Door de bedding van natuur en genade
Abstract
In de eerste aflevering van deze serie schreef Arjan Plaisier over de liturgie: ‘Elke keer weer worden we opgenomen in zijn dood en opstanding. De kloof tussen God en mens wordt overbrugd door Christus.’ Hiermee mag het meest wezenlijke gezegd zijn, maar als de liturgie niet in het brede verband van natuur en genade staat, kan het zomaar tot een vlucht uit een goddeloze wereld worden.
In het middelpunt van de liturgie staat het Lam dat is geslacht. ‘Elke viering draait om het mysterie van Christus’ aanwezigheid. Elke keer worden we opgenomen in zijn dood en opstanding. De kloof tussen God en mens, tussen de Heilige en de zondaar, wordt overbrugd door Christus. (…) Hij haalt ons mensen op uit onze verlorenheid en geeft ons deel aan zijn lichaam.’ Daarmee is mijns inziens het meest wezenlijke gezegd van wat er over geloven in een seculiere tijd gezegd kan worden.
Als dit het enige was, dan zou de liturgie opgevat kunnen worden als een steen in de vijver, of meer nog: als een vreemde eend in de bijt. De opvatting zou kunnen postvatten dat Christus niets van doen heeft met het ‘natuurlijke’ leven. Dat zou ons ook in de buurt brengen van Marcion, die meende dat de vader van Jezus Christus niets te maken heeft met de God van het Oude Testament, noch met de God van de schepping. Als dat zo zou zijn, dreigt de liturgie een vlucht te worden uit een goddeloze wereld. Die weg is de kerk echter niet gegaan.
Zuigkracht van Marcion
En toch is daarmee de kous niet af en de zuigkracht van Marcion niet bezworen. Dat brengt me bij het thema van dit artikel: natuur en genade. Een thema dat alles te maken heeft met geloven in een seculiere tijd. Ik wil laten zien dat de aanwezigheid van Christus in de liturgie alleen begrepen kan worden in een breder verband. Dat verband duid ik aan met ‘natuur en genade’. Daarmee bedoel ik dat de mens en zijn natuurlijke bestaan van meet af aan verbonden is met de genade. De genade krijgt een bijzondere inhoud in de liturgie en de eucharistie, maar diezelfde genade is niet vreemd aan de mens en zijn natuurlijke bestaan.
Daarmee is al iets beslissends naar voren gebracht. Immers, in een seculiere tijd is de ‘natuur’ juist losgemaakt van ‘genade’. De natuur staat hier voor de werkelijkheid om ons heen, van heelal tot molecuul, en als het om de mens gaat om diens fysieke en psychische bestaan, individueel en collectief. Volgens de seculiere eeuw kun je die natuur begrijpen en behandelen zonder de verbinding te maken met de ‘genade’. Genade is hier bedoeld als de heilzame inwerking van God in het leven, vooral van ons mensen, een inwerking die erop gericht is ons bestaan tot bestemming te laten komen in God zelf. In het narratief van een seculiere eeuw is die inwerking van God een vreemd element, dat door het voortschrijdend inzicht langzaam maar zeker is verdreven uit het leven. God, geloof en religie zijn met elkaar misschien een nuttige en nodige noodgreep geweest in een onverlichte tijd, maar hoe meer de mens op de eigen benen van verstand en wil is gaan staan, des te minder is deze nodig. De laatste resten ervan blijken nogal taai en niet helemaal uit te bannen, maar in het publieke leven is dit in ons deel van de wereld toch aardig gelukt.
Dit artikel komt een jaar na publicatie beschikbaar. Neem een abonnement als je het hele artikel nu al wil lezen.