Vreten of gevreten worden?

Bijbelschets n.a.v. Galaten 5:15

De toon van het (wereldwijde) politieke debat lijkt steeds agressiever te worden. We zien, in woord en in beeld, veel imponeergedrag: ‘Wie zit boven op de apenrots?’ De aanval is daartoe de beste verdediging. Wil je wat bereiken dan moet je hoog inzetten. Of dit ‘spel’ exclusief door mannen gespeeld wordt, zal moeten blijken op het moment dat meer vrouwen op topposities zitten. Vooralsnog zien we uitsluitend machtige mannen bezig met dit spel. We leven in een wereld waarin geldt: ‘Vreten of gevreten worden’. Winnen of verliezen. Zo is de mens, toch? Wie daar niet mee rekent, maakt een grote vergissing. Wie visioenen heeft, doet er goed aan naar de psychiater te gaan en die visioenen niet na te jagen. Daar komt alleen maar narigheid van. Niet voor niets werden sommige idealisten die geen rekening hielden met de aard van de mens, van de weeromstuit zelf meedogenloze fanatici.

Is dit cynisch gepraat of gezonde nuchterheid? Of allebei? In de mindset van onze tijdgenoten waarschijnlijk allebei. Ik vermoed dat velen van hen intuïtief uitgaan van een soort ‘hobbesiaanse’ mensvisie, maar dan ingebed in een ‘nietzscheaanse’ nihilistische visie op de werkelijkheid. De redenering is dan ongeveer als volgt:

Uitgangspunt is dat de mens van nature gericht is op eigenbelang, en in het verlengde daarvan op het belang van de groep (de verwanten, de familie of clan, ‘ons soort mensen’, ‘de Nederlander’). Dit eigenbelang noodzaakt natuurlijk tot het aangaan van verbanden, de zogeheten sociale contracten. Het is daarbij een kwestie van gezond verstand om verantwoordelijkheden bij afspraak te delegeren. Zo voorkomen we een oorlog van allen tegen allen, en bevorderen wij vredig samenleven.

De onderliggende mensvisie in dit denken in de lijn van Hobbes is nuchter en realistisch. De mens is geen lieverdje. Zeker niet op het moment dat het erop aankomt. Het is al meer dan twintig jaar geleden dat de (niet-gelovige) VVD-leider Bolkestein met instemming de Heidelbergse Catechismus citeerde – mogelijk onbewust, maar dat denk ik niet – dat ‘de mens van nature geneigd is tot alle kwaad’. Daarmee stond Bolkestein in de lijn van Hobbes, Locke, Mill; de grondleggers van het liberale denken over mens, samenleving en staat.

Dit denken over de staat en over het sociaal contract als vormgeving voor vredig samenleven binnen de staat, waarbij burgers veel verantwoordelijkheden – zo mogelijk langs democratische weg – overdragen aan machthebbers, heeft ons veel goeds gebracht. Dat wij bij een conflict elkaar niet meer de hersens inslaan, en dat aanhangers van verschillende religies samenleven en daartoe afspraken maken – we kunnen er niet dankbaar genoeg voor zijn. En nuchter. Zo u wilt: waakzaam en nuchter.  

De rapen zijn gaar
Maar wat gebeurt er wanneer deze ‘hobbesiaanse’ visie op de mens een verbinding aangaat met, of beter gezegd: doordrenkt wordt van een ‘nietzscheaanse’ nihilistische kijk op de werkelijkheid en de geschiedenis? Wat gebeurt er wanneer er geen sprake (meer) is van een bezield verband dat, of een ‘religie’ die een appel doet op mensen? Een appel dat in potentie het eigenbelang of groepsbelang relativeert en/of overstijgt? Wat gebeurt er wanneer in een reuzenzwaai van de geschiedenis God en daarmee de horizon van onze menselijke geschiedenis uitgewist zijn? Wanneer de vraag naar ‘zingeving’ niet meer gesteld hoeft te worden, omdat er geen zin is? Wanneer er alleen macht is en alleen macht telt? Wat gebeurt er wanneer de nuchtere waarneming van Hobbes ten aanzien van de menselijke natuur een verbinding aangaat met een evolutionistisch-nietzscheaans nihilisme? Dan zijn de rapen gaar. Dan wordt het ‘vreten of gevreten worden’. Tenminste – op het moment dat het erop aankomt. En dat moment is nooit ver weg.

Dat laatste waren we ons lange tijd niet zo bewust. Economische vooruitgang (lees: de jaren vijftig en verder) en politieke duidelijkheid (lees: het Oost-West-machtsevenwicht) gaven ruimte aan een maatschappelijk en cultureel mega-experiment, dat ‘de jaren zestig’ heet. Autonomie, individuele vrijheid, (seksuele) emancipatie, emancipatie van vrouwen, van homoseksuelen, et cetera. We plukten er de vruchten van. Seculariserend Nederland deed (en doet) dat met grote gretigheid. Orthodox-christelijk Nederland volgde schoorvoetend en met veel mitsen en maren.Keuzevrijheid blijkt in de wereld van Google en Amazon zeer betrekkelijk

De economische welvaart van de jaren negentig betekende voor dit alles een enorme groeispurt. Het kon niet op. Het moment waar ‘het erop aankomt’, leek verder weg dan ooit, maar bleek dichterbij dan gedacht. De wereldorde is veel instabieler dan in 1989 vermoed; de persoonlijke (keuze-)vrijheid en autonomie blijken in de wereld van Google en Amazon zeer betrekkelijk; het neoliberale  groeimodel en de daarmee gegarandeerde welvaart stuiten op keiharde ecologische en sociale grenzen; immigranten verstoren met hun religieuze en culturele eigenaardigheden onze seculiere aangename rust.

Het zijn ineens niet maar een paar orthodox-christelijke zwartkijkers die het hebben over ‘ideologische leegte’ en ‘apocalyptische tijden’. Dat zijn we van hen gewend. En alles went. Maar wie deze zomer op een snikhete zondag na de kerkdienst een discussie volgde van het Filosofisch Kwintet (vijf serieuze mannen en vrouwen onder leiding van Clairy Polak in gesprek over de grote vragen van onze tijd – migratie, ecologische crisis, toenemende tweedelingen) kon zomaar dezelfde uitspraken horen. Over ideologische leegte, over een noodzakelijke herbezinning op de waarden van de Verlichting: vrijheid, gelijkheid en broederschap.

En wie goed luistert, merkt nóg iets. Geregeld klinkt de vertwijfelde vraag of die waarden nog hun verbindende kracht zullen blijken te hebben. En: koestert de politieke en culturele elite – een woord dat ook weer gebruikt mag worden, zij het met enige gêne – die waarden nog en laat zij zich daardoor leiden? En zullen onze democratieën vervolgens sterk genoeg blijken om dit soort politieke leiders te kiezen, die hun verlichte rug ook in moeilijke tijden rechten? Zullen zij ook op momenten dat het erop aankomt, in staat zijn en in staat gesteld worden lastige keuzen te maken en af te dwingen? En: zal ‘het volk’ nog zulke leiders begeren?

Spanningsveld
Toen we in de recente zomerse droogteperiode collectief merkten dat die momenten dat ‘het erop aankomt’ inderdaad nooit ver weg, maar misschien wel akelig dichtbij zijn, werd geregeld aan medeburgers de vraag gesteld over ‘minder of helemaal geen vakantie-vliegreizen’. De antwoorden stemden niet onverdeeld optimistisch. En wie bij zichzelf te rade ging, schrok misschien ook wel van eigen onwil om een gekoesterde levensstijl te veranderen, nu de aarde, de natuur terugslaat. Op zulke momenten ligt die menselijke grondhouding van ‘vreten of gevreten worden’ nooit ver van ons.

Godzijdank is er dan de rechtstaat, is er het sociaal contract in allerlei gestalten, is er de gedelegeerde macht ‘ten goede’ van de goeden en ‘ter bestraffing’ van de kwaaddoeners. Maar het sociaal contract houdt het niet zonder een onderliggend bezield verband, constateert het Filosofisch Kwintet impliciet en expliciet. Voor de filosofen van de Verlichting was dat verband het christelijk geloof, in meer of minder deïstische gestalte. Soms – zoals volgens interpreten ook bij Hobbes, maar dat blijft een discussiepunt – in een gespannen maar volgehouden verbinding van streng wetenschappelijk/wijsgerig atheïsme en geleefd geloof in Gods openbaring in Jezus Christus. Een spanningsveld overigens dat ook ons, nadenkende gelovigen anno 2018,  niet vreemd is.

Echter – wat als het sociaal contract te lang in de lucht hangt, niet ingebed is in een bezield verband? Dat is onze situatie, of wij nu christen zijn of seculier, of nieuwkomer – migranten: christen of moslim – in een democratische samenleving. Wij staan allen voor dezelfde vraag naar het bezield verband onder de waarden van vrijheid, gelijkheid en broederschap.Het gaat om een bescheiden en besliste helderheid

Dat en niets anders is de boodschap van de christen en van de kerk in dit verband. De waarden van vrijheid, gelijkheid en broederschap moeten opnieuw gedoopt worden. Anders houden ze het niet. En de dragers van die waarden worden uitgenodigd om de verbinding aan te gaan met de wortel van die waarden, het fundament, de bron. Om op zijn minst het socratisch gesprek daarover aan te gaan. (Hier en daar zien wij signalen dat die noodzaak ook in seculiere kringen gevoeld wordt. Men leze het recente boek van Yvonne Zonderop, Ongelofelijk. Over de verrassende comeback van religie.)
Niet minder dan dit is de inbreng van de christen en van de kerk in het debat over de toekomst van onze samenleving. Frank en vrij.

We bedoelen hiermee niet de drie kernwaarden van de Verlichting – vrijheid, gelijkheid en broederschap – christelijk te annexeren. We zijn ons te zeer bewust – en zo niet, dan houden seculiere tijdgenoten ons wel bij de les – hoe het vaak gelovigen in de marge waren, of mensen in een kritische verhouding tot de kerk en de theologie, die deze waarden op waarde wisten te schatten in allerlei emancipatieprocessen. Er is geen enkele reden tot christelijke of kerkelijke pretenties.

Waar het hier wel om gaat is een bescheiden en besliste helderheid.

Het ontbreekt veel opinieleiders in onze tijd aan het historische besef, dat deze waarden geboren werden in een christelijke context, en ook alleen daar geboren konden worden. De kernwaarden van de Verlichting  zijn in wezen resultaten van een historisch proces van internalisering van kernbegrippen uit een brief als die van Paulus aan de Galaten.

Het spoor van de Geest
Er is gegronde reden tot een vrijmoedige en sterke overtuiging dat er in de geschiedenis een spoor getrokken wordt. Het ontrolt zich voor hen die er in geloof op koersen. Het spoor van de Geest, noemt de apostel het. Het is geen spoor dat je kunt intekenen, vastleggen, of achter de hand kunt houden als een mogelijkheid. Het is er voor wie erin gelooft.  Dat spoor van de Geest heet: liefde, agapè.

Tegenover het ‘elkaar eten en door elkaar gegeten worden’, stelt de apostel de liefde als de vervulling van de Thora. Elkaar eten en door elkaar gegeten worden, is een levenswijze die wij herkennen in de werken van het vlees, zoals Paulus die opsomt. Ontucht, bandeloosheid, haat, ruzie, jaloezie, toorn, hebzucht, splijtzucht, dronkenschap, vreetpartijen – in al die praktijken gaat het om een vorm van leven alsof de ander er niet is, er niet toe doet, of object is voor eigen gerief. In de biografie van veel mannen die zich naar boven gevochten hebben op de apenrots herkennen we wel een en ander uit die lijst van de apostel.

De vrucht van de Geest – liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing – schept een levensvorm waarin de ander voluit in beeld is: als tegenover (liefde), als metgezel (vreugde), als tegenstander of zelfs vijand (vrede), als behoeftige (geduld, goedheid), als iemand die je laat voorgaan (zelfbeheersing), of van wiens zijde ik for better or worse niet wijk (trouw). Hoe dan ook – de ander is hij of zij met wie ik mij verbonden weet en met wie ik mij daarom verbind. Zo leven is een opperste vorm van vrijheid: de vrijheid waarmee Christus ons heeft vrijgemaakt (Gal 5:1,13). Het is een denken dat uitstijgt boven rechten en plichten, boven ‘de wet’, boven het contract. Het schept een vorm van mens-zijn die boven het realisme van Hobbes en van Bolkestein uitgaat.

Deze levensvorm van de liefde-in-vrijheid laat zich niet zomaar vertalen, laat staan stollen in een politiek partijprogramma, of in een uitgewerkte ethiek. Het is eigenlijk ook niet allereerst een morele keuze. Het is een vorm van mens-zijn die grote dingen teweegbrengt, teweegbrengen kan. Deze mens onderhoudt de Thora met de daarin beoogde verbindingen en sociale contracten. Hij of zij heeft de rechtstaat lief, en houdt zich aan haar wetten. Er is niets tegen de oppassende burger. Integendeel. Maar op beslissende momenten is hij in staat tot ongewone keuzen, en doorbreekt hij grenzen, die door mensen, maar ook door interpretaties en gewoonten zijn gemaakt. ‘Onder die wet zijn wij niet meer’, aldus de apostel. Wie leeft in het voetspoor van de Geest, is in staat tot ‘meer dan het gewone’, aldus Jezus zelf in de Bergrede (Matth. 5:47). Het is het leven waartegen de Wet niet is, aldus Paulus. Zo leven is juist haar vervulling, de volledige invulling van wat God met de Thora beoogt. In die overtuiging ging Jezus op allerlei momenten zeer vrij om met de regels.Jezus ging zeer vrij om met de regels

In dat spoor van de Geest gaan, dat werkt. Ik kan er echt iets mee. De tekst is een aanbod en een uitnodiging om hierin te geloven. Om te zaaien op de akker van de Geest (Gal 6:7vv), en te besluiten goed te blijven doen aan alle mensen, ook als het economisch niets oplevert. Zo mens-zijn, dat zal zonder omkeer niet gaan. En zonder omkeer komt het met mens en wereld niet goed. Maar wel met machtige mannen en vrouwen die geleerd hebben om van de apenrots af te dalen, omwille van die ander-in-nood. Dat vraagt een spirituele kracht die er niet om liegt. Dat soort machthebbers maakt het verschil. Zij doen meer dan het gewone.

Verkeerde vraag
Is dat voorbehouden aan mannen en vrouwen die in God geloven, en Christus belijden? Verkeerde vraag die altijd leidt tot een verkeerd antwoord. De voorbeelden van mensen als Mandela, Gandhi, en uw ontzettend fijne buren die moslim zijn of whatever doorkruisen alle onheilige competitie of gelijkhebberij. Voor dat gevecht om wie ‘boven op de morele apenrots’ zit, zijn de vragen van het Filosofisch Kwintet te serieus, en het zijn ons aller vragen.

De christen hoeft zich niet te schamen voor wat hij heeft door te geven en moet dat zeker doen en met verve. Kerk en christelijk geloof hebben wat te melden als het gaat om ‘drinken uit de bron’. En tegen onze seculiere tijdgenoten kunnen zij in alle vrijmoedigheid zeggen: kom nog eens langs, drink uit de bronnen die eens onze gezamenlijke bronnen waren. Mogelijk herken je de smaak. In elk geval: welkom!

Dr. H. de Leede is emeritus predikant van de PKN, en was tot 2015 als universitair docent praktische theologie betrokken bij opleiding en nascholing van predikanten. Hij maakt deel uit van de redactie van Wapenveld.