Elke zondag weer die beslissende stap
Deum iustificare is het doel van Psalm 92, zo schrijft Luther in zijn Psalmen-commentaar: God rechtvaardigen: ‘Waarlijk, dit is rechtvaardig dat men de HERE prijst, dat men Hem eer bewijst: zijn Naam is eerbied waardig.’(Liedboek 1973). De psalm is niet voor niets een graag gezongen intochtslied in de liturgie van de zondagmorgen. Op de sabbat, op de dag van de opstanding, beginnen wij met lofprijzend te zeggen dat God goed is.
Op de zevende dag voltooide God het werk dat Hij gemaakt heeft, en Hij rustte van al het werk dat Hij gemaakt had. Het is immers goed, zeer goed (Genesis 1:31). Maar ook op de zevende dag werkt God. Hij schept namelijk de rust en geeft ons de rustdag. Die dag-apart, geschonken aan de mens, als een ruimte in de tijd om te antwoorden dat het klopt, helemaal klopt. Dat de schepping goed is, en dat God goed is. Dat het daarom goed is om de HERE te prijzen. Zijn Naam is eerbied waardig. Dat is de zin van de sabbat.
Zes dagen zult u arbeiden. En werken is zwoegen, zweten, tobben, mislukken, zorgen, twee stappen vooruit en drie achteruit en andere keren weer andersom. De overtuiging dat het leven goed is en dat de schepping goed is en dat het de goede kant op gaat – dat is in de regel erg veel gevraagd. Maar op de sabbat zeggen wij, zonder mitsen en maren: God is goed, wat Hij doet is goed, en daarom komt het goed. Dat is de zin van de sabbat. En, laten we wel wezen, op de sabbat als de dag van de opstanding is er zeker alle reden om zo te beginnen. Liturgie is: God rechtvaardigen.
Daarom gaan we in de liturgie van de indicatief naar de vocatief. Dat zien we de psalm ook doen. Die gaat in vers 2 direct over van de derde naar de tweede persoon, van de uitspraak ‘Het is goed om de HERE te loven, …’ – naar de aanspraak of de aanbidding: ‘… en voor Uw Naam psalmen te zingen, Allerhoogste!’ En die toonzetting houdt hij vast, de hele psalm door. Dat is liturgie. In de liturgie gaan wij doen wat wij belijden. ‘Wij verkondigen in de morgen uw goedertierenheid, en uw trouw in de nachten.’
De euvele moed
Liturgie is niet ‘praten over’, maar ‘spreken tot’. Indicatief wordt tot vocatief. Dat betekent elke zondag weer die beslissende stap doen, de stap van reflectie naar aanbidding, van praten over naar spreken tot, van blijven zitten naar: opstaan, naar voren gaan, knielen en God aanbidden, dat wil zeggen: ‘Hem rechtvaardigen’. Op de dag dat God zegt dat het leven goed is, antwoorden wij dat God goed is, waard om te loven. En meer nog, we krijgen in de kerk de Geest en daarmee de euvele moed om te zeggen dat het leven goed is, en zelfs dat álles goed komt.
In het gezin waar ik opgroeide, volgden we op zondag geen nieuws. Televisie hadden wij niet. Radio wel, maar op zondag ging die niet aan. Dat was een van de maatregelen om ‘de wereld buiten de deur te houden’ op zondag. Ik moest daaraan denken toen ik bij Jonathan Sacks las over een Joodse regel om op de sabbat niet over allerlei narigheid en ellende te praten, ziekte, ongelukken, wat er allemaal fout gaat in de wereld.
Die boze wereld – en wat was/is die vaak boos voor velen, voor de Joodse gemeenschappen de eeuwen door zeker – is er, maar die houden we op de sabbat buiten de deur: vandáág is het leven goed, omdat God goed is. Er ligt over de geboden over de sabbat, het sabbatsjaar, een eschatologische gloed. De sabbat ziet uit naar de eeuwige sabbatsrust, die er overblijft voor het volk van God, zal later de Hebreeënbrief het verwoorden. Dit geldt temeer van de eerste dag van de week, de dag van de opstanding. Een voorsmaak van het rijk van vrede, gerechtigheid en herschepping. ‘Laat het (de zondag) een hoge feestdag wezen’ zingt Psalm 149, ook zo geliefd als introïtus op de zondagmorgen.Op zondag mogen wij de wereld buiten de deur houden
En bederf het feest van de zondag niet door de ingeslopen gewoonte om direct bij thuiskomst uit de kerk Buitenhof aan te zetten. Zo spreek ik mijzelf toe. Zes dagen mag je werken, en moet je de sores van de wereld op je toe laten komen, en zelf jouw deel daarvan op je nek nemen, maar een van de zeven dagen mag je de wereld buiten de deur houden. En zeggen: God is goed, het leven is goed, en het komt goed. Laat je dat niet afpakken.
Dit laatste is natuurlijk vrome prietpraat, moedwillige ontkenning van de werkelijkheid, en daarmee een uitnodiging om in een ‘christelijke bubbel’ te gaan zitten, wanneer we er niet direct bij zeggen: wij mogen op zondag de wereld buiten de deur houden, maar niet buiten de liturgie. Ik zou het sterker willen zeggen: Wij mogen op zondag de wereld buiten de deur houden, omdat de wereld in de liturgie volop aanwezig is.
Of ik dat laatste ook van huis uit meegekregen heb….? Voor zover de wereld in de kerkdienst aan de orde kwam, was het wel een hele kleine, geestelijke wereld. Zo niet in de psalm van de sabbat. Daar komt in enkele verzen het hele leven ‘buiten de deur’ van het heiligdom aan de orde. Het hele leven dan in zijn essentie en in zijn aanvechting: goddelozen die groeien als gras, wij zouden zeggen: als kool. Onrecht en corruptie die lonen in deze wereld. Kwaaddoeners die geen strobreed in de weg gelegd wordt. En zij maken het de rechtvaardigen niet gemakkelijk (vers 12). Dat alles komt in de liturgie aan het licht, zetten wij in de liturgie in het Licht. Heel dat donkere doodsrijk met zijn dreigingen – en we houden niets achter. Schuld, (nood)lot, uitzichtloos lijden, vloek der wet, vertwijfeling, ongeloof, verbittering, politieke conflicten, economische uitbuiting, morele drama’s – niets blijft buiten de liturgie.
Alles krijgt daar de ruimte – in het kyrie eleison, in de boete, in de schuldbelijdenis, in de psalmen en de liederen van de kerk, in de lezing van de Schriften, in de gebeden. In de liturgie komt alles aan het licht, en wat aan het licht komt, is licht, zegt een raadselachtig diepzinnig woord van Paulus (Efeze 5:13).
Als kool of als een ceder
De psalm gaat al in vers 2a over van de indicatief naar de vocatief, van uitspraak naar aanspraak en aanbidding. Maar dat kan ze doen omdat de indicatief wel voorafgaat aan de vocatief. De psalm is verkondiging, indicatief: dat Gods vijanden vergaan, dat allen die onrecht bedrijven, overal verspreid zullen worden. En dat de rechtvaardigen, die het gewaagd hebben met de Thora, met de God van Israël, en het verbond trouw gehouden hebben, koste wat het kostte, dat zij aan het langste eind zullen trekken.
Immers, zo is de belofte van de psalm, er is tweeërlei groei. Er is de snelle groei en bloei van de goddelozen. Zij groeien als kool. En er is de langzame groei van de rechtvaardigen, als een palmboom, als een ceder. Zo zijn degenen die de sabbat vieren vanuit de liturgie, de lezing van de Thora. Zij vertragen om de zeven dagen hun normale gang, zetten de tredmolen stil, verwijlen in het heiligdom, in de voorhoven van God. Daar stoppen ze niet mee, ook niet in coronatijd.
Wij vieren de liturgie, nemen daarin alles van de wereld mee, omdat we weten: hier horen we hoe het met de wereld zit.
Als ik er voor kies om op zondag om twaalf uur Buitenhof aan te zetten, moet ik echt wel eerst naar de kerk geweest zijn, om mij niet van de wijs te laten brengen wanneer ik zie en hoor hoe het met de wereld gaat.
Dr. H. de Leede is emeritus predikant (PKN) te Amersfoort.