Redactioneel
Als het kalf verdronken is, dempt men de put. Het is een spreekwoord dat van stal wordt gehaald als er iets grondig mis is gegaan. Het is vaak meer dan een constatering, er zit ook een verwijt in: de put was er de hele tijd al, maar niemand zag het. Deze ‘put’ die we wel of niet op tijd hadden kunnen zien vormt de achtergrond voor meerdere artikelen in dit nummer van Wapenveld.
Herman Oevermans bespreekt twee recente boeken over de Noordzee, van onze eindredacteur Arie Kok en van Arita Baaijens. Beide laten zien dat we tegenwoordig een wel erg beperkt beeld hebben van de Noordzee. De zee is meer dan een leverancier van energie. Wie in dat beeld blijft steken en ook de taal die erbij hoort zich toe-eigent, heeft een hele grote put om te dempen. Oevermans citeert met instemming Baaijens die in haar boek een beroep doet op onze verantwoordelijkheid. ‘Ik kan alleen maar instemmen met haar verzuchting dat we misschien “elk bureaucratisch overleg maar moeten openen met een eenregelig gebed: vergeef ons niet, want wij weten wat wij doen.”’
Beatrice de Graaf heeft in haar bijdrage in Wapenveld een andere put te dichten. Ze constateert dat de sociale media ons in de afgelopen jaren weinig goeds hebben gebracht. Kort gezegd stimuleren ze ons tot gedrag waar we achteraf niet trots op zijn; we worden op de sociale media gemakkelijk een speelbal van kwade machten. Van de publieke ruimte zoals die in het Westen eeuwenlang in verschillende gedaantes heeft bestaan, laten ze weinig heel. De Graaf voert een pleidooi om het anders te doen en richt zich rechtstreeks tot de lezer: ‘Als u echt geeft om de publieke ruimte als broedplaats voor vrije deliberatie en inhoudelijke meningsvorming, creëer nieuwe, kleine, publieke ruimtes van onafhankelijk denken en verzet tegen de emocratie op de socials.’
De inzet van De Graaf is een voorbeeld van hoe wij kunnen – en in bepaalde gevallen moeten – reageren op wat moderne technologie mogelijk maakt. Er zijn momenten waarop we een duidelijke grens moeten trekken. Tegelijkertijd realiseren we ons dat dit niet altijd lukt. De komst van internet heeft onze manier van communiceren ingrijpend veranderd – en dat is onomkeerbaar. Die onomkeerbaarheid klinkt ook door in de bijdrage aan de jaarserie Met lijf en leden, waar het gaat over de invloed van technologie op ons lichaam. Technologie komt steeds dichter op onze huid. De komst van AI versterkt dat proces, misschien door ons tools te geven om onze gezondheid op de korte termijn te kunnen voorspellen. Willen we dat en kunnen we kiezen om niet mee te doen? Of moet er eerst een kalf verdrinken? Voor wie de beschouwingen over het lichaam in dit nummer theoretisch blijven, is er het artikel van Menno van der Beek over Lieke Marsman. Marsman raakte haar arm kwijt door een amputatie en voelt zich desondanks thuis in een lichaam dat op omvallen staat.
De kers op de taart in dit nummer is het interview met Rowan Williams, de voormalige aartsbisschop van Canterbury. Wie met hem spreekt, hoort hem als het ware hardop denken. Williams spreekt in bedachtzame volzinnen en in de Nederlandse vertaling is dat niet verdwenen. In het interview komt veel langs: zijn theologische voorbeelden, wat hij vindt van de gereformeerde traditie, taal, gender en last but not least zijn visie op het lichaam: ‘Ik heb een vreemde verhouding met deze stukjes materie waarvan ik niet kan zeggen dat ik ze bezit. Ik kan ze immers niet achterlaten in de trein zoals ik mijn sjaal in de trein kan laten liggen.’