Je leven afstemmen op Gods frequentie

Herwaardering van monastieke spiritualiteit

Kloosters en monastieke leefgemeenschappen verheugen zich in een grote belangstelling. Franciscanen, dominicanen, benedictijnen krijgen weer voor het eerst in jaren nieuwe aanwas, ‘novicen’. Gastenverblijven zijn volgeboekt en er worden steeds meer liturgische vieringen in kloosterkerken bijgewoond. Wat is er eigenlijk aan de hand?

De toenemende belangstelling voor het monastieke leven vertaalt zich onder meer in de groeiende populariteit van het blad Klooster! Hoofdredacteur Leo Fijen spreekt van een wending: 25 jaar geleden stonden kloosterlingen die uittraden centraal; ruim een kwart eeuw later vertellen jonge mensen waarom zij willen intreden. Hij is geraakt door het nieuwe begin. ‘Het is nog te vroeg om te spreken van een nieuwe lente. Maar een groene twijg is het wel.’

Je kunt je afvragen: wat hebben protestanten met kloostergemeenschappen? De protestantse belangstelling voor kloosterleven en monastieke spiritualiteit is volgens de protestantse predikant Kick Bras nooit weggeweest, maar speelde zich af buiten de hoofdstromen van kerk en theologie. In de hedendaagse monastieke spiritualiteit gaat het volgens hem om een gemeenschappelijk commitment, met als doel dat men zich de boodschap van Jezus innerlijk eigen maakt door gebed en meditatie, en in een leven van naastenliefde en gerechtigheid handen en voeten geeft.

Oude vaste patronen van Bijbellezen en gebed zijn verregaand weggesleten. De omgang met God wordt steeds minder beoefend. Hier ligt volgens hem een enorme uitdaging voor de kerk en de christen. In Het boek Kloostermensen van Fijen en Thomas Quartier laten 23 abten/abdissen, provinciaals, priorinnen en nieuwkomers zich in hun hart kijken over de eerste stap om in te treden en over de levensweg daarna. In een toelichting op het boek stelt Quartier dat het aantreden van een nieuwe kloostergeneratie te maken heeft met een nieuw charisma. Haar charisma verbindt contemplatie, beschouwing, met het verlangen naar een betere wereld. De nieuwelingen ademen een diep verlangen naar een levensvorm, een eenheid in tijden van verbrokkeling. Mensen kiezen in deze tijd van ontkerkelijking weer voor een levensweg die op God gericht is. Kloosters zijn scholen van spiritualiteit.

Volmaakte weg?
Lange tijd werd het klooster gezien als een plek waar het volmaakte leven te vinden was, een weg tot de zaligheid die meer zekerheid bood dan een ‘gewone’ christen ooit kon bereiken. Door een bijzondere heiligheid kon men zich van rechtstreekse toegang tot de zaligheid verzekeren. Luther stelde het kloosterleven onder felle kritiek. Het middel was volgens hem erger dan de kwaal: hij raakte in de kloostercel steeds meer het spoor van God bijster. In de Augsburgse Confessie wordt daarom gewaarschuwd tegen een manier van leven die ingesteld is op het verwerven van genade en rechtvaardigheid. De christelijke volmaaktheid ligt niet in de ontvluchting van de wereld, maar om juist ín die wereld naar Gods geboden te leven.

Die waarschuwing was niet overbodig als hij Thomas à Kempis had gelezen. Deze windt er in een opnieuw uitgegeven boekje, waarin hij aan novicen het kloosterleven aanprijst, geen doekjes om: het is de veiligste weg naar God. Maar, zo waarschuwt hij: ‘Het zijn werkelijk slechts zeer weinigen die de volmaaktheid bereiken.’

Hij roept openlijk op om de wereld te verachten, met als uiteindelijk doel het ‘verdienen’ van de eeuwige zaligheid. Het is zelfs zaliger voor de mens om ver weg onschuldig te leven en alléén (!) gered te worden, dan zich in  de wereld te begeven, zelfs onder de schijn van vroomheid met de wens om hen te bekeren. Tracht daarom geen vriendschap te sluiten met buitenstaanders. ‘Waardeer de redding van anderen, maar pas op voor het gevaar voor jezelf.’

Thomas à Kempis moest daarom weinig van hebben van de tussenpositie tussen klooster en wereld, zoals die gestalte kreeg in de Moderne Devotie. Een bundel onder redactie van Anna Dlabacova laat zien hoe een aan God gewijd leven mogelijk is zonder zich af te sluiten voor de wereld. Moderne Devotie wil letterlijk zeggen: toewijding aan onze tijd. Het eenvoudige, sobere en religieus verinnerlijkte leven dat stichter Geert Grote bepleitte, bood een alternatieve levensweg die zich afzette tegen uiterlijk vertoon, eerzucht en egoïsme. Het eerste Meester-Geertshuis had een bijzondere status ‘tussen klooster en wereld’. De Broeders van het Gemene Leven hielden zich afzijdig van het wereldlijke leven, maar bleven wel midden in de steden wonen. Ze openden op zon- en feestdagen hun huis voor scholieren en geïnteresseerde leken die religieus onderwijs wilde volgen.

Geen gevangenis
De term ‘monastiek’ is afgeleid van het Griekse monachos dat ‘eenzaam’ en monos dat ‘alleen’ betekent. Vanaf de derde eeuw trokken illustere karakters als Antonius de Grote de Egyptische woestijn in op zoek naar spirituele ontwikkeling, wijsheid en inspiratie. Mattias Rouw maakte er een magazine van dat de titel meekreeg Woestijnvaders onderweg. Inspiratie voor nu. Het nummer bevat veel wijsheden die nog gelden voor deze tijd. Vader Nisteros zei: ‘Begin met luisteren. Stop de drang om te praten en jezelf te profileren.’ Niet oordelen is een veelvoorkomend monnikenthema. Geldt dat niet nog steeds? Het volgen van regels ervoeren de woestijnvaders niet als gevangenis, maar juist als het uitoefenen van vrijheid, vrijheid om hun leven op God te richten.

De term ‘monastieke theologie’ als zodanig komt van de benedictijn Dom Jean Leclercq (1911-1993). Hij doelde op een manier van theologie bedrijven door middel van een contemplatieve lezing van de Schrift en van de kerkvaders. Monastieke theologie stond tegenover scholastieke theologie. Leclercq neemt als voorbeeld Bernardus van Clairveaux. ‘Zijn leermethode was zijn leesmethode: zich laten onderdompelen in de transformerende kracht van Gods dat dagelijks gehoord, bezongen en gecontempleerd wordt in de kerk en in het eigen hart.’Bonhoeffer voerde een pleidooi voor een regelmatige meditatie

Een bekend voorbeeld van een spirituele orde is die van de Cisterciënzers, ontstaan als protest tegen de verwereldlijking van het kloosterwezen van Cluny. Zij verlieten in 1098 het benedictijnerklooster van Molesme en stichtten in het woud van Citeaux een bescheiden kloostertje, dat een tegenbeweging moest zijn, weg van de feodale wereld vol macht, hebzucht en ambitie, zo lezen we in het boek van Aerden. Monniken zijn de ingewanden van de kerk die het bloed zuiveren en voeden dat door alle organen stroomt. Citeaux wilde de clerus hervormen en was de stoot naar een monastiek réveil van de elfde en twaalfde eeuw. De stichters van Citeaux kozen voor een leven van handenarbeid en nederig dienstbetoon, met veel tijd voor een waarachtig contemplatief leven.

De monastieke spiritualiteit komt ook duidelijk tot uiting in het leven en werk van Dietrich Bonhoeffer. Kick Bras laat in zijn boek over de spiritualiteit van Bonhoeffer zien hoe diens toewending tot de wereld geworteld is in de spirituele omgang met God. Daarbij horen gebed en meditatie. Bonhoeffer heeft als een van de eersten binnen de protestanten een pleidooi gevoerd voor regelmatige meditatie. In Finkenwalde stichtte hij een van de eerste protestantse monastieke gemeenschappen in Europa. Kenmerkend waren een gedisciplineerde dagorde waarin de Bijbel, gebed, onderlinge vermaning en tucht (biecht) centraal stonden.

Heilige woede
Monniken maakten vaak deel uit van een protestbeweging tegen een verwereldlijkte kerk. Het eenzame protest van wat ik even de ‘nieuwe spirituelen’, noem, is gebleven. Maar eenzaamheid betekent niet dat je je isoleert van de wereld. Een van de prominente vertegenwoordigers van het monastieke leven is tegenwoordig Thomas Quartier, monnik van de Willibrordsabdij in Doetinchem. Hij is directeur van het Benedictijns Centrum voor Liturgische Studies aan de Radboud Universiteit Nijmegen en hoogleraar voor Monastieke Spiritualiteit aan de KU Leuven.

Quartier komt uit een maatschappijkritisch milieu, was ooit een rebels figuur, vol idealisme om de wereld te verbeteren – zo typeert hij zichzelf in Heilige woede. Hij laat daarin zien hoe zijn maatschappelijke radicaliteit zich nu via het klooster een uitweg heeft gevonden. Het gaat erom het eigen leven vanaf de wortel (radix) consequent gestalte te geven. Zijn ongenoegen kreeg een ‘heilig’ karakter. Quartier formuleert zijn woede tegenover een schijnwerkelijkheid die een menswaardig leven dat openstaat voor God onmogelijk dreigt te maken. Radicaal monnik-zijn betekent voor hem in de eerste plaats een deemoedig en nederig leven, een temmen van de wilde aandriften van je ego, en een zich voegen naar de gemeenschap. God staat in het middelpunt, niet jijzelf. ‘Gods wil is het enige wat telt’, aldus Quartier. Radicaliteit betekent ook dat je iets consequent doet.Geen spiritueel elitarisme dat zich afsluit voor de nood van de wereld

De roeping tot het klooster was een godsgeschenk, aldus Quartier. Tegenwoordig treedt men op latere leeftijd in, wat een soort tweede volwassenwording betekent. Monnik-zijn is een combinatie van innerlijke gedrevenheid en het zoeken van een vaste levensvorm. Liturgie is de kern van het kloosterleven. Zingen en in stilte verwijlen zijn universele menselijke behoeften. De strakke dagordening is niet alleen gebaseerd op praktische, maar ook op spirituele ervaring.

De benedictijner monnik Luigi Gioia laat in zijn boek Aangeraakt door God zien hoe contemplatief gebed en het lezen van de Schrift vanuit ons hart ons bestaan kan openen voor de aanwezigheid van God. Dorst en hunkering zijn zo essentieel voor ons geestelijk leven omdat we zijn geschapen naar Gods beeld. ‘Proberen tot ons eigen hart door te dringen, dat is de vitale onderneming van ons bestaan.’ Maar geen pseudo-mystiek of spiritueel elitarisme c.q. narcisme dat zich ‘quiëtistisch’ afsluit voor de nood in de wereld. Integendeel, contemplatief gebed dompelt ons onder in de realiteit, aldus Gioia.

Uit de biografie van de trappistenmonnik Thomas Merton (1915-1968) blijkt een leven in afzondering en eenzaamheid én het participeren in activiteiten in deze wereld, zoals het schrijven en houden van lezingen. Zijn The Seven Storey Mountain (1948) was een besteller met miljoenen exemplaren. Het boek behelsde één grote liefdesverklaring voor God. Merton ging voor een leven van geloof en  vrijwillige armoede, en dat tegenover de wereldse idealen van ‘behoorlijk eten, een goede baan, geld op de bank, een comfortabel huis en een actief seksleven’.

Positie kiezen
Toch liep hij ook aan tegen het leven buiten de bewoonde wereld. De eenzaamheid waartoe hij zich geroepen voelde, vereiste een diepe gemeenschap met anderen. Hij begon steeds meer contacten te leggen en in dialoog te gaan met mensen buiten het klooster. Het klooster is geen ontsnapping uit de wereld, schrijft hij. ‘Integendeel, in het klooster neem ik echt deel aan de strijd en het lijden van de wereld.’ Een leven leiden dat in de kern niet gericht is op geldingsdrang, een geweldloos leven van nederigheid en vrede, is op zich al positie kiezen.

Dat zegt ook Erik Galle in zijn boek over ‘monastieke accenten in het hedendaagse leven’. De monnik wil niet van de wereld weglopen, maar maakt zich van de omgeving los om er des te dieper mee verbonden te zijn. Als we een gezonde afstand inbouwen ten opzichte van de heersende cultuur, zetten we al een eerste en belangrijke monastieke stap. De kracht van de monastieke visie is dat we een levenscontext scheppen die zo prikkelvrij mogelijk is, tegen de onmetelijke druk van steeds bereikbaar zijn en altijd op iedereen reageren.

Monastiek leven kenmerkt zich door een vaste structuur, gericht op het innerlijk leven, gericht op God. De monnik zoekt God omdat hij door Hem wordt gezocht. De mens kan niet door zijn eigen inspanning monnik worden. Hij stemt zijn leven af op Gods frequentie, maar voelt ook dat hij dat moet doen met anderen. ‘Samen hoor je niet alleen meer, maar ook juister.’ Leven in gemeenschap is de ultieme waarachtigheidstest voor de monnik. De gerichtheid op God komt eerst en kleurt alle andere verhoudingen.Met name jongeren nemen de fakkel van het getijdengebed over

De bekende Oostenrijkse monnik Anselm Grün benadrukt in een briefwisseling met Leo Fijen de kansen van gemeenschappen in een steeds anoniemer wordende wereld. Zij kunnen mensen in eenzaamheid of in situaties van lijden en sterven met rituelen nabij zijn, met woorden van hoop, liefde en barmhartigheid. Is het niet toeval, stelt Leo Fijen, dat juist kloosterkerken steeds meer de rol van parochiekerken overnemen? Als we ergens mensen in hun hart kunnen raken, dan is het rond het laatste afscheid. ‘Blijkbaar beginnen mensen pas verticaal te denken wanneer hun dierbaren horizontaal gaan.’

Grün benadrukt de waarde van de stille tijd, letterlijk de tijd die stil staat en vervuld is, namelijk met de eeuwigheid. Daarom de vaste tijden van gemeenschappelijk gebed, zodat de tijd heilig wordt, onttrokken aan de wereld. Vandaar de noodzaak van een getijdengebed. Mees te Velde schreef er een prachtboekje over. Het getijdengebed is een eeuwenoud fenomeen van gestructureerd, ritmisch bidden, dag in dag uit. Te Velde ziet met name onder jongeren mensen opstaan die de fakkel van het getijdengebed overnemen en bezinning op de persoonlijke devotie ontwikkelen. Eigentijdse aansluiting bij de traditie van het getijdengebed is een mooie kans om in deze tijd de biddende omgang met God en met elkaar nieuwe gestalte en dynamiek te geven.

De nieuwe kloosterlingen zijn volgens Grün Godzoekers. Zij willen God ervaren als de gans Andere. Tegelijk staan ze midden in het leven. Maar ze zoeken daar wel de stilte, de gemeenschap met God. ‘De intrede van nieuwe religieuzen in het klooster lijkt een nieuwe lente aan te kondigen. Ze staan voor een nieuwe opleving in de kerk.’ Volgens Leo Fijen ligt de toekomst van de kerk in de aanwezigheid in de periferie van het leven. Misschien biedt de sluiting van een kerkgebouw wel kansen om het eigen geloof te herbronnen in gebedsgroepen of in andere kleine verbanden.

Charles van Leeuwen wijst in zijn inleidend essay op het prachtige fotoboek Monnikenleven (van de Sint-Adelbertabdij in Egmond) op het oude kloosteradagium dat Gods schepping niet voltooid is en dat het de taak van monniken is om eraan verder te werken. In de loop van de twintigste eeuw werd het werk eigentijdser en meer gericht op persoonlijke ontplooiing van monniken en duurzaamheid (het moest ook iets opleveren). De liturgie werd oecumenischer en gericht op het vieren, elke dag opnieuw. De monnik is de mens die ‘de kunst van het vieren’ verstaat.

Heilzaam tegenwicht
Monastieke spiritualiteit biedt een heilzaam tegenwicht in deze steeds hectischer wordende tijd waarin mensen psychisch en geestelijk opbranden bij gebrek aan concentratie, verstilling en rust. Niet alleen de sociale media maar ons gehele bestaan is gekomen in de ban van het vluchtige. Bezinnend lezen, geestelijk herkauwen van Gods diepe en eeuwige woorden, zeg maar de ouderwetse ‘verborgen omgang’ met God, we kunnen het niet ongestraft verwaarlozen. God trekt zich terug, wanneer wij ons niet laven aan zijn Bron. Wie niet geestelijk oplaadt, loopt onherroepelijk vast.

Het is natuurlijk de vraag of deze herbezinning op contemplatieve verstilling plaats moet vinden binnen de muren van het klooster. Uit onderzoek is gebleken dat herleving van monastieke spiritualiteit zich niet direct vertaalt in massale toetreding van novicen in kloosters. Deze stabiele vormen van gemeenschappen staan toch haaks op een wereld waarin flexibiliteit en zich niet vast willen verbinden de boventoon voeren.

Concentratie op het innerlijk werkt ook heilzaam uit naar onze omgeving. De tijd van geïsoleerde kloosters is voorbij, evenals de door Luther bekritiseerde verdienstelijkheid van het monnikenwezen. De moderne monniken verkeren onder ons, ze hebben zich zichtbaar gemaakt. Maar tegelijkertijd bewaren ze een innerlijke vrijheid ten opzichte van de wereld. Is dat niet het kern van het christelijk geloof? Ten diepste een vreemdeling en ‘hemelburger’, maar tegelijkertijd ploeterend met de voeten midden in de modder van de wereld. Zo kan heilige woede en diepe solidariteit zich verbinden met een radicale levensstijl die uitnodigend en verrijkend is. Voor mens én wereld.

Dr. K. van der Zwaag is kerk- en religiejournalist bij het Reformatorisch Dagblad en hoofdredacteur van Protestants Nederland.


Geraadpleegde literatuur:

Thomas Quartier, Heilige woede. Monnik zijn, een radicale keuze, uitg. Adveniat, Baarn, 2018; 196 blz.; € 19,95;

Leo Fijen en Thomas Quartier, Kloostermensen. Interviews met de generatie van nu, over hun idealen en hun dagelijks leven, uitg. Adveniat, Baarn, 2018; 207 blz.; € 18,95;

Leo Fijen & Anselm Grün, Toekomst zien in de kerk, uitg. Adveniat, Baarn, 2018; 154 blz.; € 19,95;

Erik Galle, In de leer bij de monnik. Monastieke accenten in het dagelijks leven, uitg. Adveniat, Baarn, 2018; 126 blz.; € 25,50;

Kick Bras, Voor het leven. De spiritualiteit van Dietrich Bonhoeffer, uitg. Kok, Utrecht 2018; 192 blz.; € 17,99;

Jim Forest, Leven met wijsheid. Een biografie van Thomas Merton, uitg. Damon, Eindhoven, 2018; 304 blz.; € 29,90;

Guerric Aerden, School van de liefde. Cisterciënzers en hun spiritualiteit; uitg. Damon, Eindhoven, 2018; 368 blz.; € 24,90;

Monnikenleven. Sint-Adelbertabdij; een fotoreportage van Armando Jongejan, uitg. Adveniat, Baarn, 2018; 119 blz.; € 29,50;

Anna Dlabacova (red.), De Moderne Devotie. Spiritualiteit en cultuur vanaf de late Middeleeuwen, Wbooks, Zwolle, 2018; 271 blz.; € 24,95;

Thomas à Kempis, Dialoog met novicen; vertaald en ingeleid door Frank de Roo; KokBoekencentrum, Utrecht, 2018; 64 blz.; € 19,99;

Mattias Rouw, Woestijnvaders onderweg. Inspiratie voor nu, uitg. Brandaan, Hilversum, 2018; 117 blz.; € 12,50;

M. de Velde, Het getijdengebed. Geschiedenis, betekenis, uitdagingen; Willem de Zwijgerstichting, 2018; 75 blz.; € 4,30;

Luigi Gioia, Aangeraakt door God. Leven in gebed; uitg. KokBoekencentrum, Utrecht 2019; 224 blz.; € 19,99.