Het puurste van de godsdienst

'Want uw goedertierenheid is beter dan het leven' (Psalm 63:4a)

Het Oude Testament, zo hebben we in de naoorlogse tijd geleerd, is het boek dat ons het Hoera voor het leven! in de mond legt. Dat is een prachtig stukje gewonnen inzicht van de achter ons liggende vijftig jaren. Veel te veel hadden wij kerkmensen bij het Nieuwe Testament geleefd en met ons hart in het hiernamaals verkeerd, maar nu herontdekten wij het Oude Testament en kregen wij de kans een grote achterstand in te halen. We gingen de bijbel met nieuwe ogen lezen, en dan vooral natuurlijk het Oude Testament. Neem nu het Hooglied dat onze lichamelijkheid viert, mannelijk en vrouwelijk, of neem het boek Deuteronomium dat zingt van het goede land. Hoe hebben we als bijbelse christenen toch ooit kunnen menen dat we door de Schrift bij de aardse werkelijkheid weggehaald werden! Blijf de aarde trouw! heet het toch in allerlei toonaarden?

En toch, in dat Oude Testament komen we nu dit woord tegen: Uw goedertierenheid is beter dan het leven. Laat dit woord eens even tot u doordringen en op u inwerken. Met de verwondering van Kijk nu toch, dat staat er! Is dat dan een woord dat heel die aardsgerichtheid van het Oude Testament weer onderuit haalt? Welnee! We gaan toch de Schrift niet tegen zichzelf uitspelen? Wel moeten we zeggen dat niet alleen het Nieuwe Testament maar ook het Oude de gave van het aardse leven weet te waarderen en te ... relativeren. Hoe hoog het ook te schatten is, het valt in het niet bij dat andere dat hier aangeduid wordt als de goedertierenheid van God. Dat is de goedgunstigheid van de Here. Dat je Hem merkt in zijn goedheid, ongeacht de omstandigheden waarin je verkeert. En dat er geen geluk is dat daarbovenuit gaat. Dat heel het aardse leven met al zijn geneugten het daartegen af moet leggen. Dat is wat wij religie noemen.

Kijk, ik wil best met de dichter Jan Wit zeggen dat het aardse leven goed wordt omdat de hemel mij begroet (Gezang 479:4). Dat wil zeggen dat ze niet altijd tegenover elkaar behoeven te staan. Dat ze samen kunnen gaan: Gods goedertierenheid en het leven. En dat we Gods goedheid ook mogen aflezen uit het aardse geluk. Maar er komt voor ons allen een moment dat we moeten kiezen: òf het aardse leven òf Gods goedertierenheid. En als we ons nooit op die keus hebben voorbereid dan zal ze ons overvallen. De aarde loopt op de hemel uit, zoals het Oude Testament op het Nieuwe uitloopt. Als dat inzicht in de kerk en onder de christenen al niet doorbreekt, waar in de wereld moet het dan aan het woord komen? Maar hier in het westen lijkt het wel of het een taboe is daarover te spreken. Tot in de kerk toe. Zo aardsgezind zijn wij geworden.

Hebt u dat onlangs voor de tv gezien? De priester Antoin Bodard in Afrika? Antoin Bodard is iemand die in ons land heel wat over zich heen gekregen heeft vanwege zijn opkomen voor het eigenlijke van wat godsdienst is. Wat is het eigenlijke van godsdienst? Dat is het dienen van God. Dat is het dienen van God om wie Hij zelf is. Daar heeft hij heel wat pesterijen om te verduren gekregen. Hij heeft er in zekere zin zijn werk en zijn kerk door verloren. Zijn werk aan de Leidse universiteit en zijn parochiekerk in Amsterdam. En nu was hij in Afrika, in Benin, het vroegere Dahomey, het land van waaruit destijds de meeste slaven zijn afgevoerd. Hij was daar onder christenen, moslims en animisten. En bij die allen, let wel: die allen, voelde hij zich zichtbaar beter thuis dan in West-Europa. Vanwege de sensus divinitatis, het besef van wat en wie God is. Ik kon goed met hem meevoelen want ik heb hetzelfde als ik in Afrika ben. Hier weten ze nog wat godsdienst is, denk ik dan.

Bijvoorbeeld als er iemand overlijdt. Weet u dat er dan geen moment is dat het verdriet het wint van de troost? Terwijl het verdriet heel fel is en hartstochtelijk geuit wordt. Ik heb dat zelf meegemaakt, ook wel bij het overlijden van kinderen. Dat ze dan door hun tranen heen zongen van het nieuwe Jeruzalem, zo maar, een uur na het overlijden, samen met de gemeente om zich heen. Ik werd er, Europeaan die ik ben, eerst haast kwaad om. Te snel, dacht ik dan. Maar weet u waar ik hier bij ons wel bang voor ben? Dat ernstig zieken steeds eenzamer worden. In geval van lichtere ziekte hebben we nog wel troost. 'De dokters zijn tegenwoordig zo knap.' Maar als de zieke moet worden opgegeven verstommen wij. Tenzij de zieke zelf over zijn aanstaand sterven gaat spreken. Dan heft hij zijn eenzaamheid op, dan durven we ook nog wel iets zeggen. Maar als de zieke zelf zwijgt dan zwijgt ook iedereen om hem heen. We staan met de mond vol tanden want de mogelijkheden van het aardse leven zijn uitgeput. Let wel, dat zou hét moment moeten zijn dat de christelijke troost haar prachtig werk doet. Maar wij zwijgen.

Ik vind het zo opmerkelijk dat we dit woord over Gods goedertierenheid die beter is dan dit leven inderdaad in het Oude Testament vinden. Dus in dat deel van de bijbel dat het zo indringend over het aardse leven heeft. Het Oude Testament is het boek uit de jeugd van Gods volk. De jeugd die zich trouwens bij elke volgende generatie weer vernieuwt, zodat je nooit kunt zeggen dat oudere mensen er niets aan hebben. Niet de mensen maar de gemeente is in die tijd nog jong, wil ik zeggen. Bij die jeugd past het Hooglied (bijvoorbeeld) en je kunt je dat boek niet op een plaats in het Nieuwe Testament voorstellen. En dat datzelfde Oude Testament dan toch bij Gods volk in zijn jeugd met dit woord aan boord komt! Denk erom, zo is de boodschap ervan, dat aardse leven dat je mag genieten en dat je als een groot geschenk van de Here God ontvangen hebt, - vergeet niet dat er iets is dat daarbovenuit klimt. Iets dat moeilijk te omschrijven is, maar waar in de bijbel wel van gezongen wordt. 'Wie heb ik in de hemel, Heer, behalve U, mijn troost en eer? Wat kan op aarde mij bekoren? Alleen bij U wil ik behoren' (Psalm 73:10, berijmd).

Dit is godsdienst. En er komt in ons aller leven een moment dat wij godsdienst in die puurste vorm nodig hebben. Dat alles wegvalt, dat ook de naaste er niet meer is, ook de naaste naaste ons niet meer kan helpen, en dat we alsdan toch niet in een gat vallen. Dat juist dan de godsdienst haar hoogste waarde bewijst. Wij hebben de neiging godsdienst te vervangen door de dingen die eraan vastzitten. Aan godsdienst zit naastenliefde vast, en liefde tot de schepping, en verantwoordelijkheid voor onze gedragingen, en zoveel meer. Het psalmwoord vat dat alles samen in het woord leven. Ze zitten aan de godsdienst vast, die dingen, en het is niet goed ze ervan los te maken. Ze hangen ermee samen. Maar ze vallen er niet mee samen! Gods goedertierenheid, dat wil zeggen de goedheid en de liefde waarmee Hij zijn verbondstrouw betoont, gaat daar bovenuit.