Denkers en doeners
Bezorgdheid om de groter wordende ‘kloof’ is regelmatig aan de orde, in opinieartikelen en tijdens debatten. Er bestaan verschillende kloven naast elkaar. Soms is er sprake van een overlap, maar lang niet altijd. Zo zijn er: de kloof tussen arm en rijk, tussen hoog- en laagopgeleid, tussen een Randstedelijke en provinciale mentaliteit, tussen wat nog maar kort geleden autochtonen en allochtonen werden genoemd.
Hoewel er genoeg mensen zijn die beweren dat ze de kloof willen verkleinen, komen ze zelden in opstand tegen politici en publieke figuren die de groepen met graagte karikaturiseren en tegen elkaar uitspelen. Begrijpelijk: nuance loont niet meer. Wordt overschreeuwd. Discussies aan talkshowtafels worden niet georganiseerd met de bedoeling partijen nader tot elkaar te brengen of, nog mooier, vanuit de wens dat men van elkaar kan leren en elkaar misschien zelfs kan gaan vinden in een nieuw, gemeenschappelijk doel; wat telt is de rellerigheid.
Stellingen worden steeds steviger betrokken, steken onder water zijn toegestaan, want de twitterende achterban moet na afloop kunnen geloven dat de retoriek van de tegenstander is ontmanteld en verslagen. Dat er winst is geboekt. Alsof het om een voetbalwedstrijd gaat.
Gelukkig is er een groeiende groep mensen die de truc doorheeft. En weet: in dezelfde tijd dat ik al deze gesprekken volg, kan ik me ook zelf engageren met thema’s als mensenrechten, het milieu, dierenwelzijn, armoede of discriminatie.
En het is precies daar, waar ikzelf een steeds grotere kloof ontwaar. Die niet samenvalt met één van de genoemde kloven. Het is een kloof tussen de denkers en de doeners. Die groepen lijken steeds verder uit elkaar te drijven. Ik ken mensen in beide groepen – en ze kennen elkaar niet of nauwelijks. Bij debatavonden kom ik vaak dezelfde, weldenkende types tegen: ze zijn verzot op analyses van het huidige tijdsgewricht, liefst vergezeld van hoopgevende perspectieven. Ze zijn geïnformeerd, belezen, ze ondertekenen petities, geven aan goede doelen, consumeren bewust en nodigen met Kerstmis een groep vluchtelingen uit – en toch hebben ze nog steeds geen idee hoe het is om wakker te liggen van de extra kosten voor een schoolreisje, of oud en eenzaam thuis te zitten, of overstelpt te worden door overheidsformulieren terwijl je de taal amper kent en net hebt vernomen dat je dorp in Syrië opnieuw is gebombardeerd.
Ze bezinnen zich, maar zonder ooit te beginnen. De alledaagse realiteit aan de andere kant van welke kloof dan ook blijft hierdoor onbekend. Daarnaast ken ik vrijwilligers die zó diep betrokken raken, dat ze zichzelf geen ontspanning en bezinning meer gunnen, en interen op hun inkomen, zonder klagen: ‘Want mijn leven is er zoveel warmer en rijker op geworden.’ Onlangs sprak ik zo’n oudere dame. Vrijwilligster in een AZC, maar zo bevriend geraakt met vluchtelingen, dat ze nu het hele land doorreist, per trein, om alle nieuwe vrienden te bezoeken. Stralend liet ze me de foto’s zien van een jongeman die na de moeizame hereniging met zijn vrouw, waarvoor zij haar best had gedaan, vader was geworden van een schattig meisje. ‘Het maakte dat ik gauw weer het ziekenhuis uit kon. En morgen ga ik eindelijk op kraamvisite.’ Waarom had ze in het ziekenhuis gelegen? Het was een hartinfarct geweest. ‘Niet erg hoor, maar ik neem de zorgen soms toch mee naar bed…’.
Je ziet en hoort dergelijke mensen weinig: ze zijn liever bezig. En willen het volhouden, juist omdat anderen na een paar frustrerende ervaringen zijn afgehaakt. Er is nog zoveel te doen.
Wat zou het goed zijn, voor al die te dichten kloven, als eerst eens de kloof tussen denkers en doeners wordt overbrugd. Om te beginnen in ons gespleten zelf. Het is niet of/of, maar van allebei wat. Als ademhalen. Ora et labora was zo gek nog niet.