De herroeping van elk onderscheid
Het idee van een ‘joods-christelijke identiteit’, zoals dat sinds het nieuwe millennium door populisten wordt gebezigd, is al vaak genoeg belachelijk gemaakt. Het is vooral ironisch dat het christendom, met kernwaarden als barmhartigheid en zelfopoffering, na de secularisatie weer van stal wordt gehaald om een uitgesproken wij-zij-politiek mee te funderen. Maar hoe kunnen we, als alternatief op de populistische interpretatie, op een juiste manier denken over christelijke identiteit? Of is vanuit christelijk perspectief dat spreken over identiteit zelf misschien problematisch? Bestaat er een gemeenschapsdenken voorbij de noodzaak van identiteit?
Het huidige populisme legt de urgentie bloot van een diepgaande discussie over het verlangen naar identiteit en gemeenschap. Daarom vraagt Wapenveld dit jaar wat een christelijke visie op gemeenschappelijkheid kan zijn. In het kader van dit jaarthema is het interessant om te onderzoeken hoe belangrijke moderne denkers hebben geput uit de christelijke traditie om hun perspectief te ontwikkelen op gemeenschap, identiteit en politiek. De uiteenliggende interpretaties van fundamentele christelijke ideeën laten enerzijds zien dat ‘de’ christelijke visie op maatschappelijke problemen in eenduidige zin niet bestaat, maar anderzijds ook dat het christelijke gedachtegoed een rijke bron is voor iedereen die de kwesties van onze tijd beter wil begrijpen en de toekomst wil vormgeven. Op deze manier kan de discussie over gemeenschap en identiteit een diepte krijgen die nodig zal zijn om in de politiek van morgen een zelfverzekerd christelijke houding aan te kunnen nemen. In deze Wapenveld komt de hedendaagse denker Agamben aan bod in zijn interpretatie van Paulus.
Hoe ontsnappen we uit de hedendaagse identiteitspolitiek die zowel op de linker- als rechterflank van het politieke spectrum leidt tot het opsluiten van mensen in een bepaalde groep en tot het polariseren van die groepen onderling? Kan er misschien vanuit de christelijke traditie overtuigende kritiek worden gegeven op het concept ‘identiteit’ als zodanig, nu het onze maatschappij zo lijkt te domineren? Deze vragen vormen een achtergrond van het denken van Giorgio Agamben (geboren in 1942). Een centraal thema in het werk van deze invloedrijke Italiaanse filosoof is de toenemende grip van de wet en het politieke domein op alle facetten van het leven.
Auto- of voedselkeuze
De drang om individuen te vangen in een bepaalde identiteit is voor Agamben gerelateerd aan de voortschrijdende juridificering van de moderne samenleving. Het doet een werkelijkheid ontstaan waarin een menselijk individu in de eerste plaats als juridisch en politiek subject wordt gezien, die niet alleen vanaf zijn geboorte al bepaalde ‘mensenrechten’ bezit, maar wiens leven vooral ook wordt gepolitiseerd en gecommodificeerd tot op het meest banale niveau: gepersonaliseerde advertenties waaraan bijna niet meer lijkt te ontsnappen; de politieke betekenis van iemands auto- of voedselkeuze. De relaties tussen mensen onderling worden geformaliseerd in protocollen en gedetermineerd door de algoritmes van de sociale media. De identificering van een individu als ‘autochtone Nederlander’, ‘homoseksueel’ of ‘moslim’ correspondeert met datzelfde mechanisme.
Het lijkt dat individu misschien een fundament te geven aan zijn leven, en een weg tot politieke emancipatie, maar uiteindelijk is het denken in termen van identiteit vooral een manier om iedereen in te kapselen in de bestaande politieke en economische structuren. Dus de belangrijkste vraag lijkt voor Agamben te zijn: hoe bevrijden we ons uit die toenemende juridificering van het leven, die drang om ieder individu te vangen in een dataset, een bepaalde identiteit? Het komt eigenlijk hierop neer: hoe bevrijden we ons van het juk van de wet?
Dit is een fundamenteel paulinische vraag. Het is daarom niet verwonderlijk dat Agamben zich ter inspiratie wendt tot de brieven van Paulus, die hij in zijn boek The Time That Remains beschouwt als ‘de fundamentele messiaanse tekst voor de westerse traditie’. Agamben ziet de grote waarde van de christelijk traditie vooral in het oorspronkelijk ‘christelijke’, dus messiaanse karakter ervan. Het leven in Christus, in de Messias, waarvoor Paulus een theoretische basis wilde geven, impliceert niet de constructie van een nieuwe identiteit of politieke gemeenschap, maar is juist de herroeping van elke wereldse identiteit om zo volledig aan Christus toe te behoren. Dit paulinische messianisme biedt Agamben een nieuw perspectief op menselijke gemeenschap, dat voorbijgaat aan zowel het polariserende particularisme van identiteitspolitiek als aan een universalisme dat de volken denkt te verenigen in een kapitalistische wereldstaat.'Het volk is óf altijd van God, of altijd goddeloos'
Net als voor Agamben hangt ook voor Paulus het probleem van identiteit nauw samen met het probleem van de wet. Als een voormalige Farizeeër was Paulus zich zeer bewust van de fundamentele tweedeling die het Jodendom maakt tussen Jood en niet-Jood. Agamben merkt in dit kader op dat het Jodendom wordt getekend door een opsplitsing van de mensheid in het ene volk van God – het Hebreeuwse am of zoals dat in de Septuagint wordt vertaald met laos – en de heidense volkeren – aangeduid door goyim of in het Grieks ethnē. Opvallend afwezig is in de Septuagint dé bekende Griekse term voor volk: dēmos. De implicatie hiervan is dat in het Jodendom niet neutraal kan worden gedacht over een volk: óf het is altijd al van God, óf het is altijd al goddeloos. Deze scheiding tussen volkeren valt samen met de grens die wordt getrokken door de wet: de besnedenen vallen onder de wet, de onbesnedenen vallen daarbuiten.
Paulus en John Lennon
Zingt Paulus hier met John Lennon ‘Imagine all the people, sharing all the world’? Het is verleidelijk om van het paulinische messianisme een universalisme te maken, en van de messiaanse gemeenschap een ‘katholieke’ gemeenschap, naar de oorspronkelijke betekenis van de term. Volgens Agamben doet deze interpretatie geweld aan de boodschap die Paulus in zijn brieven werkelijk wil overbrengen. Het verwart het huidige messiaanse tijdperk met het eschatologische tijdperk na de Jongste Dag, waarin God inderdaad ‘alles in allen’ (1 Kor. 15:28) zal zijn.
In plaats van het afbreken van elke scheiding, het ongedaan maken van elk verschil, brengt Paulus volgens Agamben juist nieuwe scheidingen aan. De oude scheiding tussen besneden en onbesneden wordt gecompliceerd door wat Paulus de scheiding tussen het ‘vlees’ en de ‘geest’ noemt. De oorspronkelijke scheiding ‘naar het vlees’ die de mensheid uitputtend onderverdeelt in twee subsets, am en goy, wordt nu doortrokken door een onzichtbare scheiding ‘naar de geest’. Agamben spreekt in de relatie tot deze messiaanse deling over het introduceren van een rest. De christen is niet langer Joods of niet-Joods, maar niet-niet-Joods. Dit is niet zozeer een nieuwe derde categorie die tegenover de eerdere twee komt te staan, maar de niet-identificeerbare rest die overblijft nadat de mensheid netjes lijkt te zijn onderverdeeld in identificeerbare groepen. Het werk van de Messias problematiseert zo de gangbare categorische onderverdelingen van onze politiek en religie.
Agambens toepassing van Paulus’ messianisme op de huidige maatschappij maakt duidelijk dat het helemaal niet zo oorspronkelijk christelijk is om te denken in termen van ‘tolerantie’ en het ‘overbruggen van verschil’, om zo tot een gemeenschappelijkheid te komen. De messiaanse erfenis in het christendom wijst niet op een fundamentele gelijkheid, op een identiteit van ‘mens-zijn’ waarin alle mensen met elkaar zouden overeenkomen. Het zou blijven hangen in het problematische denken in termen van identiteit. Het transcendentale perspectief van ‘universele menselijkheid’ is voor Paulus niet beschikbaar. Maar een particularisme dat zich wil baseren op een ‘christelijke identiteit’ is al evenmin paulinisch. In plaats daarvan is het evangelie een problematisering van elke identiteit, elke politiek-theologische onderverdeling.De mens valt nooit samen met een categorie of database
Een christelijke gemeenschap in ware zin is daarom nooit een set van personen met een gedeelde achtergrond, gedeelde cultuur of zelfs maar gedeelde overtuigingen. Dat zou namelijk betekenen dat de gemeenschap bestaat bij gratie van het onderscheid dat deze categorieën maken. De christelijke gemeenschap daarentegen is niet meer gefundeerd op een categorisch onderscheid ten opzichte van de ander, maar in de herroeping van elk onderscheid door de Messias. Immers, in zijn worsteling met de voormalige tweedeling tussen Joods en niet-Joods was het geenszins Paulus’ intentie om daar een nieuwe identiteit daar tegenover te stellen. Paulus substitueerde de Joodse wet niet door een nieuwe wet, een nieuw uitverkoren volk of een nieuwe religie. Hij wees juist op een Messiaanse vervulling van de wet, die de wet niet bestrijdt maar wel buiten werking stelt. Op deze manier doorbreekt Paulus het juk van de wet, het juk van het denken in termen van identiteit en categorie.
Volgens Agamben wijzen de brieven van Paulus ons vandaag op de mogelijkheid van een leven dat niet meer valt onder de wet, een gemeenschap buiten elke politieke categorisering of economisch mechanisme. De mens valt namelijk ten diepste nooit samen met een categorie of een dataset, met zijn juridische status of economisch potentieel. Paulus’ erfenis maakt in Agamben’s ogen dat ‘het volk’ in een democratie niet meer kan worden gereduceerd tot het geheel of tot een aanwijsbaar deel, tot de meerderheid of tot een identificeerbare minderheid; dat geen enkel individu meer samenvalt met zijn maatschappelijke status, zijn seksuele, etnische of culturele bepaaldheid.
Geloof, hoop en liefde
Wat overblijft is een rest waar geen categorie, representatie of identiteit vat op heeft. Maar dit is precies de messiaanse rest die redding mogelijk maakt. ‘Een rest zal terugkeren naar de sterke God, de rest die van Jakob is overgebleven’. (Jes. 10:21). De paulinische boodschap opent ons daarmee de ogen voor alles wat ontglipt aan onze politieke en economische systemen, elke stem die niet wordt gehoord, elk leven dat wordt vergeten.
De christelijke gemeenschap heeft het juk van de wet afgeworpen. Wat overblijft is wat nooit in een wet, structuur of formalisme gevangen kan worden: geloof, hoop en liefde. Een gemeenschap voorbij de wet leeft slechts in genade. De relaties in deze gemeenschap zijn niet gebaseerd op recht maar op vertrouwen, niet op eigendom maar op de gift, niet op verplichting maar op liefde. Volgens Agamben bezit Paulus’ messianisme nog altijd dezelfde vernieuwende kracht, ook in onze post-christelijke samenleving. Is de tijd al aangebroken dat we werkelijk kunnen begrijpen hoe het christelijk evangelie de menselijke gemeenschap transformeert?
A. Voogt is masterstudent filosofie aan de Radboud Universiteit. Hij specialiseert zich in religiefilosofie en politieke theologie.
Literatuur
Giorgio Agamben, The Time That Remains: A Commentary on the Letter to the Romans, Stanford University Press, 2005;
Giorgio Agamben, The Coming Community, University of Minnesota Press, 1993;
Gert-Jan van der Heiden, Het Uitschot en de Geest: Paulus onder Filosofen, Vantilt, 2018.