Gearriveerd christendom

Bijbelschets bij I Korinthiërs 4:7

Wie denkt u dat u bent? Bezit u ook maar iets dat u niet geschonken is? Alles is u geschonken, dus waarom schept u dan op alsof u het zelf verworven hebt

‘In de prachtige Slotkerk treedt de hofpredikant op, keurig uitgedost, de uitverkorene van het beschaafde publiek. En hij preekt met veel gevoel over het woord van de apostel: “God heeft het geringe en verachte uitverkoren” – en er is niemand die lacht.’[1] Behalve de apostel zelf misschien: hij kan wel lachen om het gearriveerde christendom van de Korinthiërs. Hij drijft er in ieder geval de spot mee.

Dit Kierkegaard-citaat dook weer op in de sociale media toen er dit voorjaar witte rook verscheen boven de Sixtijnse kapel in Rome. Habemus papam! Menig niet-katholiek zal er met een mengeling van ontroering en bevreemding naar gekeken hebben. Leo XIV verscheen op het balkon en hij sprak sociale en hoopgevende woorden – maar de hele entourage roept ook de vraag op: hoe zijn we hier eigenlijk beland, van een Heer die geen plek had om het moede hoofd neer te leggen (Matth. 8:20) naar deze glinsterende vertoning? Het is een vraag die ook aan menige nette protestantse kerkgemeenschap gesteld kan worden. Ook daar gaat men doorgaans keurig gekleed op naar mooie oude gebouwen voor knusse bijeenkomsten. Een apostel die zichzelf, en al zijn collega’s, omschrijft als ‘het uitschot van de wereld, het uitvaagsel van de mensheid’ moet daar wel een vreemde verschijning blijven, met ongemakkelijke woorden. De rotzooi waar iedereen omheen loopt en de neus voor ophaalt, de troep die overblijft als je de boel schoon hebt gesopt en die je door een afvoerputje zo snel mogelijk wegspoelt – wat zou er gebeuren als zulk ‘uitschot van de wereld’ werkelijk de drempel van de godshuizen van Europa overstapt? Het gebeurt hier en daar, mondjesmaat. Misschien ook wel: meer en meer. Dat zou in de ogen van Paulus vermoedelijk geen slechte ontwikkeling zijn.

Spot
Sinds het vertrek van Paulus maken de Korinthische gelovigen een periode van bloei door, al zeggen ze het zelf. Het christelijke geloof legt ze geen windeieren: de geest en wijsheid van het evangelie hebben hun veel inzichten opgeleverd, ze doorzien de geheimen van het bestaan beter dan wie ook, eerlijk gezegd. En ze hebben ook nog hun apostel Apollos in huis, opgeleid in Alexandrië in Egypte, een spreker van de buitencategorie. Het lukt ze om maatschappelijk relevant te zijn en in het dagelijks leven gaat het de vooraanstaanden in de gemeente voor de wind – ja, ze hebben hun zaakjes goed voor elkaar. Bijna zouden ze kunnen instemmen met de dichtregels van Gerard Reve:[2]

Ik vind dit leven al geweldig. En straks nog het eeuwig leven in de Hemel. Je vraagt je wel eens af: ‘Waar hebben wij het aan verdiend?’

Ja hoor, schrijft Paulus in een brief, jullie hebben het al helemaal gemaakt. Rijk, wijs, alles onder controle. Geloof je het zelf? Hoe kunnen jullie het nou zo goed getroffen hebben met jezelf als wij als brengers van de boodschap niet weten hoe we de eindjes aan elkaar moeten knopen, keihard moeten werken om brood op de plank te krijgen, ons van hot naar haar slepen, overal beledigd worden en regelmatig bont en blauw geslagen worden? Wat doen wij dan verkeerd en wat doen jullie dan goed? Of zijn jullie degenen die iets aan het vergeten zijn? Is de zaken goed geregeld hebben dan toch het hoogste wat je kunt bereiken? Maar waar is dan de dynamiek van het geloof gebleven, het besef dat er niks is wat je niet ontvangen hebt? Ontvangen – nog niet alles geregeld hebben – is juist een basistrek van het staan in de beweging van de Geest. En ontvangen gaat het beste als je niet te druk bent met wat je allemaal al hebt.

Basistrek
Geloof is uiteraard vormend voor je identiteit. Het gaat bij je horen, het bepaalt wie je bent – je wordt er ‘een gelovige’ van, misschien zelfs een net kerkmens die de weg weet in de Bijbel en op het kerkelijk erf. Een prettig bestaan in een christelijke bubbel, met een samenhangend wereldbeeld. Maar wat nu als de Geest er aardigheid in heeft (of het nodig vindt) daar voortdurend doorheen te breken? Of: om nog weer andere dingen uit te delen, nieuwe inzichten – of taken – die je niet verwacht had? Die misschien ook niet in je straatje passen? Wat nu als de Geest dat allemaal uitdeelt via ‘uitschot’, vanuit onvermoede kieren en gaten, via mensen die je eigenlijk liever zou omzeilen? Als je die mogelijkheid niet openhoudt, wat moet de Geest dan nog beginnen? En als de Geest niks kan beginnen, wat blijft er dan over van alles wat je gegeven is? Gearriveerd christendom, Paulus heeft er niet veel mee.

Politiek
De veeg uit de pan die Paulus aan zijn zo geslaagde Korinthische leerlingen geeft heeft intussen ook grote politieke consequenties. ‘Wat heb je dat je niet gegeven is?’ Pas dat zinnetje toe op de plaats waar je geboren bent en ‘het strengste asielbeleid ooit’ kan meteen op de schop. Geeft het gegeven dat je op een plek geboren bent – dat je die plek zo ontvangen hebt – je er een bijzonder recht op? Waarvoor heeft God je deze plek gegeven, alleen voor jezelf? Veel Bijbellezers zouden dit zinnetje wat vaker voor zich uit mogen prevelen, of hardop uit mogen spreken tijdens de verjaardagsvisite bij de buren, of bij de vrijdagmiddagborrel, of bij een serieuze politieke vergadering. Als er gasten allerlei grenzen oversteken – ja, weet je, ik ben zelf ook een gast en vreemdeling (Psalm 119:19), wat heb ik dat ik niet ontvangen heb? En andere zaken die me in de schoot geworpen worden, de bronnen die ik aantref op de plek waar ik geboren ben, of op andere plekken waar ik zeggenschap over kan krijgen – zijn die daarmee van mij? De gratis mogelijkheden die ik aantref op internet, artificial intelligence die zomaar voor mij werkt maar intussen ongemerkt bergen energie slurpt: zijn die mij eigenlijk wel gegeven, moet ik ze gebruiken alsof ze mijn bezit zijn? Een paar kantjes verder schrijft de apostel: bezit je spullen zonder ze op te gebruiken, leeg te zuigen (I Kor. 7:30). Ook dat is politiek geladen taal. Wij hoeven niet degenen te zijn die overal maar uithalen wat er voor ons in zit. Er is je al zoveel gegeven.

Ontspanning
Niet leegzuigen, niet in krampachtigheid bezitten: het is niet moeilijk daarbij een lijn te trekken naar het thema lichamelijkheid. Paulus reikt mogelijkheden aan om anders naar onze lichamelijke existentie te kijken dan volgens het voor velen dominante frame, dat er nogal eens toe leidt dat we onszelf, onze energie, onze tijd, opgebruiken voor de doelen die wij onszelf menen te moeten stellen. Voor Paulus is de vervulling van alle doelen al gegeven met de opstanding van Christus – en verder slechts met wat de Geest geeft, met waar de Geest toe beweegt en met wat God kiest. Dat is het enige waar hij in blij vertrouwen oog voor wenst te hebben, niet voor wat hij zelf uitknobbelt en beheerst – en hij wenst ook anderen toe slechts daarvoor oog te hebben. Dat is irritant, het levert hem blijkbaar regelmatig een gebeukt en gebutst lichaam op. En toch breekt daarover het Koninkrijk eerder los dan over een leven dat zelf al zo geweldig geregeld is.

Prof. dr. E. van ’t Slot is hoogleraar Beroepsvorming en Spiritualiteit aan de PTHU en redacteur van Wapenveld.

  1. Søren Kierkegaard, dagboekaantekening X 2 A 227, onder meer terug te vinden in Aforismen, verzameld en vertaald door W.R. Scholtens, Baarn 1983; de hier geciteerde vertaling werd op sociale media gedeeld door Geert Jan Blanken. De Bijbeltekst waarnaar hier verwezen wordt is I Korinthiërs 1:28.
  2. Gerard Reve, ‘De blijde boodschap’, in: Verzamelde gedichten, Amsterdam 19872, 95.