment moet ons herinneren aan wat we eigenlijk willen.

Sluit nu de Wapenveld, sluit het blaadje. Denk even na over wat u vroeger droomde. Word even sentimenteel, kijk uw partner aan en zeg: weet je waar het nu eindelijk hoog tijd voor is?

En doe dat.