God als ultimate concern

Theologie komt voort uit gefascineerdheid

De afgelopen twee jaar was ik gastschrijver voor Wapenveld. Dit is het zesde stuk in een serie, waarin ik aandacht vroeg voor primaire woorden van het christelijk geloof. Woorden die zo gemakkelijk vergeten kunnen raken of overgroeid kunnen worden door ‘a thousand qualifications’ maar die zo onweerstaanbaar zijn, dat ze steeds weer in hun kracht en glorie oplichten. De basis van al die woorden is God. Daar wil ik het in deze afsluitende bijdrage over hebben. Daarin komen thema’s uit mijn vorige bijdragen terug en worden erin tot een synthese gebracht.

God is de meest werkelijke werkelijkheid. God is de hoeder van de taal. God is het fundament van het verstand. Dat wordt met een blik op de universiteit duidelijk. De idee van de universiteit stamt uit de Middeleeuwen. De drijvende kracht erachter was het christendom. De universiteit kende een breed curriculum. Op basis daarvan was het mogelijk om rechten, medicijnen of theologie te studeren. Het was ondenkbaar om God uit te sluiten van de universiteit. In feite was het bestaan van God de samenbindende factor van de universiteit.

Wij leven intussen in andere tijden. Theologie als aparte universiteit of faculteit bestaat nog wel maar in de marge, en voor hoelang? Met de val van de theologie is ook de idee van een universiteit verdwenen. Wat rest is een bonte verzameling faculteiten en studies.

Theologie is out en heeft geen opvolger, tenzij deze gezocht moet worden in een een materialistische levensbeschouwing. Die levert misschien wel cement waarmee voor het oog alles aan elkaar is, maar geeft geen ziel.

Waarom theologie?
Waarom moet de theologie blijven? Augustinus heeft eens gezegd dat als we niet meer over God spreken, we met al ons spreken stom zijn. Als er niet meer over God geschreven wordt, zijn we met al ons schrijven stom. Als wat het hoogste, diepste, schoonste, waarste wordt verzwegen, zullen de persen nog draaien, zal de inkt nog vloeien, het papier nog worden bedrukt, maar de geest is geweken.

God verzwijgen, helemaal verzwijgen, is overigens niet zo gemakkelijk. ‘Als deze zwijgen, zullen de stenen spreken’, heeft Jezus eens gezegd. Dat was toen hij op een ezel Jeruzalem binnenreed en de mensen God loofden en prijsden. ‘Laat ze hun mond houden!’, zeiden de schriftgeleerden, en toen sprak Jezus over de stenen. Er zijn veel stenen die van God spreken, ze staan in de dorpen en de steden. Maar stenen, dat zijn ook de onverwachte getuigen. Een steen die spreekt is een dichter (Joost Zwagerman) die afscheid van het leven neemt met een bundel Wakend over God – hoe hard die gedichten ook aankomen en soms lijken op het gooien van stenen naar God.Schrijven is een heilige handeling

Laten we bedenken dat ongeveer het oudste schrift uit hiërogliefen bestond. Een hiëroglief is letterlijk een heilige inkerving, een letterteken dus dat gedekt wordt door een heiligheid, door de Heilige. Schrijven is inderdaad een heilige handeling want schrijven is een getuigenis, een getuigen van werkelijkheid, waarheid, die verschijnt, oplicht, die prikkelt om ervan te getuigen. Echt schrijven raakt aan getuigen, en echt schrift is daarom een hiëroglief. Waar echt geschreven wordt, is God niet ver. Waar het schrift vervreemdt van de hiëroglief, blijft er pulp over, rijp om vermalen te worden door de omloop van de tijd.

Het is echter goed dat er ook expliciet over God gesproken en geschreven wordt. Want, zoals gezegd, dat is theologie. Theologie is het bewuste spreken over God. Maar nu zijn het juist weer theologen die daarvoor terugschrikken. Begrijpelijk. Daar kun je ook voor terugschrikken als iets dat boven je pet gaat en dus kun je daar maar beter over zwijgen. Daar kun je voor terugschrikken omdat je daarmee toch min of meer een taboe doorbreekt, want God blijft ongemakkelijk. Daar kun je voor terugschrikken omdat het je niet meer lukt, omdat de vragen te veel en te groot zijn geworden, omdat secularisatie nu eenmaal iets is dat ook het zelf van jou als theoloog is binnengeslopen. Selbstsekularisation, noemen de Duitsers dat.

God, dat is nogal wat en dus maar liever religieuze sociologie, psychologie, of therapie. Theologie gaat echter over God en anders moet je het geen theologie noemen. Hoe breed de theologie ook uitwaaiert, het levende centrum is God.

Niet los verkrijgbaar

Dat het in de kerk over God gaat lijkt een dooddoener. Dat staat echter nog te bezien. Het kan in de kerk over alles gaan behalve over God. Het kan ook zo zijn dat er veel over de kerk wordt gesproken en weinig over God. In een tijd waarin de kerk in zwaar weer verkeert, is dat een verleiding.

Waarom zou ik naar de kerk gaan? Daar kunnen veel relevante antwoorden op gegeven worden, maar op een of andere manier hangen die allemaal aan het antwoord dat het daar over God gaat. En dat God ultimate concern is. Dat leven zonder God daarom vreselijk is. De kerk heeft niet allerlei producten. De kerk heeft helemaal geen product. Nu de kerk krimpt, ligt het voor de hand te bezien welke producten nodig in de etalage moeten worden gezet. Als we dat nu maar doen, dan zal het met de kerk wel weer beter gaan. De een zegt gemeenschapszin, de ander diaconaat, een derde oog voor de zwakken, een vierde cultuur.

Natuurlijk zijn dat allemaal elementen van kerk-zijn die niet gemist kunnen worden, maar ze zijn niet los verkrijgbaar. Ze zijn verbonden met God en met Jezus Christus, door wie God ons bestaan verlost. In de kerk komt God ter sprake als het hoogste, het diepste, het schoonste, het meest werkelijke, het meest verlossende.Het hoogste en diepste legt het af tegen de schijn, comfort en eigenbelang

Kolakowski heeft het zo gezegd:  ‘Als het niet God en Jezus is die de mensen in de kerk zoeken, heeft de kerk geen enkele specifieke taak te vervullen. Ja, het is eigenaardig, hoogst eigenaardig, maar het is God die al die mensen in het christendom willen vinden. En als ze hem daar niet vinden, zullen ze hem ergens anders gaan zoeken. (…) Degenen die God zoeken zullen hun weg proberen te vinden in transcendente meditatie, Oosterse legenden, boeddhistische wijsheid, occulte wetenschappen.’ Is er wel eens bedacht dat de leegloop van de kerken te maken heeft met het feit dat God er niet meer ter sprake komt? En dan God als meest werkelijke werkelijkheid, als ultimate concern, als tremendum ac fascinosum?

Is er omgekeerd wel eens bedacht dat kerkverlating kan voortkomen uit het verdwijnen van een besef van God? God doet er niet meer toe, het hoogste en diepste legt het af tegen de prettige schijn, het comfort, de verstrooiing en het eigenbelang. Enige introspectie als het hier om gaat zou wel eens meer kunnen opleveren dan weer een pakket ‘hoe red ik de kerk’.

Liefdesverklaring
Terug naar de theologie en de theologen. Een theoloog is geroepen over God te spreken. Dat vraagt van de kant van theologen om een nieuwe onbevangenheid, zeg een nieuwe naïviteit. Of moet ik zeggen: een nieuwe liefde? Een filosoof is iemand die van de wijsheid houdt. Een theoloog is iemand die van God houdt. En daarom niet kan nalaten over Hem te schrijven. Theologie komt voort uit een fascinosum, uit een gefascineerdheid, waar woorden als verwondering, liefde en passie op zijn plaats zijn.

Die liefde kent een directe toegang tot het voorwerp van de liefde. Het verstand mag traag zijn, de vragen mogen als bergen oprijzen, de voorvragen kunnen eindeloos zijn, maar de liefde heeft de weg naar het heiligdom al gevonden en sleept dan het trage verstand achter zich aan, zorgt dat het niet blijft steken tegen een berghelling of verdrinken in een moeras. Theologie als liefde, als liefdesverklaring, dat is de theologie die ons is overgeleverd en is gebleven en dat is de theologie die zal worden geschreven.God legt gewicht in de schaal en daarom helt de ziel over naar God

Ik had het over theologie en God als het voorwerp. Daar kun je natuurlijk vele kanten mee op. Waar breng je God mee in verband? Want als God het ultimum is, dan kan dat niet in een soort abstracte kaalheid ter sprake gebracht worden. Dan houdt dat verband met alles en iedereen. In het Oude Israël werd God ter sprake gebracht in het kader van het volksleven. Wij hebben het meegemaakt dat God vooral in de context van de geschiedenis ter sprake is gebracht, al of niet geïnspireerd door Hegel. Of in de context van het zogenaamde publieke domein. Of in de context van kunst en cultuur. Of beter nog: in de context van het verwarrende bitterzoete menselijke bestaan.

Dat laatste krijgt een toespitsing in het thema God en de ziel, al is dat thema vreemd genoeg voor lange tijd uit de gratie geraakt. Dat lijkt me niet terecht. God en de spiritualiteit zo u wilt, maar God en de ziel klinkt toch wat stoerder. En daarmee God en de enkeling. Daar is in de traditie nooit denigrerend over gedaan. En als vandaag zinzoekers en spirituelen aan de deur van de kerk kloppen, mogen ze verwachten hier echt iets te vinden.

Het is voor de mens, de ziel, de enkeling, dat God zich presenteert als hoogste, als schoonste, als meest werkelijke werkelijkheid.

God legt gewicht in de schaal en daarom helt de ziel over naar God. Juist daarom is het zo belangrijk dat God evident wordt voor de ziel, dat Hij geloofwaardig wordt, in zijn waarheid, goedheid en schoonheid, bovenal in zijn liefde. Het is vooral in Christus dat deze evidentie zichtbaar en hoorbaar wordt, ja zelfs tastbaar. Van Hem gaat het licht van God uit, een licht dat reflecteert in het gezicht van de mens die aanschouwt en indringt in het hart dat zich op Hem richt.  

Verkruimelen
Of ik daarmee de kerk relativeer? Helemaal niet, want theologiseren is een kerkelijke opdracht. Maar juist daar doemt een ander probleem op. De kerk is niet katholiek. Ja, ik trek de draad aan twee kanten strak. Aan de ene kant de ziel. Aan de andere kant de ene, katholieke kerk. Theologie vraagt om een katholieke kerk. Ons spreken over God zal anders verzanden in individualistische experimenten. Die klinken vaak leuk maar ze ontberen evidentie.

We hebben lang in een cultuur geleefd waarin de cultuur zelf een zekere evidentie aan de theologie gaf. Daarbij konden we kerkelijk wel verkruimelen, althans, dat dachten we. De cultuur geeft die evidentie niet meer, en de pogingen die nog uit de cultuur te kloppen zijn gedoemd te mislukken. Daar is het de tijd niet voor. Intussen zitten we met een verscheurd kerkelijk landschap. Je kunt denken: ‘Nou ja, laat duizend bloemen bloeien, en laten we aardig zijn voor elkaar.’ Maar dat geeft in de verste verte geen evidente gestalte. Dat kan alleen de Kerk zijn met een hoofdletter K.Katholiciteit heeft niets met getallen te maken

De theologie zal verdampen in een veelheid aan ontwerpen, waarschijnlijk elk met korte benen, die geen binding geeft. Theologie nu vraagt om katholiciteit, een katholieke kerk. Het wordt niets met de theologie in een kerk die de katholieke Christus niet vindt in de katholieke kerk. Als er nog een evidentie van het spreken over God zal zijn, dan zal het het spreken van deze katholieke kerk zijn.

Die is misschien wel erg klein, wie zal het zeggen, katholiciteit heeft niets met getallen te maken. Het zal sowieso een nederige gestalte moeten zijn, ver weg bij alle machtscentra, maar wel huis van God en daarom ook huis van de ziel. Geen leven zonder theologie, en geen theologie meer zonder de ene kerk van de ene Heer.

Is dat het zoveelste project? Het lijkt me dat het juist het einde is van alle projecten, om te hervinden wat altijd de verborgen werkelijkheid van de kerk is geweest, die van de Heer zelf. Waar wachten we anders op dan op de apocalyps van de Heer, de onthulling van de Heer?

Dr. A. J. Plaisier is missionair predikant in Apeldoorn. Van 2008 tot 2016 was hij scriba van de PKN.