Troubadours van het christelijke kinderlied

Elly en Rikkert: God heeft ook humor

Weet je dat de een parel bent? was echt een kneiterhit op het zomerkamp waar ik als kind aan deelnam’, vertelt docent Nederlands en muzikant Roeland Smith meteen. Zoals velen die opgroeiden in de christelijke wereld, heeft ook hij tal van herinneringen aan de liederen van Elly en Rikkert Zuiderveld. Van elpees in de jaren ‘70 tot Spotify-afspeellijsten in de jaren ’10: De kinderenliederen van Elly en Rikkert reisden met al deze ontwikkelingen mee. Ze worden geluisterd onderweg, maken deel uit van bedtijdrituelen, maar worden ook al vele decennia gezongen in school en kerk.

Afgelopen zomer namen Elly en Rikkert afscheid van hun publiek, noodgedwongen via een livestream, maar met een overweldigend aantal kijkers. Mooi geweest, heette de afscheidstournee die in maart door de Covid-crisis eerder stopte dan gepland. Ze namen daarmee geenszins afscheid van het maken van muziek. Op dit moment zijn ze druk bezig met een kerst-cd voor Kerk in Actie. Wapenveld mocht Elly en Rikkert onderbreken voor een online interview. Gedurende het hele gesprek heeft hij zijn arm om haar schouder geslagen en wordt het beeld gevuld met hun liefde voor elkaar. Ze luisteren naar elkaar, vullen elkaar aan, plagen elkaar wat en beginnen soms spontaan te zingen. Op de achtergrond is de veelbeschreven knusse boerderij zichtbaar, met de houten balken en de snaarinstrumenten aan de muur. Met hen en Roeland Smith blikken we terug op de kinderliederen die ze maken en maakten. Wat maakt een (christelijk) kinderlied ook een goed kinderlied? Wat is daarvoor nodig?

Elly Zuiderveld-Nieman (74) vormt sinds ze Rikkert heeft ontmoet met hem een muzikaal duo. Daarvoor maakte ze ook al muziek en zong ze in Boudewijn de Groots hit Meester Prikkebeen. Naast componeren, schrijven en zingen met Rikkert, ook voor volwassenen, hadden ze afzonderlijke bezigheden en albums. Zo verzorgde Elly jarenlang het kinderprogramma Elly en de Wiebelwagen, schreef ze kindermusicals en werkte ze samen met Trinity en Matthijn Buwalda. Elly’s timeline op Facebook toont een grote betrokkenheid op mensen die in knel zitten.
Rikkert Zuiderveld (73) maakt cabaret en schrijft gedichten als Dichter bij de Week op Radio 1. In 2010 verscheen van zijn hand de dichtbundel De dikke Rikkert. Een gedicht werd vereeuwigd op de populaire poëzie-posters van Plint. Waar Elly rooms-katholieke wortels heeft, groeide Rikkert op in een socialistisch-humanistisch gezin. Sinds hun bekering rond 1976 maken ze veel christelijke muziek. Inmiddels zijn Elly en Rikkert ook grootouders.
Roeland Smith (42) is docent Nederlands en robotica op het Amersfoortse Corderius College. Daarnaast is hij muzikant en componist en werkt(e) hij samen met Schrijvers voor Gerechtigheid en Psalmen voor Nu en (de in 2019 overleden) Kinga Bán. Als adolescent was hij betrokken bij het kinderwerk van de conventies van het Charismatisch Werkverband Nederland (CWN), speelde in de band, en begon met het schrijven van christelijke kinderliederen. Dit blijft hij doen, ook als vader van vijf kinderen. Hij maakt liederen bij minder bekende bijbelverhalen voor de Kinderbijbelliedjesmeezingbijbel, heeft de melodieën geschreven van enkele liederen in het Nieuwe Liedboek, en de tekst en melodie van het (kinder)lied Naäman zijn van zijn hand. Op dit moment werkt hij samen met Sela, LEV en Trinity.


Niet lang nadat Elly en Rikkert tot geloof komen rond 1976, beginnen ze met het componeren van christelijke kinderliedjes.

Hoe kwamen jullie op het idee om kinderliederen te gaan schrijven?
  
Elly: ‘Eigenlijk hebben we altijd kinderliederen geschreven, ook toen wij nog geen christen waren. Liedjes zoals De Kauwgomballenboom en Alles is vrij. Ons eerste liedje was De Bedboot. Vrienden van ons hadden kinderen en we kregen zelf ook kinderen. Wij werden christen. Onze kinderen vonden de liedjes op school zo saai. Ze vroegen: “Kunnen een jullie niet een paar leuke liedjes schrijven dan?” Ze moesten op school zingen voor een cijfer, nota bene. De oudste was vijf of zes. Rikkert zei: “Wat vind jij dan een leuk liedje?” Toen zei onze zoon: “Soms zou ik willen vliegen als een vlindertje”. Van het een kwam het ander. Daarna volgde Jezus is de goede Herder.’ Rikkert: ‘Vervolgens kwam het Onze Vader, die tekst hebben we op muziek gezet. Ook andere basic thema’s uit de Bijbel hebben we voor kinderen vertaald.’

Hoe ontstaan die liedjes?
  
Elly: ‘Door vragen van kinderen en door in de Bijbel te bladeren, en dat te vertalen voor kinderen. Rikkert heeft ook een keer een liedje geschreven over het reikhalzend uitzien naar het moment dat openbaar wordt wie zonen Gods zijn. Nou, hoe doe je dat? Toen schreef hij: “Ik zit op het puntje van mijn stoel, het is zo spannend”. Op die manier verplaats je je in de wereld van het kind. Hoe ziet een kind de wereld? Een klein kind ziet alleen maar benen. Als het groter wordt, kijkt het boven de tafelrand uit. Daarna kun je met ze overleggen, hoe doen we dat? Op een gegeven moment hadden we ook een kinderkoortje en lieten we ze opschrijven waar ze graag een liedje over wilden. Daarvoor zongen we met kinderen uit de buurt en van school.’
  
Rikkert: ‘Daarnaast was er van alles wat je inspireert in het dagelijks leven. Wat je leest in de krant, wat je in de Bijbel leest. Dat alles kan zomaar tot een liedje leiden.’
  
Elly: ‘We probeerden liederen ook uit met het koortje. Als zij het niet leuk vonden, dan ging het niet door. Of dan moesten we het veranderen. “Saaaai….”, zeiden ze dan.’
   Rikkert: ‘Niet alle liedjes waren geschreven om samen te zingen, als samenzangliedje. Enkele andere liedjes bleken het te zijn, zoals Het Kuikentje. Er zijn natuurlijk ook veel liedjes die je als individu zingt, of die we zelf zingen of kinderen laten zingen.’

Liturgisch bewustzijn aanleren
Wanneer begint liturgisch bewustzijn eigenlijk? Misschien hebben de monden van kinderen en zuigelingen (Psalm 8) juist op dit punt wel heel veel te vertellen aan ‘volwassen’ gelovigen. Het Koninkrijk zet de verhouding tussen volwassenen en kinderen regelmatig ondersteboven: daar zijn veel bijbelcitaten bij te leveren.

Is er een pedagogiek van het liturgische bewustzijn? Dat volwassenen ook een rol spelen in de ‘liturgische’ vorming van kinderen, staat buiten kijf. En wat er in de kindertijd aan gevoel voor ‘liturgie’ wordt wakkergemaakt, blijft vaak een beslissende rol spelen in het leven van een volwassene. ‘Liturgie’ is hier een zinvol woord: het betekent ‘dienst’ of ‘eredienst’. Een gevoel voor het ‘meer’, een gevoel voor het ‘andere’ dat ons leven binnenkomt met Woord en Geest, leidt tot een ander leven dan wanneer dit besef ontbreekt. Liturgischer.

Een pedagogiek van het liturgisch bewustzijn zal al snel met zingen te maken hebben.

Daarom in dit nummer een uitgebreide reflectie op het kinderlied, door middel van een prikkelend interview met Elly en Rikkert Zuiderveld-Nieman, en met Roeland Smith. Als er mensen zijn die weten hoe een kinderlied ‘werkt’, zodat het een leven lang meegaat, dan zijn zij het. Of misschien is ‘weten’ weer niet het goede woord. ‘Dienen’ is beter – liturgie dus.

Met deze aandacht voor het ‘liturgische’ kinderlied komen we wel en niet aan het einde van de jaarserie over liturgisch bewustzijn. Als redactie vinden we dat er nog veel valt uit te zoeken op het terrein dat we in deze jaarserie betreden hebben. We hebben nog concrete plannen voor enkele vervolgartikelen in 2021. En een slotresumé zou te zijner tijd ook de moeite waard zijn. Kortom: al starten we in 2021 met een nieuwe jaarserie – dit wordt vervolgd.

Namens de redactie, Edward van ’t Slot


Gemiste kans

Met hun christelijke kinderliederen brengen Elly en Rikkert een heel nieuwe benadering in de wereld van het christelijke kinderlied, beaamt ook Roeland Smith. Hun liederen zijn niet geschreven om begeleid te worden door blokfluit of orgel, maar ademen de wereld van de kleinkunst in tekst, melodie en begeleiding. Ineens verschijnen er in de jaren ‘80 leerkrachten met gitaar of mandoline in de klas. In 2020 worden hun liederen nog steeds gezongen en opgenomen in bundels.
   Dat er maar één lied van Elly en Rikkert in het Nieuwe Liedboek (8b) staat, noemt Smith ‘een gemiste kans’. Er zijn volgens hem ‘zoveel meer mooie Elly & Rikkertliederen die aansluiten bij de samenzangpraktijk’. ‘Troubadoursachtige liederen’, stelt Smith, waarbij ‘de tekst de melodie bepaalt en waarin klemtonen in het verhaal en interactie met publiek belangrijk zijn.’ Aan de andere kant signaleert hij dat voor sommige groepen het type ‘troubadourslied’ niet als een samenzangoptie wordt ervaren. Strofische liederen of antifonen zijn daar gangbaarder. Smith wijst erop dat een goed samenzanglied overigens ook zonder complete band gezongen moet kunnen worden.
   In het Nieuwe Liedboek zijn, in tegenstelling tot het Liedboek voor de Kerken (1973), veel liederen opgenomen van Hanna Lam, wier liederen sterk verwant zijn aan de Liturgische Beweging. Smith heeft waardering voor ‘de strofische liederen van Lam, met hun prachtige en overzichtelijke melodieën’. Hij nam enkele ervan op in het Kinderbijbelliedjesmeezingboek. Het meer ‘ondeugende, frivole en vrije’ van Elly en Rikkert kan hij echter ook zeer waarderen. Daarnaast ervaart hij dat hun muziek voor het hele gezin prettig is om te beluisteren en voor elke leeftijd wat biedt. Smith noemt daarnaast het project Liedjes rond de Bijbel (Jan Visser, Nando en Reina van Essen). Hij vindt deze liederen, waarin veel bijbelverhalen naverteld worden, prachtig: ‘Het zijn een soort ballades met mooie jazzy akkoorden en melodielijnen.’ Hij denkt wel dat deze liederen thuis minder vaak beluisterd worden, omdat het luisteren naar een kinderkoor soms wat vermoeiend kan zijn.

Wat was het verschil met de liedjes van voor jullie bekering?
  
Elly: ‘In het begin waren er veel bijbelse thema’s. We zijn ook veel vanuit het dagelijkse leven gaan schrijven. Geloof is niet alleen voor in de kerk of op school, maar ook in de dagelijkse dingen.’
  
Rikkert: ‘We hebben altijd geprobeerd in teksten, waar dat logisch en natuurlijk is, de link te leggen met het dagelijkse leven van kinderen, die naar school gaan, misschien gescheiden ouders hebben of uit een ander land komen. Sommige kinderliedjes van nu zijn in onze optiek iets te popie-jopie.  Straattaal, de Angelsaksische cultuur, dat druppelt onze taal binnen. Daar kun je wel wat mee, maar niet te veel. Als schrijver heb je wel rekening te houden met theologie, maar ook weer niet te veel. Je zoekt naar de goede balans. Klopt het schriftuurlijk gezien, maar klopt het ook met het kinderhart, hun taal, hun belevingswereld? Dat is constant zoeken.’
  
Elly: ‘We doen niet te veel actueel, want sommige dingen gaan voorbij. In Dingen Dingen gaat het over ‘krassen op de plaat’. Tja, een vinylplaat, dat gaat weer voorbij. Bijbelse gegevens blijven tijdloos: vergeving, liefde, samen delen.’

Jullie zeiden eerder: de kinderen zijn anders geworden…
  
Elly lacht: ‘Jaaa. Allemaal prinsjes en prinsesjes, hè?’
  
Rikkert: ‘Nou, niet allemaal.’
  
Elly: ‘Wel veel…’
  
Rikkert: ‘De opvoeding is wel in een bepaalde ontwikkeling gekomen. We hebben natuurlijk veel kinderconcerten gespeeld. We hebben een tijd gehad, met name in de jaren ’90, waarin het zo’n karwei was om ze erbij te houden.  Er werd veel door de zaal gerend, terwijl ouders gewoon bleven zitten en totaal niet ingrepen. Ik heb weleens meegemaakt dat een jongetje het podium op rende en aan de elektriciteitssnoeren begon te knagen. Geen vader of moeder die het weg kwam halen. Op een gegeven moment heb ik ‘em in z’n nekvel gepakt…’
  
Elly: ‘De bretels.’
  
Rikkert: ‘Ja, de bretels, en ik vroeg: van wie is deze? Daarna kwam er een man naar me toe, hij zei: “Ik weet je wel te vinden hoor”. Die had zo’n verwend krengetje. Dat kwam toch regelmatig voor. Ik vind het de laatste jaren wel weer beter.’
  
Elly: ‘Er wordt nu beter opgevoed.’
  
Rikkert: ‘Er was een tijd dat het verschrikkelijk was. Allemaal pareltjes in Gods hand, maar een pak voor de broek was er niet bij.’
  
Elly: ‘Nee, maar dat mag ook niet natuurlijk.’ (gelach)

Hebben jullie verschillende accenten gelegd in jullie schrijvende leven?
  
Rikkert: ‘In het begin hadden we het geluk, de mazzel, de neiging om een aantal bijbelse thema’s heel direct neer te zetten, zoals De goede herder. Dat zijn we ook wel blijven doen. We hebben heel veel teksten op een eenvoudige manier, zeg maar, hertaald voor kinderen. We zijn breder gaan schrijven, meer maatschappelijke onderwerpen. De uitdaging is juist om een tekst of thema in eenvoudige woorden neer te zetten, zonder dat het zijn kracht verliest. Bijvoorbeeld de bijbeltekst: Laat zo u licht schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en God verheerlijken.

Elly en Rikkert zingen:

‘Laat zo je licht maar schijnen,
Bij alles wat je doet,
Zodat de mensen zeggen:
God is goed. God is liefde.
God is goed’.

   Rikkert: ‘Dat is heel direct de tekst, rijmt netjes, maar er staat wel precies wat er in de tekst staat. Dat deden we heel graag.’

‘De draak steken’
Het repertoire van Elly en Rikkert kent een grote verscheidenheid aan soorten liederen. Naast de genoemde letterlijke bijbelteksten, bijbelverhalen (Martha, Job), gelijkenissen, christelijke feesten, lofprijzing en alledaagse thema’s die raken aan de belevingswereld van kinderen (adoptie, anders zijn) schreven ze liederen over geborgenheid bij God (Ik zag een kuikentje) en over de uniciteit van iedereen. In veel van hun werk, ook hun bijbelliedjes, klinkt een moreel dan wel persoonlijk appel. Elly en Rikkert schreven in de jaren ’80 al liederen over omgang met de schepping en ‘Eerlijk delen’. Roeland Smith noemt als waardevol element van het oeuvre van Elly en Rikkert de ‘nursery rhyme’-achtige liedjes, zoals het telversje Eén is God alleen. Of het liedje waarin God aan de hand van het alfabet geprezen wordt. Elly en Rikkert hechten aan de liedjes die ‘gewoon een grapje’, ‘een leuk liedje’ zijn of liedjes waarin het tegengestelde gezegd wordt van wat bedoeld wordt. ‘Even de draak ermee steken, van: zo moet het niet’, zegt Elly.

Roeland ziet in hun liederen terug wat hij noemt ‘de paradox van het christendom’, van ‘de eersten zullen de laatsten zijn’. De liedjes zijn geen massief blok, maar ademen een soort kwetsbaarheid en openheid. En hij proeft er urgentie in. Dat wil zeggen ‘dat het helemaal past bij degene die zingt en dat hij of zij het graag wil vertellen. Misschien ook omdat niemand anders het zo doet. Een noodzaak.’  

Hebben jullie zelf nog voorkeur voor een bepaald lied?
  
Elly: ‘Ik vind zelf Het Kuikentje zo’n mooi liedje. Zo simpel. Waar we ook zingen, er is altijd wel iemand die het vraagt, ook mensen met downsyndroom. Het geeft zoiets geborgens. We hebben een gedeelte ervan toch nog in ons afscheidsconcert gespeeld. Het stond er eerst niet in. We weten dat mensen thuis of in instellingen dit mooi vinden. Een mooi, eenvoudig, koesterend liedje’.
  
Rikkert: ‘Hier spreekt de moeder.’

En nu de vader…
  
Rikkert: ‘Qua techniek is In een scheepje wel heel goed gelukt. Een verhaal in vier zinnen samengevat, vooral voor de kleuters. We hebben altijd wel onderscheid naar leeftijd gemaakt in onze manier van schrijven. Er zijn ook liedjes voor beginnende tieners, die Elly met het koor instudeerde. Zelf ben ik het meest gecharmeerd van een lied als Wat is de eeuwigheid?’

Ze zingen samen: ‘Daar bestaat geen tijd. Daar is geen mijn of dijn, alleen maar zijn’.
  
Rikkert: ‘Er zit ook een woordspeling in, voor wie het hoort. Dat krijg je dan aangereikt als je het schrijft. Achter het gordijn, dat is een andere wereld. Ik houd wel van die liedjes met symboliek.’

Hoe ontstaat zo’n liedje?
  
Rikkert: ‘Dat kan je bijna niet goed uitleggen, dat creatieve proces. Je weet niet precies wat er in je brein en in je hart gebeurt. Als ik het moet uitleggen, zeg ik meestal: het is de ongrijpbare combinatie van muze, van wie je bent, wat je hebt geleerd in het schrijven en de Heilige Geest. Het is een wonderlijke mengeling. Je kan het niet grijpen of vatten, een naam geven. Een aantal invloeden die leiden tot iets. Dat is een van de heerlijke mysteries van de schepping en van het leven, je kunt je erover verwonderen, je hoeft het niet per se te pakken.’

Jullie zijn bekend als duo, maar ook verschillende persoonlijkheden. Wat in de ander hebben jullie nodig om samen dit duo te zijn?
  
Elly: ‘Ja… Alles!’
  
Rikkert: ‘Dat is een filosofische vraag.’
  
Elly: ‘Nou, Rikkert is meer de denker, de filosoof. Beschouwender. Ik ben meer spontaan. Dat maakt dat het heel goed lukt, als duo, ook al voordat we christen waren.’
  
Rikkert: ‘Mag ik je even onderbreken? Ik denk dat ik in het schrijven ook spontaan kan zijn en Elly in haar liedjes beschouwend kan zijn. Hoewel dat niet in eerste instantie ons karakter is.’
  
Elly: ‘We schrijven ook niet samen, maar ieder apart en laten het later aan elkaar lezen, geven elkaar tegengas. Een enkele keer schrijven we samen.’

Zitten jullie qua bijbelse noties of beelden van God op dezelfde lijn of leggen jullie eigen accenten?
  
Elly: ‘Mijn eerste beeld van God is Jezus, maar ook de Geest. Voor mij is God niet per se een man, maar ik kan Hem ook ervaren als vrouw, als moederlijk. Jezus, die hier op aarde wandelde, was natuurlijk wel een man. Als kind al, voordat ik christen werd, was ik een katholiek meisje, praatte ik ook met Jezus, als een broer, als een vriend.’
  
Rikkert: ‘Elly is heel erg van de ontferming, de moederborst. Ik ben misschien wat filosofischer, maar ook van de humor.
   Elly: ‘God heeft ook humor.’
  
Rikkert: ‘En mag God het mysterie blijven dat Hij is? Op het moment dat je God definieert leg je ook grenzen aan.’

Doen we jullie recht als we zeggen: In kinderliederen benadrukt Elly sterk de dialogische kant met God en laat Rikkert meer de mysterie-kant, het ongrijpbare resoneren?
   Elly: ‘Ja dat heb je mooi gezegd.’
   Rikkert: ‘Ja, voor zover je ons kunt definiëren. Ik houd ook van de knipoog en het relativeren.’

Zou je zelf weleens dingen willen veranderen aan liedjes die je geschreven hebt?
  
Elly: ‘Ja, maar ik zou zo gauw geen voorbeeld weten. Soms komt er wel eens wat voorbij dat je denkt, ach… dat was wel heel zwart-wit. Ik kwam pas iets tegen waarvan ik dacht, dat had wel iets genuanceerder gekund.’

Wel heel zwart-wit?
   Elly: ‘Als je pas christen bent geworden, dan lees je de Bijbel van ‘zo moet het dan’. Nu lees je de Bijbel wat genuanceerder, omdat we geleerd hebben in de maatschappij te leven en niet alleen maar vanuit dat Woord. Meer doordrenkt van het Woord dan de letterlijke tekst. Ik herinner me het liedje weer: Al zou je door het vuur gaan, je brandt je er niet aan. Dat staat in de Bijbel, maar ja, kinderen die brandwonden hebben opgelopen? Kinderen nemen veel letterlijk. Neem het lied Zet je voet maar op het water. Bij een optreden zeiden we: ‘Doe het alleen als het goed gevroren heeft!’ Ik heb nu net, op verzoek, een tekst geschreven over de glazen zee. Vanuit de ogen van het kind dat Jezus over het water ziet lopen en dat ook zou willen. Vervolgens wordt het kind praktisch: als het vannacht gaat vriezen, dan pak ik mijn schaatsen en doe ik het ook. Je kunt niet zeggen dat alles letterlijk gebeurt zoals het er staat.’
   Rikkert: ‘Dat blijft zoeken. Een van onze eerste liedjes was Als je bidt, zal Hij je geven. Het is bijna de letterlijke tekst uit de Schrift. Mensen vroegen hoe we in hemelsnaam zoiets konden schrijven, omdat een gebed om een ziek kind te genezen niet verhoord was. Dan heb je te doen met mensen met dat verlies of die pijn. Dat blijft een precaire zaak, want bepaalde stelligheden in de Schrift, zoals ‘wie niet voor is, is tegen mij’ – dat soort dictatoriale uitspraken bijna, ze zijn er wel. Je moet ze wel in de context lezen, dat is een heel voornaam ding. Hoe matcht dat met je dagelijkse ervaring? Dat matcht niet, dat schuurt, dat wringt, dat doet zeer. Dat kun je niet voorkomen, maar het moet je er niet van weerhouden altijd weer terug te gaan naar wat de Schrift zegt.’‘Je hoopt dat het geen al te fundamentalistische toestanden worden’
   Rikkert: ‘Je hoopt bij dit soort liedjes op een beetje begeleiding van ouders, onderwijzend personeel of pastoraat. Om het een beetje goed in te bedden. Dat het geen al te fundamentalistische toestanden worden, maar landt binnen de brede basis van het godsvertrouwen.’

Mogelijk hebben Elly en Rikkert in hun benadering van Bijbelgedeelten gaandeweg meer aandacht gekregen voor de context van de bijbeltekst, door – zoals in het lied van de glazen zee – de spanning al te benoemen in het lied. Ze benadrukken echter zelf steeds het Woord te willen laten spreken, ook als dat wrijving geeft.

Wat is volgens jullie belangrijk in een goed kinderlied, en ook in een goed christelijk kinderlied?
  
Rikkert: ‘Ten eerste dat je één thema per lied behandelt. Je hoort wel eens mensen die willen de schepping, de kruisiging en de wederkomst in een liedje proppen. Dan moet je wel van heel goeden huize komen. Het moet een bepaalde overzichtelijkheid hebben. Dan kun je je iets meer poëzie, beelden en allegorieën permitteren.’
  
Elly: ‘Een lied moet een eenheid zijn. Soms beginnen liedjes met ‘ik’, dan ‘wij’, dan ‘U’. Of zijn liedjes maar wat kreten achter elkaar. Kinderen zingen wel mee hoor, als het lekker galmt, maar het gaat soms eigenlijk nergens over. Ook is een sterke ‘hookline belangrijk. Dat is het samenvattende thema, het zinnetje dat steeds terugkomt.’
  
Rikkert: ‘Iets dat goed in het gehoor ligt en gemakkelijk mee te zingen is, dat blijft haken. Het kan het refrein zijn, maar ook een terugkerende conclusie.’
  
Elly: ‘In (internationale) lessen zeggen we: Schrijf vanuit je eigen cultuur en probeer niet de Amerikanen of de Nederlanders na te doen. Schrijf een goed kinderlied vanuit je eigen cultuur.’
  
Rikkert: ‘Een beeld van een kind op een fiets is natuurlijk typisch Nederlands. Meer nog, is de Nederlandse cultuur van “doe maar gewoon, doe je al gek genoeg”. In de Amerikaanse kinderliedjes gaan ze nog een keertje moduleren, nog een keer hoger, nog een keer het refrein, nog harder, nog breder, van ‘hoor ons’. Tadadadammm…. Even uitpakken. Blijf zo dicht mogelijk bij wie je bent, met respect voor het onderwerp. Dat is wel Nederlands.’
  
Rikkert: ‘Je hoort wel eens een lied waarbij de tekst en melodie niet kloppen, omdat ze door verschillende mensen geschreven zijn. Van belang is dat het verhaal dat de tekst vertelt, ook verteld wordt door de muziek. Je moet dat aanvoelen, er talent voor hebben.’  

Stenen voor brood
Als voorbeeld van een liedje van waarin tekst en melodie goed kloppen noemt Smith Groot genoeg van Elly en Rikkert. Een liedje dat groei in leeftijd thematiseert en dat laat samengaan met een bepaalde vorm van geloofsontwikkeling doordat ook kinderen van verschillende leeftijden het zingen. ‘Heer ik ben vijf en…’.  Elly en Rikkert onderhouden contacten met jongere liedjesschrijvers en delen hun ervaring. Ze doen geen specifieke uitspraken over liedjes die ze geslaagd of minder geslaagd vinden. Als ze al stevige uitspraken doen, dan zijn ze algemener van aard, maar ze laten mensen heel.

Jullie kennen zowel de christelijke als de niet-christelijke wereld. Wat doen jullie met secularisatie of wat doet het met jullie?
  
Rikkert: ‘Er zijn kerken die leeglopen en bijna verdwijnen. Dat is volgens mij te wijten aan het niet of slecht verkondigen van het evangelie, een soort vaag of half evangelie, terwijl de echte boodschap of het openstaan voor de Geest er niet was. Die kerken hebben het aan zichzelf te wijten. De mensen daar hebben stenen voor brood gekregen. Ze hadden honger, zijn niet gevoed en gingen andere dingen doen. De kerk kan hun gestolen worden, of God zoekt het maar uit. Wat jammer is, omdat ze nooit het verschil hebben gemaakt tussen Gods werk en de kerk. In ogen van sommige mensen zijn ze goddeloos, wat vaak helemaal niet het geval is. De kerk moet een lichaam zijn, een organisme, waar bloed wordt rondgepompt, waar geademd en geleefd wordt, waar gehuild wordt, gebiljart. Dat is een probleem: Geen biljart, fietsenmakerij of bibliotheek, maar een harde houten bank. Bij wijze van spreken dan.’
   Elly: ‘Er zijn gemeentes waar dat wel zo is. Die hebben dat wel. Een fietsenmaker en een tweedehandskledingwinkel.
   Rikkert: ‘Daar wilde ik naartoe. Maar vertel jij het maar, jij bent van het positieve!’
   Elly: ‘Oh ja! Er zijn gemeentes die de liefde laten zien: “Heb je niks, hier is wat”. Niet alleen het woord, maar ook een daad. Ik ken veel gemeentes waar dit gebeurt, en daar komen ook veel mensen naartoe.’
   Rikkert: ‘Wij hebben altijd voor mensen gezongen, niet voor kerken of denominaties. We zingen voor mensen.’
   Elly: ‘Mensenkinderen. We zijn wel dankbaar dat kerken ons gevonden hebben. We hebben ons bewust niet aan een denominatie verbonden.’
   Rikkert: ‘Voor sommige mensen zijn we te vrij, voor anderen te orthodox. Het is wat het is.’
   Elly: ‘Ongeveer dertig jaar geleden werd ik door een rooms-katholieke kerk gevraagd een lied over Maria te schrijven. Dat was eerst ongemakkelijk, maar heb ik toch gedaan. Sinds twee jaar ga ik weer naar een rooms-katholieke kerk. Ik voel me daar toch weer thuis.’ ‘Op deze liedjes kan ik later terugvallen’

De liedjes van Elly en Rikkert bereiken inmiddels de derde generatie. Een goed kinderlied is volgens Roeland ‘een lied waar we nu van genieten, en later wat aan hebben’. Hij zegt: ‘De liedjes van Elly en Rikkert, die zitten in mij. Daar kan ik op terugvallen. Als ik alles aan het vergeten ben, en mijn wereld kleiner wordt, dan denk ik dat die liedjes gaan terugkomen’. Een van de grote verdiensten van Elly en Rikkert vindt hij bovendien dat ze ‘continu nieuwe dingen maken met urgentie en plezier en steeds het land in gingen.’ Zo hebben ze hun liedjes ook in de markt gezet. Ze hebben zich altijd fulltime toegewijd aan muziek.

Jullie liederen zijn veel mensen dierbaar, hoe zou dat komen?
  
Rikkert: ‘Dat komt niet van onszelf. Als het zo diep landt, mensen nemen het mee in hun leven, een kind wordt getroost of wordt opgetild, dan is het niet ons verhaal, maar Gods werk. Zoals hij de postbode kan gebruiken met een opmerking, om je dag te kleuren, zo kan een liedje of een stukje van een lied dat ook. Veel mensen hebben een hele zoektocht gehad en zijn oprecht zoekende, die moet je niet afwijzen, ook al doen ze vreemde dingen. Als je Hem zoekt, dan zul je vinden. God is een beloner voor wie oprecht zoekt. Aangezien Hij sowieso, vanuit zijn aard, zoekt, heb ik daar wel vertrouwen in.’

Dr. P.M. Sonnenberg is universitair docent Praktische Theologie en Youth Ministry aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU).
Dr. D. van de Koot is postdoc-onderzoeker en docent bij het lectoraat Jeugd en Gezin van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE).