Is individualisering de kwelgeest van de Gereformeerde Bond?

Gedachten bij het proefschrift van Teus van de Lagemaat

Het is wonderlijk hoe mensen, hoezeer zij ook ondergedompeld worden in ketens van preken en diensten met een vaste inhoud, ondergronds toch hun eigen weg gaan. Wonderlijk, omdat kerken, zoals veel instituties, hun best doen om eenheid van belijden en geloven uit te stralen. Prediking, catechese, leerhuizen en soms zelfs godsdienstmethoden voor verwante scholen ademen allemaal eenzelfde geest. Alsof kerken hun leden in alle waarheid leiden. Alsopf het individu zijn identiteit ontleent aan het grotere verband van de gemeente of de kerk.

Zo nu en dan wordt opeens helder dat die beoogde kadaverdiscipline niet werkt. Zijn er opeens 7.000 die de knie niet voor Baäl hebben gebogen. Staat er iemand als Maarten Luther op. Of Franciscus van Assisi. Het christelijk geloof verdraagt blijkbaar geen kadaverdiscipline. Daarvoor is het profetenboek blijkbaar toch te belangrijk. Dwarsliggers zijn inherent aan de traditie.

Individu en gemeenschap
Inmiddels lijkt de tijd waarin de kerk de kudde in alle waarheid wil leiden, achter ons te liggen. Dat individuen hun eigen gang gaan is massief doorgedrongen tot kerken. Elk kerkverband wordt momenteel gekenmerkt door pluriformiteit, met uitzondering van enkele kleine reformatorische kerken. Dit leidt tot een grote schroom om leden te binden aan de officiële leer. De kerk als institutie benadert het individu in onze tijd anders. Er ontstaat een nieuwe verhouding tussen individu en gemeenschap. Kerken verlenen geen identiteit meer maar proberen bij een identiteit aan te sluiten. Er ontstaan niches. Van hoogliturgisch tot laagliturgisch, van evangelisch tot maatschappelijk geëngageerd, van conservatief orthodox tot vrijzinnig. Op deze markt werf je kerkbezoekers door je geloofsaanbod zo aantrekkelijk mogelijk uit te stallen en het verschil met de concurrentie subtiel aan te geven.

Tegelijkertijd roept die verhouding van individu en gemeenschap ook vragen op. Niet elk individu is een profetische dwarsligger. Veelal eerder iemand die doet wat goed is in eigen ogen. Een kerk wil, gemiddeld genomen, meer zijn dan alleen maar aanbieder op de markt van religie en levensvragen. Tot de identiteit van de kerk hoort, ondanks veel sociologisch en organisatiekundig geneuzel op het domein van de praktische theologie, dat de kerk zich gezonden weet. De binding aan Jezus die de Waarheid is en de Geest die in alle waarheid leidt, problematiseert de zelfbeleving van de kerk als marktaanbieder.

Het blijft een bijzonder spanningsveld. Aan hoeveel individuele eigenheid kan de kerk ruimte bieden zonder de eigen identiteit te verliezen? En andersom, aan hoeveel institutionele dwang kan het individu zich onderwerpen zonder de authenticiteit van de eigen geloofsbeleving op te heffen of te verliezen.

Gereformeerde Bond
Het is dit spanningsveld dat in kaart wordt gebracht in de dissertatie van Teus van de Lagemaat, docent sociologie aan de theologieopleiding van de Christelijke Hogeschool Ede. De vraag die centraal staat in het onderzoek is in hoeverre processen van individualisering zichtbaar worden in de stroming van de Gereformeerde Bond in de periode van 2000-2012 en hoe leidinggevenden hiermee omgaan. Het boek laat zich goed lezen, zet aan tot zowel sociologische als theologische reflectie en wordt gekenmerkt door een zorgvuldige toon. Wat het laatste betreft, Van de Lagemaat bedrijft godsdienstsociologie met respect voor de mensen van wie hij het gedrag beschouwt en houdt oog voor het eigene van de kerk en theologie. Dit is dienstbare sociologie. Van de Lagemaat bedrijft dienstbare sociologie

Van de Lagemaat is op zoek gegaan naar dat proces van individualisering door op landelijk niveau nauwgezet het beleid van het bestuur van de Gereformeerde Bond en de perikelen daaromheen in kaart te brengen, door op mesoniveau studie te maken van het functioneren van twee wijkgemeenten in de gemeente Ede en op microniveau door onderzoek te doen onder individuele gemeenteleden van die onderzochte wijkgemeenten. Vanzelfsprekend is hierbij gekozen voor kwalitatief onderzoek. Het gaat erom in kaart te brengen hoe individualisering zichtbaar wordt. Voor dit onderzoek zijn open of halfgestructureerde interviews gehouden, zijn tal van schriftelijke bronnen geraadpleegd (notulen van vergaderingen, periodieken, enzovoort) en wordt zo nu en dan gebruikgemaakt van persoonlijke observaties.

Om op die niveaus individualisering zichtbaar te maken moet dat begrip gedefinieerd en geoperationaliseerd worden. Lastig, want individualisering is in de sociologie weliswaar een veelgebruikt begrip, maar over de betekenis en relevantie wordt een levendig debat gevoerd. Definiëren betekent positie innemen. Van de Lagemaat schurkt met zijn definitie dicht tegen de invloedrijke socioloog A. Giddens aan en benadrukt het proces waarbij individuen in toenemende mate zelf vorm geven aan hun eigen levensomstandigheden zonder de vanzelfsprekende overname van opvattingen en gewoonten die gangbaar zijn in de levensverbanden waar zij deel van uitmaken (hier de stroming van de Gereformeerde Bond). Hij operationaliseert dit door op de genoemde drie niveaus te kijken naar: 1. Ambt en mondigheid; 2. Liturgische veranderingen; 3. Binding aan de eigen gemeente; 4. Steun voor traditionele geloofsopvattingen en geloofspraktijken; 5. Rol en positie van vrouwen in gezin en kerk. De conclusie van de onderzoeker is dat er op macroniveau, in het beleid van de Gereformeerde Bond, geen sprake is van doorwerking van individualisering en dat de doorwerking op het niveau van de wijkgemeenten zeer beperkt is. Maar in het onderzoek onder gemeenteleden trof hij nadrukkelijk vormen van individualisering aan. Zo bleek het gezag van ambtsdragers beperkt te zijn, was de binding aan de gemeente minder sterk (perforaties) en is de invloed van alle rapporten over de vrouw in gezin en kerk niet groot. Van de Lagemaat stelt dan ook dat er sprake is van een stille evolutie: ‘een geleidelijk proces van kleine veranderingen, waarbij in een nieuwe situatie de oorspronkelijke identiteit goed herkenbaar blijft’ (p. 9). Van de Lagemaat sluit zijn studie af met een sociologische en theologische evaluatie van de resultaten, uitmondend in een aantal scenario’s die de Gereformeerde Bond kan gebruiken bij het ontwikkelen van het beleid en die critici kunnen gebruiken om dat beleid ter discussie te stellen.

Individualisering
Sociologisch geeft het proefschrift, zoals gezegd, te denken. In de gehanteerde definitie van individualisering staat het zelf vorm geven aan denken en handelen, los van de levensverbanden waar je deel van uitmaakt, centraal. Het ‘zelf willen doen’ wordt met deze definitie alleen zichtbaar als je niet ‘hetzelfde’ doet als het verband waar je toe behoort. Deze benadering van individualisering kleurt de studie van Van de Lagemaat aanzienlijk. Het ‘anders doen’ is in deze benadering automatisch een conflict met de traditie. Geïndividualiseerd zijn betekent dus niet alleen autonoom zijn, maar ook modern zijn, in de zin van niet-traditioneel. Dat is ook wat de socioloog Giddens voortdurend benadrukt in zijn boeken over individualisering en globalisering. De laat-moderne mens is een a-traditionele mens. De traditionele mens is bij Giddens nauwelijks een subject. Zijn handelen wordt bepaald door de gewoonten en voorschriften van de gemeenschap waartoe hij behoort. Hij leeft niet zelf.

Met zo’n benadering van de traditie wordt een monolithisch beeld van het verleden van de Gereformeerde Bond getekend. Op het eerste gezicht voor de hand liggend. Het is een beeld dat de Gereformeerde Bond zelf ook graag van het verleden oproept door te spreken van de ‘vaderen’ of van de Vaderlandse kerk en de ‘rijke, gereformeerde traditie waar wij dankbaar in willen staan’. De manier van duiden van het eigen verleden en de traditie betekent automatisch dat elke verandering een verkwanseling is van die traditie. Waarheid is oude waarheid geworden. Waarheid is oude waarheid geworden Dat werkt ook door in de operationalisatie van het individualiseringsbegrip van Van de Lagemaat. Je bent geïndividualiseerd als je nieuwe inzichten hebt of toepast op het gebied van liturgie, ambt, positie van vrouwen, enzovoort. Op deze manier sluit niet alleen het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond zich op in de eigen traditie, maar doet Van de Lagemaat dat ook. De Gereformeerde Bond is traditioneel of geïndividualiseerd. Een tussenweg is er niet. Theologisch valt er een hoop voor te zeggen dat je geen van beide zou willen zijn.

Bovendien, en dat is wetenschappelijk gezien belangrijker, is het de vraag of dit nu individualisering is. Wanneer je de studie van Van de Lagemaat op de niveaus van landelijke beweging, gemeente en persoonlijk geloofsleven doorleest, valt je op dat je nauwelijks persoonlijkheden tegenkomt. Als er al sprake is van diversiteit en een beperkte eenduidigheid in standpunten of geloofspraktijken dan is dat meestal niet het gevolg van een oorspronkelijke persoonlijkheid die is opgestaan. Zo profetisch is het meestal niet. Alles lijkt in kringen te gebeuren. Ook het dwarsliggen. Op alle niveaus is de gemeenschapszin groot. Landelijk rond bijvoorbeeld een blad als Kontekstueel of instituties als HGJB, IZB, GZB en hoofdbestuur. Op gemeenteniveau valt op hoe kerkenraden individuele ambtsdragers flanksgewijs in een houdgreep houden en er juist veel oog is voor elkaar. En uit de interviews met gemeenteleden blijkt dat de eigen vormgeving aan het geloof niet in de binnenkamer wordt uitgevonden, maar geïnspireerd wordt door derden, veelal in de gemeente. Individualisering is met deze operationalisatie dus niet zozeer het ontwikkelen van een persoonlijkheid die in conflict komt met het instituut, maar je laten beïnvloeden door andere groeperingen dan de Gereformeerde Bond.

Het feit dat Van de Lagemaat zo weinig individualisering tegenkomt laat zien hoe binnen de Gereformeerde Bond mensen hun geloofsidentiteit vooral ontlenen aan hun positie in het instituut Gereformeerde Bond. De wijze waarop in de Gereformeerde Bond de traditie gedefinieerd wordt, veelal in reactie op ontwikkelingen in de kerkelijke of maatschappelijke omgeving, bepaalt het behoedzame gesprek over ‘die waarheid’ in eigen kring. Wat daarbij opvalt is dat er weinig momenten zijn aan te wijzen waarop personen in de Gereformeerde Bond individueel geheel eigen en nieuwe thema’s aan de orde stellen. En de thema’s die door de Gereformeerde Bond worden geagendeerd worden bijna voorspelbaar flanksgewijs gesproken: sommigen wat links, anderen wat rechts. Het is mijn indruk dat juist de voorspelbaarheid hiervan leidt tot een zekere vermoeidheid en ontbinding in de Gereformeerde Bond. Het geduld met elkaar en het geloof in de zinvolheid van het gesprek nemen af. Daardoor neemt de binding aan de Gereformeerde Bond als instituut af. De binding aan de Gereformeerde Bond als instituut neemt af Het gebouw kraakt en het voegwerk verbrokkelt. Het is mijn indruk dat Van de Lagemaat met zijn benadering van individualisering eerder pluriformiteit of deïnstitutionalisering blootlegt, ook al zijn beide verwant met individualisering.

Deïnstitutionalisering
Deze kanttekening bij het individualiseringsbegrip van Van de Lagemaat sluit aan bij vergelijkbare sociologische inzichten op het gebied van secularisatie, individualisering en gezinssociologie. Vaak ook in reactie op het wat eenzijdige, tegen de traditie gekeerde beeld zoals dat onder meer door G. Dekker en A. Giddens wordt geschetst. In Nederland benadrukt bijvoorbeeld J. de Hart dat het geloof zich weliswaar buiten institutionele kaders van de kerk begeven heeft, maar dat secularisatie in Nederland niet inhoudt dat de moderne Nederlander minder religieus is. Rondom individualisering wijzen sociologen op het feit dat gemeenschapszin in andere vormen doorgaat, ook al veranderen institutionele vormgevingen. In deze benaderingen wordt dan ook opgeroepen minder institutioneel te denken en geloof, liefde en zorg als praktijk te benaderen. Geloof, liefde en vriendschap zijn niet aan het verdwijnen als de instituties instorten, maar krijgen vorm in nieuwe praktijken met andere, veelal lossere organisatievormen. Het aardige van deze benadering is dat het je de ogen opent voor de continuïteit van geloof, liefde en vriendschap. Tegelijkertijd roept het de vraag op hoe plooibaar deze eigenlijk zijn. Wat is het kwaliteitsverschil als bestaande institutionele vormgevingen worden losgelaten? Hoe vrijblijvend kan dat gedaan worden? De al geciteerde conclusie van Van de Lagemaat geeft aan dat het in zijn ogen eigenlijk wel meevalt: stille evolutie: ‘een geleidelijk proces van kleine veranderingen, waarbij in een nieuwe situatie de oorspronkelijke identiteit goed herkenbaar blijft’ (p. 9). In deze definitie gaat het om zowel continuïteit als discontinuïteit. En Van de Lagemaat ziet, ondanks toenemende diversiteit, vooral continuïteit. Deze benadering zou een veel meer ontspannen omgang met diversiteit mogelijk maken. Je hoeft er niet steeds (ver)oordelend en angstig op te reageren, omdat je oog hebt voor de continuïteit in leer en leven, ondanks andere praktijken.

Misschien is het wel het grootste probleem dat dit door de Gereformeerde Bond niet zo gezien wordt. In ieder geval niet door het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond, zo maakt deze studie duidelijk. Het hoofdbestuur zoekt de continuïteit vooral in de handhaving van oude vormen. Het is bijna hilarisch om te zien hoe alles wat oud is, tijdens deze onderzoeksperiode is opgepoetst. De creativiteit lijkt niet verder te gaan dan het in eigentijds taalgebruik omzetten van klassieke geschriften: Klassieke geschriften worden omgezet in eigentijds taalgebruik herstelde Statenvertaling, herstelde oude psalmberijming, herstelde formulieren, herstelde belijdenisgeschriften (en binnenkort een herstelde Hervormde zangbundel). De Geest gebruikt de Gereformeerde Bond vooralsnog niet om nieuwe wegen in de tijd uit te zetten. Theologisch niet, maar in termen van spiritualiteit of gemeenteopbouw is het ook mager. In het beeld dat Van de Lagemaat schetst, maakt de Gereformeerde Bond vooral een reactionaire indruk: een tegenbeweging die zich verzet tegen de revolutionaire stromingen in de kerk.

Ondertussen varen diverse organisaties en personen in de Gereformeerde Bond voorzichtig en bescheiden een andere koers. Hier wordt de traditie niet opgepoetst, maar bijgesteld of verder gebracht. Contextualiseren heet het daar. Sociologisch bezien botsen hier de institutionele benadering en de praktijkbenadering van de traditie op elkaar. En inderdaad is dat tot nu toe een stille (r)evolutie. Gemeenschapszin, verbondenheid en herkenbaarheid zijn groot genoeg om elkaar niet de rug toe te keren. Maar ondertussen verandert er hier en daar wel veel en wordt het allemaal pluriformer. Hierdoor wordt het instituut wankel en de binding dunner.

Gebrek aan inspiratie
De studie van Van de Lagemaat heb ik met veel plezier gelezen, maar ik werd er ook wat ongedurig onder. Die voortdurende neiging van de Gereformeerde Bond om bij veranderingen in kerk of samenleving de traditionele hakken met een geest van heiligheid in het zand te zetten. Gevolgd door een proces van intern gerommel waarbij de teugels weer wat gevierd worden. Daarbij de voortdurende zorg voor traditieverlating en onderlinge vervreemding, gepaard gaande met politiek geschipper. Werk van de Geest durf ik het niet te noemen.

Met een gevoel van teleurstelling realiseerde ik mij dat de Gereformeerde Bond zijn bestaansrecht wel heel erg in behoudzucht lijkt te zoeken. Het bestaansrecht lijkt in behoudzucht te worden gezocht Alsof traditie en waarheid samenvallen. En daarbij wordt de agenda vooral bepaald door een reactionaire houding tegenover de omgeving. Alsof die omgeving niet is veranderd. Daarbij doel ik niet alleen op de voortgaande secularisatie in de samenleving, maar ook op de nieuwe koers van de Protestantse Kerk. De kerk waarbinnen de Gereformeerde Bond functioneert is toch nauwelijks een bedreiging meer, maar biedt volop mogelijkheden tot participatie en samenwerking. De scenario’s die Van de Lagemaat schetst vind ik dan ook wat te veel op het behoud van de Gereformeerde Bond gericht. Alsof het de Gereformeerde Bond moet gaan om de eigen organisaties. De Gereformeerde Bond is toe aan fundamenteler vragen. Wat is gegeven de situatie in kerk en samenleving met dat wat ons is toevertrouwd, onze taak en roeping? Hoe nu dienstbaar te zijn aan kerk en wereld?

De studie van Van de Lagemaat wijst uit dat er volop reden is om aan deze bezinning te beginnen. Want het resultaat van het huidige beleid ter handhaving van de traditie is niet echt om over naar huis te schrijven. De pluriformiteit neemt toe en de sturende werking van bijvoorbeeld rapporten of visies van het hoofdbestuur over ambt, liturgie of vrouw in gezin en kerk is beperkt. Gelovigen gebruiken ze niet als gids. Het krijgt allemaal steeds meer het karakter van een achterhoedegevecht. De grootste bedreiging van de Gereformeerde Bond is in mijn ogen niet de individualisering, maar vooral het gebrek aan inspiratie. Ontbinding, geïndividualiseerd of groepsgewijs, ligt dan op de loer. Mensen doen dan wat goed is in eigen ogen.

Naar aanleiding van Teus van de Lagemaat, De stille evolutie; Individualisering in de Gereformeerde Bond. Koninklijke BDU Uitgevers, Barneveld, 2013.

ISBN 978 90 878 8207 5 - 29,50 euro.

Drs. Wim H. Dekker is docent sociologie aan de Christelijke Hogeschool Ede en geeft daar sociologie aan studenten maatschappelijk werk en verpleegkunde. Ook is hij redacteur van Wapenveld.