Zucht van verlichting
‘Hij sloeg zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep en zei tegen hem: ‘Effatha!’, wat betekent: Ga open!’
‘Vrijheid is een plakkerige afgod en een deken / die niet werkelijk bedekt. Ik mis U en dat is het. / Te worden aangeraakt. Te worden opgewekt.’ Zo schrijft Mieke van Zonneveld in haar gedicht Gebed. Het zijn van die zinnetjes die blijven haken. Bidden om een aanraking als blijk van nabijheid, juist omdat die uitblijft. Aan aanrakingen geen gebrek in deze passage uit het evangelie. Zoals in het Marcusevangelie geaccentueerd wordt gaat het er in de nabijheid van Jezus fysiek aan toe, of het nu om genezingen of uitdrijvingen gaat. Zo ook in dit gedeelte waarin een dove man bij Jezus gebracht wordt.
Of de man die voor Jezus staat er ook naar verlangt ‘te worden aangeraakt’ vermeldt de tekst niet. En al zou hij, hij is als dove niet in staat zich verstaanbaar uit te spreken. Het is een aangrijpende schildering. Een mens die zo geïsoleerd is geraakt, zo opgesloten in zichzelf. Er komt geen geluid binnen – en er gaat geen verstaanbare klanken naar ‘buiten’. Een afgeschermd leven. Dan bloedt je verwachting dood, neem je geen initiatief. Je wordt toch niet begrepen, zo leren de ervaringen je. Volstrekte passiviteit is wat rest. Het is dat er mensen zijn die een ander, zoals deze man, in de arm nemen. En het is dat Jezus langskomt – al is het via een omweg!
Onder vier ogen breekt hij dit eenzame leven open en dat doet hij heel lichamelijk. Meer dan een ‘hand opleggen’ zoals omstanders hem vragen, komt hij lichamelijk nabij. Hij raakt de dode plekken aan – en dat gaat er niet zachtzinnig aan toe. Heel letterlijk vertaald ‘werpt’ Jezus zijn vingers in de oren van de man en ‘grijpt’ de dove bij de tong na in de handen gespuwd te hebben. Hij heeft zo z’n gebarentaal om contact te maken, als een ware fysiotherapeut. Een ontroerend plaatje is het wel: de Heiland die als het ware tastend een mensenleven afgaat op zoek naar de dode plekken. Of soms om juist op de zere plekken te drukken. En dan vraagt hij niet veel meer dan een enkele hoofdbeweging als ‘ja’ of ‘nee’. ‘Zit het hier misschien, zit het daar?’
Ook Jezus’ lichaam reageert op wat hij ziet en peilt. Terwijl hij naar de hemel kijkt, zucht hij diep. ‘Hij kreunt’, mag je vertalen. Waarom eigenlijk? Het laat zien dat hij niet zomaar, of op de automatische piloot, geneest. Wat zijn ogen en oren opvangen gaat hem niet in de koude kleren zitten. Sterker nog: hij lijdt eraan mee! Bij uitstek Marcus tekent Jezus als de lijdende Mensenzoon. ‘Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam’ (Jes. 53, 4).
En toch staat er met de kreun van Jezus denk ik meer op het spel. Niet om daarmee het lichamelijke te downplayen, maar het teken van Jezus staat altijd in een groter plaatje van Wie hij is en waarom hij een onzer is geworden. De omgeving van de tekst geeft hints. Eerder in dit hoofdstuk spreekt Jezus de mensen toe met de woorden ‘Luister naar Mij en kom tot inzicht. Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren’ (7, 15-16). En kort na de genezing van de dove man in dit heidense gebied slaakt Jezus opnieuw een diepe zucht, dit keer over bijbelgetrouwen die een teken verlangen om ten slotte in de boot bij zijn leerlingen te verzuchten: ‘Begrijpen jullie het dan nog niet, en ontbreekt het jullie aan inzicht (…)? Jullie hebben oren, maar horen niet? (8, 17-18).
Om het vragenderwijs te formuleren: verraadt de diepe zucht van Jezus ook niet iets van zijn pijn over gesloten mensenlevens die een Godswoord nodig hebben om open te gaan? Open tot op God – en zo ook tot de wereld om hen heen. Niet toevallig spreekt Jezus tot de ‘hele mens’, lichaam en ziel – en niet enkel tegen dovemansoren – ‘ga open!’. En nog pijnlijker: zegt Jezus diepe zucht ook niet dat als dit Godswoord klinkt het zo moeilijk in ons leven ontvangen wordt?
En dat terwijl tegelijkertijd het verlangen blijft bestaan. Zoals het in Gebed klinkt: ‘Ik heb U getypeerd, genummerd/en gearchiveerd. De kast een stoffig woordengraf.’ Maar het krijgt het verlangen er niet onder: ‘Te worden aangeraakt’.
De tekst zelf maakt trouwens de genezing tot een gebeurtenis in grootse verbanden. Het woord voor de ‘stomme’ dat door Marcus wordt gebruikt, komt in Septuaginta slechts één keer voor: in Jesaja 35. Daar wordt gejubeld over de terugkeer van God, de bevrijding door de HEER waarin heel de schepping meetrilt en alles wordt omgekeerd: waterstromen splijten de woestijn, blinden worden de ogen geopend en de oren van doven worden ontsloten. Marcus hint erop: in Jezus’ optreden breken andere tijden aan!Een zucht is er bij Jezus altijd een van verlichting
Maar waarom dan die diepe zucht door Jezus’ lijf en leden? Op de keper beschouwd is het merkwaardig om te zuchten waar de bevrijding aanstaande is. Zou Jezus niet met een brede lach die bevrijding belooft het ‘Effatha!’ moeten inluiden? Het brengt je bij de vraag die de leerlingen bij Jezus hebben: ‘Wie is Hij toch?’ Het begin en eind van het evangelie verkondigen dat hij Zoon van God is. Maar hij gaat zijn weg door deze wereld als de Mensenzoon die het kruis op zich neemt. En in dat kruis draagt hij ziekten en zonden – ook die van doofheid voor het appèl van de a/Ander! Is dat niet de diepte van de zucht die Jezus slaakt? In Jesaja 35 breekt de nieuwe tijd aan met God die komt ‘met zijn wraak, Gods vergelding zal komen’. Waar anders dan in het kruis wordt dat in Jezus’ leven zichtbaar? Als hij de Heel-maker wil zijn, dan vraagt het van hem in ’s Vaders naam de man van smarten te worden die het oordeel voor zijn rekening neemt. Zucht.
Het is er bij Jezus altijd een van verlichting. Het doel is niet minder dan een doorbraak! Zie die twee, Jezus en de dove, nog eens tegenover elkaar staan. En dan die stroomversnelling op één woord, daar heeft Jezus genoeg aan! Dan doen heel het lichaam en heel het leven mee: open oren, een losgeslagen tong – er is weer dialoog mogelijk. De muren om je heen afgebroken. Alsof in ‘kreun’ en ‘effatha’ kruis en open graf zijn samengebald. De steen rolt weg. De dove man wordt weer opgenomen in de menigte – die op haar beurt tot een ware schare profeten wordt: ‘Alles wat Hij doet is goed.’ Ze spreekt ver over het heden heen in een taal waarmee het visioen in Jesaja eindigt: ‘… en vluchten zullen verdriet en gezucht’. Zo zuchtte Jezus in de Geest en het geeft ons te zuchten – en daarin ligt verlangen verscholen – juist met het oog op wat zo toondoof is in deze wereld en in ons eigen leven.
Om uit te zuchten: ‘te worden aangeraakt. Te worden opgewekt’. Goddank dat het Pasen werd.
W.L.W. Kater MA MSc is predikant te ’s Gravenzande en redactielid van Wapenveld.