‘In den beginne was verbinding’

Door André Groenendijk en Aart Nederveen

Abstract

Er zijn weinig theologen wier werk meer aansluit bij de ondertitel van Wapenveld (over geloof en cultuur) dan dat van Rowan Williams. Zelfs in zijn meest diepgravende theologische boeken zijn de vragen van cultuur en hedendaagse spiritualiteit nooit ver weg. Hij is bovendien zelf nauw betrokken geweest bij de praktijk van het kerkelijke leven, het meest zichtbaar in zijn tien jaar (2202-2012) als aartsbisschop van Canterbury, leider van de Anglicaanse kerk wereldwijd. Een gesprek over theologie, de gereformeerde traditie, het lichaam, taal en AI.

We spreken Williams, na enig mailverkeer om tot een afspraak te komen, online. Via het scherm zien we hem zitten, op de bank voor zijn boekenkast. Het is een haast onwerkelijke ervaring om zo te spreken met een van de grote theologen van onze tijd. Hij is inmiddels 74 jaar oud, maar nog altijd zeer actief. Recent verscheen zijn boek over de spiritualiteit van de woestijnvaders in vertaling: Hartstochten van de ziel. En in het Engels verscheen begin dit jaar van zijn hand een introductie op het christelijk geloof. Het kenmerkt Williams die, naast zijn werk als academisch theoloog, ook een breed publiek laat kennismaken met de betekenis van theologie en geloof.

‘Theologie moet op de een of andere manier ten dienste staan van discipelschap. Ze moet over het koninkrijk gaan, over hoe de wereld eruitziet in de aanwezigheid van God. Ik kwam een paar dagen geleden een schitterende passage tegen bij de Joodse denker Abraham Heschel. Hij beschrijft hoe de Thora tot in de kleinste details handelt over hoe mensen heel bewust in Zijn aanwezigheid zouden kunnen leven. En ik denk dat theologie daaraan ten dienste staat. Ik ben me altijd bewust geweest van een tweevoudige roeping: enerzijds als priester en pastor, anderzijds als leraar in de theologie, en ik wil deze twee niet te ver met elkaar uit de pas laten lopen.’

Welke theologen hebben de meeste invloed op u gehad?
‘Toen ik in 1968 met mijn theologiestudie in Cambridge begon, was de Anglicaanse theoloog Austin Farrer een van de grootste ontdekkingen. Hij was een zeer begaafd prediker en theoloog. Hij bood een filosofische benadering van het christendom en leerde mij een diepe betrokkenheid op de wereld van de verbeeldingskracht. Het lezen van zijn werk heeft veel invloed op me gehad. In mijn eerste jaar als student werd ik daarnaast grondig ingewijd in het werk van Karl Barth door mijn supervisor, John Riches, op dat moment een echte Barthiaan. Hij liet me bovendien kennismaken met het werk van Hans Urs von Balthasar, en jaren later zouden we samen diens werk vertalen. Een andere grote inspirator was Donald MacKinnon, hoogleraar religiefilosofie in Cambridge. Hij stelde ons aan veel bloot, inclusief verschillende continentale denkers die we anders nooit hadden leren kennen. De twee laatste stukjes van de puzzel zijn ten eerste een voortdurende interesse in Dietrich Bonhoeffer, van wie ik als tiener al wat las en die ik als student veel intensiever ging bestuderen. Ik ben hem altijd blijven lezen en herlezen. En daarnaast de ontdekking, een jaar voordat ik afstudeerde in Cambridge, van de Russisch-Orthodoxe theoloog Vladimir Lossky. Over hem heb ik ook mijn proefschrift geschreven. Het is dus een nogal oecumenische verzameling, en dat is voor mij altijd een deel geweest van het belang van de theologie. Ik heb het nooit zinvol gevonden om een belijdend theoloog te zijn in de enge zin van het woord, een klein stukje van het territorium verdedigend. Ik wilde juist zien of mensen met elkaar in gesprek konden worden gebracht.

Dit artikel komt een jaar na publicatie beschikbaar. Neem een abonnement als je het hele artikel nu al wil lezen.