Machine Learning

Machines kunnen tegenwoordig leren. Het New England Journal of Medicine (NEJM) van afgelopen week publiceerde een stuk onder de titel ‘Predicting the future – Big Data, Machine Learning and Clinical Medicine’.  Voor wie denkt dat dit al weer de zoveelste willekeurige clusterbom van hippe termen is, het voornoemde tijdschrift staat keurig in het rijtje bij The Lancet en Nature – ze verkopen meestal geen onzin. Je gaat aan jezelf twijfelen, als mens, bedoel ik, want machines worden langzamerhand overal beter in. Dat machines beter kunnen vliegen dan wij, daar konden we nog wel mee leven, dat ze beter konden schaken was vooral vervelend voor Kasparov, maar dat ze beter zullen worden in het stellen van diagnoses – zoals de NEJM schrijft, ja, hoe voelen we ons daar eigenlijk bij? 

 

   En het is niet dat de machines beter worden doordat we grotere hamers maken waarmee we harder kunnen slaan. Machines worden beter doordat er in de afgelopen jaren een aantal methodes zijn bedacht om software – de computerprogramma’s – slimmer te maken. Software eats the world, schreef Mark Andreessen – een van de grootste investeerders in software, dus toegegeven, geheel belangeloos was hij niet. Maar ga maar na: software verandert alles om ons heen – juist de dingen die in de fysieke werkelijkheid gebeuren. Kopen en verkopen, het sorteren van appels en afval, het besturen van auto’s, betalen en het bestellen van een taxi: alles verandert dramatisch.
   En het is niet dat we zonder machines verder zouden willen. Bankieren met een handgeschreven overschrijfformulier kost extra. Niemand stapt in een vliegtuig zonder werkende elektronica. Een auto zonder hulp bij het sturen is spoedig een stukje folklore. En als je weet wat goed voor je is, wil je over tien jaar geen dokter meer die je diagnose zonder computer stelt. ‘We are optimistic that patients, whose lives and medical histories shape the algorithms, will emerge as the biggest winners as machine learning transforms clinical medicine.’ (NEJM).
   En het is niet dat machines nooit zo goed zullen zijn in [vul-hier-uw-favoriete-dingetje-in-dat-mensen-echt-onvervangbaar-beter-kunnen]. Gezichten herkennen? Check. Emoties lezen en begrip van wat er in een ander omgaat? Kunt u op wachten – de mensen van vandaag zullen geacht worden licht autistisch te zijn in vergelijking met de machines van de toekomst. Columns tikken? Wordt aan gewerkt.
   En het is ook niet dat het nog lang gaat duren. ‘The time scale for these disruptions is years, not decades.’ (NEJM).
   Stond een aardig stukje in de Trouw van een paar weken geleden over het verschijnsel dat mensen aan allerlei merkwaardige kwalen gaan lijden, als de techniek in een stroomversnelling raakt. De voorbeelden uit de negentiende eeuw zijn uiterst vermakelijk, zoals dat men dacht dat het rijden in een trein met een snelheid hoger dan 30 kilometer per uur toch wel hoogst ongezond moest zijn. Dat vinden we grappig, maar de meesten onder u zullen vast minder relativerend kijken naar de kindertjes die dagen doorbrengen met die merkwaardige 15-graden knik in de nek, turend op de smartphone.
  Een meer interessante tijdgebonden aandoening uit de negentiende eeuw is neurasthenie, een slecht af te bakenen vorm van zenuwzwakte – stress, vermoeidheid, noem maar op. Het interessante is dat de beschrijver ervan (Beard) de uitputting van het centraal zenuwstelsel toeschreef aan de spanningen van de moderne beschaving. Nu, dan ben ik wel benieuwd naar de ziektes die het gaat opleveren als de machines ook het denken gaan overnemen. Softwareneurose? Siliciumallergie? Robotrazernij?
   Het goede is dat we, als het meezit, genoeg tijd omhanden zullen hebben om nog eens goed te overwegen wat het ook weer betekende mens te zijn. Leren wij misschien ook nog wat van de machines.