Alles meehebben en toch alles tegen
Het verhaal van Simson is eigenlijk één lange teleurstelling. Maar weinig leiders hebben zóveel meegekregen aan capaciteiten als deze man. Maar Simson bakt er maar bar weinig van. Als hij al doet wat er van hem verwacht wordt, dan doet hij het bijna per ongeluk, tussendoor, omdat de Filistijnen hem gekwetst hebben. Hij denkt feitelijk altijd aan zichzelf. En daarin is hij helemaal een kind van zijn tijd. Een tijd die parallellen vertoont met de onze.
Eigenlijk zie je alles in het Bijbelboek Rechters (Richteren), binnen enkele generaties, hard achteruit hollen. Er zit geen enkele vooruitgang in. De Israëlieten zijn in het beloofde land aangekomen. Maar daar gaan ze helemaal hun eigen gang. Er is geen koning – en al snel hangt alles in het land als los zand aan elkaar. Iedereen doet waar hij zin in heeft en trekt zich niks van een ander aan. Van ‘een gemeenschappelijk huis’ is domweg geen sprake.
En dan zijn daar de roofzuchtige volkeren, die veel sterker zijn dan zo’n zwak egoïstisch volkje. Her en der duiken ze op, nu eens hier, dan weer daar. Tien, twintig, veertig jaar achter elkaar. En dan roepen de Israëlieten weer tot God, en dan stuurt Hij een leider, Gideon, Deborah, iemand die ‘recht verschaft’, die de vijanden eruit werkt, en die ervoor zorgt dat het een poosje goed gaat – tien, twintig jaar misschien.
Maar dan overlijdt zo’n ‘richter’ weer, en dan gaat het allemaal al snel weer mis. En steeds wordt het erger. Steeds meer raakt het volk ontwricht. Steeds verder raakt het van God af. En bij Simson, de laatste richter, zitten we zo’n beetje op het dieptepunt. Iedereen doet waar-ie maar zin in heeft (17:6). De Filistijnen komen, de vijand die we tot aan koning David geregeld tegen gaan komen. Veertig jaar worden de Israëlieten onderdrukt. Maar ze zijn nu zo ver heen, dat ze zelfs niet meer tot hun God roepen. Dat hebben ze helemaal verleerd. God is voor hen niet interessanter dan de goden. Ze laten het allemaal bijna apathisch over zich heen komen. Als het aan het volk ligt, wordt het nooit meer wat met Israël.
Afgezonderd voor de gemeenschap
Ongevraagd gaat Israëls God nu aan het werk. Voor dat gemeenschappelijk huis. Hij begint bij ‘Manoach en zijn vrouw’. Mensen die wisten dat ze eraan moesten wennen dat er in hun huis nooit een kind zou wonen. Zij zullen de vader en moeder worden van het nieuwe begin. Zodat het helemaal duidelijk is, wie hier de initiatieven neemt. En al vóór zijn geboorte wordt tegen de moeder van de nieuwe richter gezegd: jouw zoon zal vanaf het begin aan God zijn gewijd. Daarom mag je zijn haar niet afscheren. En jij mag ook geen wijn drinken of iets wat met wijn te maken heeft, of iets onreins eten: al van vóór zijn geboorte moet de jongen volledig gewijd zijn aan zijn God en aan zijn taak.
Nazireeërs. Individuen die al hun tijd inzetten voor een taak die God hun gegeven had, en daarbij hun haar niet afschoren en geen sterke drank dronken. ‘Afgezonderden’, voor een bepaalde periode. Nog in de tijd van de apostelen lees je erover. Bijvoorbeeld Paulus liet zijn hoofd kaalscheren, om het haar vervolgens te laten groeien, totdat hij zijn belofte had vervuld (Handelingen 18:18, 21:23-26, zie Numeri 6:13,18). Of denk aan Johannes de Doper. Ook al zo’n woest figuur – maar wijn of sterke drank dronk hij niet. Een soort nazireeërs. Hun haren waren het teken van hun belofte. Maar ook van Geestkracht: haar, dat maar groeit en groeit, van binnenuit, lijkt het wel.
En bij Simson ging het nog intenser dan bij andere nazireeërs. Hij is al vanaf zijn geboorte een nazireeër. Hij is er de man niet naar om op latere leeftijd een gelofte te doen; maar God doet de belofte: al vanaf het begin zal Ik met deze man bezig zijn. Hij zal een begin maken met de bevrijding van Israël.
Alles mee
Maar erg hoopgevend zijn de eerste tekenen niet. Als het jongetje geboren wordt, noemt zijn moeder hem Shimshón, naar ‘shèmèsh’, de zon – de zonnegod! ‘Zonnekind’, ‘Kleine zon’. Als Simson voor het eerst door een heel andere Geest wordt overvallen dan door de kracht van de zon, dan weet hij waarschijnlijk niet goed wat er met hem gebeurt. Zoveel hadden zijn ouders hem er niet over verteld. Want wat kun je vertellen als je zelf bijna niks weet, als het gemeenschappelijk huis waarin je de te delen verhalen hoort nagenoeg is ingestort!
Simson groeit voorspoedig op, en als hij zo’n beetje volwassen is, en rondzwerft in de binnenlanden, dan begint de Geest van de heer hem aan te drijven, hem tot daden aan te zetten. Onrust. Er is iets waardoor hij niet meer helemaal zichzelf is, hij stijgt boven zichzelf uit, met een verbijsterende kracht. Een soort extase misschien. Maar of hij zelf in de gaten heeft wat er aan de gang is? En wat de bedoeling is?
In plaats van zijn krachten in te zetten voor het gemeenschappelijke huis, blijft hij in de mallen van zijn tijd hangen. Hij doet wat goed is in z’n eigen ogen. Voor zichzelf. In plaats van een vurig leider van Israël te worden, en het volk te bevrijden, zit hij vooral achter vrouwen aan.
En als het dan uiteindelijk afgelopen is met Simson, als hij is omgekomen en begraven, dan wordt het helemaal een puinhoop in Israël. Simson is de laatste van de richters. Eigenlijk stelt het al niet zoveel meer voor, wat hij bereikt heeft. En als je vervolgens de laatste hoofdstukken van dit Bijbelboek leest, rijzen de haren je te berge.De krachtpatser blijkt niet meer dan een al te zwakke strohalm
Dan hebben ze in Israël zelfs geen Filistijnen meer nodig om er een dodelijke chaos van te maken. Een van de diepste dieptepunten van de Bijbel. Het laatste vers van het Bijbelboek (21:25) zegt genoeg: ‘In die tijd was er geen koning in Israël; iedereen deed wat in zijn eigen ogen goed was.’
Simson, de nazireeër, de krachtpatser, het laatste sprankje hoop – blijkt niet meer dan een al te zwakke strohalm. Want wat kan deze superindividualist, deze zon-in-zichzelf, uiteindelijk meer zijn dan dat…
Ik zal niet zeggen dat Izaäk en Jakob en Samuël en Johannes de Doper, mensen met een soortgelijke wonderlijke start, nooit fouten hebben gemaakt. Ze hadden er allemaal weleens moeite mee om dat te doen waar God ze voor bestemd had. Maar Simson spant de kroon. Van al deze mannen had hij zo op het eerste gezicht het allermeeste mee. Vooral die kracht van hem, die was niet meer van de mensen. En dat Gods Geest zo dicht bij hem komt – je zou het er bijna benauwd van krijgen. God heeft er heel veel ingestopt, in Simson. Maar het komt er niet uit. Alles had hij mee, behalve zijn tijd. Maar wie heeft dat wel?
Onrust
Zoveel meehebben en dan toch zo in je tijd blijven steken. Het maakt me onrustig.
Onze tijd is echt een andere tijd dan de oertijd waarin Simson leefde – maar de overeenkomsten zijn wel heel opvallend. Om een gemeenschappelijk huis als vertrekpunt van je handelen te nemen, als de horizon om de betekenis van je leven tegen te verstaan – dat staat misschien nog wel verder van ons af dan van de Israëlieten daar en toen. Er is niks nieuws onder de zon. En dan biedt het verhaal van Simson weinig hoop.
En toch, zeggen we in de kerk, is er wel echt iets veranderd. Na Simson volgt een andere tijd, met Samuël, en Saul, en David. Dan komt er langzaam weer structuur in. En gemeenschappelijkheid. En er komen nieuwe dieptepunten en ook weer hoogtepunten. Het kán dus wel en het zál misschien ook wel… En tenslotte is daar de Zoon van Israël die ook weer nazireeër genoemd wordt (Mattheüs 2:23). De Geest greep Hem aan en jaagde Hem op (4:1). Ook Hij deed een gelofte. ‘Ik zal geen wijn meer drinken – totdat Ik nieuwe wijn zal drinken, met jullie, in het koninkrijk van mijn Vader (26:29).’ Hij had alles tegen en toch zette Hij zich zo volledig in voor dat gemeenschappelijke huis, dat het niet meer in kán storten.
De mensen lijken niet erg veranderd. Het verschil zit in wat deze nazireeër bewerkte. Dat betekent: we hebben alles mee. Of zit de tijd ook ons toch al te zeer tegen? Hoe groot is tegenwoordig het gevaar zonnekind te (willen) zijn in plaats van nazireeër? Ik word er onrustig van. Ik zal niet zeggen dat dit gevaar in de kerk niet bestaat.
Prof. dr. E. van ’t Slot is Wapenveld-redacteur. Hij is bijzonder hoogleraar vanwege de Confessionele Vereniging aan de Rijksuniversiteit Groningen en als docent en onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Beroepsvorming en Spiritualiteit van de Protestantse Theologische Universiteit.