Marilynne Robinson

In de spiegel van de media

In 2005 begon ik een recensie in het Reformatorisch Dagblad met de zin: ‘Gilead van Marilynne Robinson is het mooiste boek dat ik sinds jaren gelezen heb.’ Dat heb ik geweten: er kwamen veel reacties van lezers die onmiddellijk naar de boekhandel waren gesneld om zich een exemplaar aan te schaffen, waarop ze vervolgens tot de teleurstellende ontdekking kwamen dat zij dat boek helemaal niet zo geweldig vonden: te traag, te filosofisch, te hoogdravend – er werd gewoon te veel gedacht en te weinig gedaan. Ik had me dus eigenlijk niet goed genoeg ingeleefd in de gemiddelde christelijke lezer, die qua lectuur weinig anders gewend is dan praktisch-pastorale boeken en christelijke romans van Lynn Austin, Karen Kingsbury, Francine Rivers en W. Paul Young – geen wonder dat je dan niet meteen voor Robinson valt.

Het is een punt dat niet echt terugkeert in de recensies van Robinsons romans, en dat is ook wel logisch. Haar werk bevindt zich eenvoudig in een ander circuit en wordt altijd besproken door literair of academisch geschoolde recensenten die wél van genuanceerd en gelaagd en existentieel en filosofisch houden. En zulke recensenten kunnen eigenlijk niet anders dan heel positief zijn. Volgens de tientallen, honderden recensies die wereldwijd verschenen zijn – in christelijke en niet-christelijke media – kan Robinson alles: ze beschikt over een voortreffelijke stijl, kan uitstekend suspense opbouwen en een plot ontwikkelen, tekent subtiele en genuanceerde karakters (hoe ongewoon de mensen in haar verhalen ook zijn), en spreidt een zeldzame rijkdom aan gedachten tentoon.

Voor christelijke recensenten komt daar nog iets bij: zij ervaren de verhalen van Marilynne Robinson bijna als een soort wonder. Dit is nu eens een schrijfster die niet in het christelijke wereldje blijft hangen, maar die grote literaire prijzen wint met haar verhalen over het leven van een dominee, zijn vrouw en zijn vrienden in Gilead, een klein, achtergebleven stadje in Iowa. Haar hoofdpersonen maken eigenlijk nauwelijks iets mee, maar ze hebben elk hun eigen problematische verleden en proberen elk op hun eigen manier iets van het leven te begrijpen. Zo komen ze langs verschillende wegen terecht bij de kernideeën en kernelementen van het christendom: Bijbel, doop, avondmaal, geloof, kerk, bekering, zonde, gebrokenheid, genade – want zonder al die dingen kan het leven geen betekenis krijgen.

Het is de kracht van Robinson dat ze daarover vertelt op een onnadrukkelijke en onvanzelfsprekende manier, zonder theologische clichés en theologische terminologie. In haar boeken gaat het over het leven zelf, over liefde en eenzaamheid en angst en onbegrip en wantrouwen en boosheid en bezorgdheid, en over de manier waarop verschillende mensen met verschillende ideeën en verschillende vormen van geloof dat ervaren.

Het stadje Gilead kent de streng-orthodoxe Boughton, de mystieke en dogmatisch iets rekkelijker John Ames, de theologisch totaal onwetende zwerfster Lila die zich aangetrokken voelt tot de lectuur van Ezechiël en Job (al vindt haar latere man dat ze beter met de Evangeliën zou kunnen beginnen), de opstandige Jack die zich afzet tegen de besloten kerkelijke gemeenschap waar geen plaats is voor zijn zwarte vrouw. Al die mensen hebben hun eigen verhaal, en drie van hen hebben nu ook elk hun eigen boek: Gilead over John Ames, Home over Jack Boughton en Lila over Lila Ames.

Over die drie boeken is enorm veel geschreven, in alle mogelijke kranten en tijdschriften over de hele wereld, en, zoals gezegd, in het algemeen zijn die recensies nogal juichend van karakter. Het is ondoenlijk om dat hier allemaal op te sommen, dus beperk ik me maar tot een paar opvallende recensies van Robinsons meest recente roman, Lila. Om te beginnen de opmerkelijke blog van John Piper op www.desiringgod.org. Hij bekent dat hij het boek als roman een meesterstuk vindt, maar teleurgesteld is over de theologische ontwikkeling van dominee John Ames: ‘The sad thing about this book is that John Ames moves from being the sometimes perplexing lover of God’s grace (...) to being a man in Lila with astonishing certainty and clear pronouncements about the morally eviscerating effects of the biblical teaching of hell (...). Yes, he had a higher tolerance for mystery on some points than I do, but I admired him. I believe that I am a better husband today because of meeting John Ames, and watching him love his wife. So when he turns form mystery to pontificating, with no greater authority than his own instincts on how hell and grace don’t mix, I feel like I am losing a friend.’

Daar valt Piper in de valkuil van de theologen: hij is op zoek naar een figuur die de ultieme waarheid verkondigt – terwijl een van de voornaamste wetten van de fictie toch is dat de stem van een romanpersonage niet samenvalt met de stem van de schrijver. Het is juist Robinsons kracht dat ze de menselijkheid en feilbaarheid van ál haar personages laat zien. Niemand van hen heeft de waarheid in pacht. John Ames denkt zoals hij denkt, en dat hoeft niet meteen goed of fout te zijn. Trouwens, zijn vriend Boughton neemt een veel orthodoxer standpunt in wat betreft het geloof in de hel (daar toont de schrijfster dat er meerdere perspectieven mogelijk zijn), maar dat verhindert Ames en Boughton blijkbaar niet om, anders dan Ames en Piper, tóch bevriend te blijven.

Niettemin is het wel begrijpelijk dat lezers John Ames als spreekbuis van de auteur zien: ook Michiko Kakutani, recensent van de New York Times, vindt dat hij overkomt als de meest voorbeeldige van alle personages, eigenlijk iets te goed om waar te zijn. Wie Gilead niet gelezen heeft, krijgt in Lila niet genoeg inzicht in zijn fouten en gebreken, en ook niet in zijn hartstochtelijke en onverklaarbare verliefdheid: ‘Because those feelings are not really explored here, Ames’s instant and unwavering attachment to Lila – especially in the face of her prickly, often hurtful behavior toward him – often seems mystifying in these pages: We are left with the incomplete (and not entirely convincing) suggestion that his unconditional devotion to her is the behavior of a saintly man of faith.’

Tegelijkertijd vindt Kakutani dat Robinson zich veel kan veroorloven, omdat ze gewoon ontzettend goed is. Misschien zijn er een paar momenten in het verhaal waarop ze te veel uitlegt, maar ‘such lapses are sporadic. And by the end of the novel they’ve been swept away by Ms. Robinson’s moving depiction of Lila’s slow, halting acceptance of Ames’s love and their slow dance toward marital devotion. By its conclusion, the novel has become a haunting parable of the pastor Ames’s understanding of the Calvinist teaching ‘that people have to suffer to really recognize grace when it comes’.’  

Dat is dus een andere manier om te kijken naar wat deze roman betekent. Niet allereerst afgaan op wat de personages zeggen, maar kijken naar wat ze doen en hoe ze zich ontwikkelen. Het is de manier van lezen die mij het meest aanspreekt, meer dan die van Piper, en meer ook dan die van Rowan Williams (voormalig aartsbisschop van Canterbury), die in het Britse weekblad The New Statesman zijn best doet om vooral maatschappelijke en kerkelijke lessen uit Lila te trekken: ‘Gilead is certainly a place where something other than meanness is possible, and it is not wholly poisoned with hypocrisy. But it only begins to make something new possible for Lila when, in the person of Ames, it faces the dispossessed and marginal, the poor in spirit. We cannot be credibly good without the outcast, the stranger.’

Er zijn uiteraard nog veel meer manieren van kijken, want het probleem van Robinsons boeken is dat ze te rijk zijn om recht gedaan te worden in één enkele recensie. Elke recensent pakt er een paar puntjes uit, maar er is nog zoveel meer. Je kunt het hebben over de enkeling en de gemeenschap, over de onvolmaaktheid van het bestaan, over de rol van de Amerikaanse geschiedenis, over racisme en andere vormen van discriminatie in de kerk, over existentiële eenzaamheid, over de betekenis van de sacramenten, over mystiek en dogmatiek en nog veel meer. Laten we hopen dat nog veel theologen en literaire critici de pen ter hand gaan nemen, als de Nederlandse vertaling van Lila rond 1 april verschijnt.

Enny de Bruijn is literatuurhistoricus en redacteur cultuur bij het Reformatorisch Dagblad. Ook maakt zij deel uit van de redactie van Wapenveld.