‘Kijk naar films die het leven niet versuikeren’

Afscheidsgesprek met Rinke van Hell

‘Film laat de wereld zien zoals die is, met haar slecht en ruwe kanten.’ Vier jaar lang verzorgde theologe Rinke van Hell de rubriek Filmvenster, waarin ze de lezers van dit blad pareltjes voorschotelde uit het aanbod op het witte doek. Niet dat de kijker daar per se altijd een recensent voor nodig heeft, vindt ze. ‘Je moet zelf je oordeel vormen over wat je kijkt.’ Een afscheidsgesprek.

Het Wapenveld-publiek een andere kijk op film meegeven. Dat was wat Rinke van Hell voor ogen had toen ze aan Filmvenster begon. Met een knipoog naar de ruimte die het geschreven woord krijgt in dit blad: ‘Vanuit de gedachte: het beeld is niet per se minderwaardig aan het woord. Aan de hand van beelden kun je een verhaal vertellen dat net zo goed is.’ Een tweede drijfveer is het gegeven dat film een ongepolijst beeld geeft van de werkelijkheid. ‘De beste films zijn vaak juist die, waarin de ruwe kanten van het leven worden belicht.’

Rinke – dr. A.C. – van Hell is opleidingscoördinator bij de PABO in Vlissingen. Tot voor kort was ze onderzoeker en docent Cultuur en Theologie aan de Christelijke Hogeschool Ede. In 2016 promoveerde ze op de relatie tussen de toe-eigening van films en de religieuze identiteit bij orthodox-protestantse filmkijkers. Voor dat onderzoek had ze dertig christenen uit een breed spectrum aan kerken en geloofstradities gevraagd naar drie films te kijken, waarna ze hen interviewde over hun ervaringen. Een van de uitkomsten was dat de kijkers totaal verschillende boodschappen uit de bekeken films haalden, ‘al waren er wel steeds opvallende overeenkomsten in de manier waarop ze hun geloof beleefden’.

De vaste lezers van haar rubriek zullen – hopelijk – de volgende les hebben geleerd: steek een spade dieper, kijk niet te oppervlakkig naar wat je dénkt dat de film wil overbrengen. Een voorbeeld in die categorie waarbij het oordeel al tevoren was geveld, betrof de televisieserie The Handmaid’s Tale, naar het gelijknamige boek van Margaret Atwood uit 1984. ‘Er zijn van die boeken, films en televisieseries die je niet mag missen, maar waar je toch niet aan begint vanuit een intuïtieve weerstand’, schreef Rinke (Wapenveld, juni 2018). De inhoud: in een fictieve Amerikaanse theocratische republiek heersen gruwelijke misstanden, die voor een deel doen denken aan bijbelse verhalen. Geen wonder dat progressieve kijkers enthousiast reageerden op de manier waarop fundamentalistische christenen werden aangepakt. De serie riep van de weeromstuit onder de gelovigen zelf uiteraard fel verzet op. En zo heb je je oordeel al gevormd voordat je de film hebt gezien.

Onder het tapijt
‘De eerste aflevering vond ik zelf heel heftig. Er komen rechtstreekse bijbelse verwijzingen in voor en bij oppervlakkige lezing lijkt het alsof de auteur het christendom ter discussie stelt. Natuurlijk is ze een feministe, dat ligt lastig in christelijk Nederland en Amerika. In het boek, dat ze twintig jaar geleden schreef, had ze het echter niet gemunt op het christendom, maar wel op de onderdrukking van vrouwen.

De uitgave van Atwoods boek die ik las bevat een uitgebreid voorwoord, dat ook in de New York Times is verschenen, waarin ze uiteenzet dat ze niks heeft verzonnen. Alles wat in het boek voorkomt is al eens gebeurd: in het Iran onder de Sjah, in het Oude Testament, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog – noem maar op. Dat raakte me. Ja, ik ben ook opgevoed met de zondagschoolversies van de Bijbel en de kindernevendiensten. Maar als je – om maar een voorbeeld te nemen dat heel dicht bij de film komt – leest over Abraham en Hagar, moet je constateren: dat ís ook gewoon schrijnend. En een esthetisch goed gemaakte film laat je op een andere manier kijken naar de rauwe kanten, ook van de Bijbel. Die hebben wij vaak gedomesticeerd, tam gemaakt. De Bijbel zelf is daar volkomen eerlijk over, maar wij kunnen er niet zo goed mee omgaan. Dus schuiven we die ongemakkelijke verhalen maar onder het tapijt. Terwijl we die kanten eigenlijk zouden moeten willen bevragen.’

In de literatuur, het geschreven woord, kan dat toch ook?
‘Dat is waar, maar film is zintuiglijker. Beeld, bewegend beeld, raakt ál je zintuigen. 

Veel christenen denken dat bewegend beeld minderwaardig is aan het geschreven woord, omdat het zomaar op je af zou komen en het ongefilterd binnen lijkt te komen. De filmkijker is dan een passieve consument die geen tijd krijgt om na te denken over wat hij ziet. Uit onderzoek blijkt dat het tegendeel waar is: ook filmkijken is een ingewikkelde cognitieve activiteit, waardoor de mening en oordeelsvorming van de kijker wordt gescherpt.’

Angst voor het beeld
Je zou misschien verwachten dat christenen selectiever zijn in het bekijken van films dan niet-christenen, maar dat is niet het geval. Er blijkt geen verschil in kijkgedrag te zijn. Sterker nog: ‘Een heel grote groep reformatorische christen kijkt stiekem naar alles wat los en vast zit. “Want het is toch al zondig, dus het maakt niet uit”. Ik kijk daar met mededogen naar. Er is daar zo’n angst voor het beeld, en die angst is ook niet bespreekbaar.

Anderen worstelen meer met de kwestie: wat wil ik wel en niet zien? Er is ook een categorie die het dilemma versmalt tot de vraag of er bloot in zit en of er gevloekt wordt. Films die je aan het denken zetten, dat wil men wel. Maar daarvoor willen ze dan het oordeel of de goedkeuring van een recensent en dat is juist niet van belang. Je moet zélf je oordeel vormen over wat je kijkt – of leest.’

In een goede film ligt de verbinding met het religieuze er niet dik bovenop. Kan het zijn dat je als kijker onbewust iets van God en geloof ervaart zonder dat je het een naam kunt geven?
‘Vaak ben je je er inderdaad niet van bewust, maar dat is heel erg afhankelijk van de kijker. Zeker is dat de sfeer enorm bepalend is. Het moet je trouwens als filmmaker ook niet om de boodschap gaan. Je hebt de bedoeling van de maker en de opvattingen van de kijker en daar ergens in die driehoek moet het gebeuren. De betekenis van een film zit niet in de film. Dat wat je eruit haalt heeft vaak te maken met wat je als kijker zelf in je leven hebt meegemaakt. Er zit ergens een haakje in je hoofd, en daar kan een film bij aanknopen – of niet. Het is zó ongrijpbaar!’

Moet je een bepaalde film vaker dan één keer zin om de betekenis op het spoor te komen?
‘Zeker! Sommige kenners staan op het standpunt dat je een film in principe altijd twee keer moet zien. Zo ver wil ik niet gaan, maar het is zeker goed om bepaalde films een tweede keer te bekijken . De eerste keer ben je toch vooral gericht op het volgen van het verhaal, de diepere lagen zie je dan niet meteen.’

Maakt het voor de kijker verschil of je weet hoe de maker van een film in het leven staat?
‘Dat is irrelevant! Of een maker een christelijke achtergrond heeft of niet, het moet niet uitmaken. Beter gezegd: dat moet het ontstijgen.’

Lukt het jou om onbevangen, zonder de bril van een recensent, naar een film te kijken?
‘Jawel hoor. Ik heb onlangs in de bioscoop de filmversie van Downton Abbey gezien. In het begin zit ik dan te kijken naar de opbouw, hoe de tv-serie is gespiegeld. Maar al heel snel word ik in het verhaal gezogen. Dat is ook wat een goede film doet.’ Trouwens: wat maakt een goede film goed? Je kunt meewarig neerkijken op mensen die geen genoeg kunnen krijgen van The Sound of Music maar ‘er zijn geleerde filmwetenschappers die ieder jaar weer met veel plezier naar deze film kijken’.

Ze hoeft privé niet zo nodig de expert uit te hangen maar heeft wel een pantser opgebouwd tegen valse sentimentaliteit. ‘Soms zit ik thuis te puffen en te blazen van verontwaardiging bij een draak van een film, terwijl de persoon naast me op de bank in tranen is.’

En ja, ook filmkenner Rinke van Hell heeft haar guilty pleasures, al moet ze even nadenken om een paar voorbeelden te vinden. ‘Ik denk dan vooral aan tv-series, zoals The Big Bang Theory of Star Trek. Of een sentimentele film als Dirty Dancing. Gewoon ontspannen kijken, zonder al te veel te hoeven nadenken.’

Nog een welgemeend advies: ‘Kijk naar een film alsof het het leven zelf is. Ga naar films die eerlijk zijn over het leven, die het niet versimpelen of versuikeren.’