“Ieder mens heeft een innerlijke plek waar God wil wonen.”

Jurjen Beumer over vroom en radicaal
"Laatst kwam ik in mijn geboorteplaats en daar stond op een verhoging in de winkelstraat een jongen. Hij toeterde de heilige woorden, die in de gemeente klinken, daar uit luidsprekers de ruimte in. Op zo'n manier wil ik niet bezig zijn. De inzet die we in de jaren '70 kozen, hebben we nu nog: kijk naar wat we doen in plaats van wat we zeggen. Dan blijf je ook altijd onder de maat hoor, ook in ons diaconaal centrum. Maar laat ze ons op ons werk in de stad beoordelen. Dat is niet zozeer op de structuren gericht zoals in de jaren '70, maar meer op mensen. Engagement wil ik trouwens de evangelicalen niet ontzeggen. Ik kom bij hen een zelfde bevlogenheid tegen die er ook in de basisbeweging was. Wij dachten ook: Dit wordt de kerk van de toekomst. Wij haalden ook grote aantallen mensen. Ik zie hier in iets van een pendelbeweging. De extreme evangelischen weten niets van de kerken, van de hoofdstroom van de traditie. Dat was ook zo in de basisgemeenten. Daar zeiden ze op een gegeven moment ook: "Wat kan ons dat allemaal schelen, want wij zijn toch hier?" Wij waren zover van de kerk verwijderd, dat de continuïteit gevaar liep toen de groep kleiner werd. Dat risico lopen evangelische groepen natuurlijk ook"

Weinig lezers van Wapenveld zullen beseffen dat voor de Nederlandse kerkgeschiedenis 11 maart 1978 een belangrijk datum is. In de Amsterdamse Dominicuskerk wordt op die dag een congres gehouden dat volgens dr. Jurjen Beumer kan gelden als de officiële geboorte­datum van de basisbeweging. Jonge lezers van Wapenveld zullen mogelijk ook van die term nooit gehoord hebben.

Op de golf van vernieuwingsdrang die voortkwam uit de jaren 60 ontstonden in de jaren 70 en 80 op tal van plaatsen zogenaamde basisgroepen, vaak afkomstig uit de room-katholieke kerk, maar ook wel uit de grote protestantse kerken. Het betrof hier groepen die de traditonele kerken te weinig maatschappijgericht vonden. Het waren de jaren van de aktie. Tegen kernbewapening, tegen de kapitalistische uitbuiting, tegen de multi-nationals. Voor Nicaragua, voor de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen, voor de dialoog met Oost-Europa. Het was de tijd van het of-of. Een tijdperk waar men in de neo-liberale, prestatiege­richte jaren 90 geen weet meer van heeft. De bloeitijd van deze basisgroepen lag eind jaren zeventig, begin jaren tachtig. Op dit moment zijn er nog steeds een flink aantal basisgroepen, maar hun ledental is drastisch gedaald.

Jurjen Beumer was een van de voormannen van de Basisbeweging. Hij was van 1980 tot 1986 voorgan­ger van de Kritische Gemeente IJmond, een van de grootste basisgroepen. Bij zijn vertrek sprak een journalist van "het afscheid van een betaald actie-voerder". Toch is ook Beumer erachter gekomen dat dat de christelijke gemeente niet alleen van de daad kan leven. Het geloof kent ook een binnen­kant. Beumer is hieraan beslissend ontdekt tijdens een congres in de VS in 1984 waar hij de dan in Nederland nog onbeken­de Henri Nouwen ontmoet. Het betekent een keerpunt. Vanaf dat moment zal het thema spiritua­liteit niet meer van zijn agenda afkomen. Al zal hij nooit onder stoelen of banken steken dat geloof zonder maatschappelijk engagement de naam geloof niet waard is.

Beumer schrijft veel. Bekend is het boek Vroom en Radicaal uit 1986, dat hij samen met met Evert van der Poll shreef en waarin ook een bijdrage van prof.Berkhof is opgeno­men. In de discussie tussen de evangelicaal en de basisman worden reeds Beumers eerste spirituele ritselingen zichtbaar. In 1993 verschijnt zijn proefschrift onder de titel "Intimiteit en Solidariteit", waarin hij zich rekenschap van zijn ontwikkeling door zich af te vragen hoe vroomheid en engagement zich theologisch tot elkaar verhouden.

Op dit moment schrijft hij zoals gezegd veel over spiritualiteit. Net na het plotselinge overlijden van Henri Nouwen in september 1996, verscheen er van de hand van Beumer een boek over de spiritualiteit van Nouwen onder de titel "Onrustig zoeken naar God". Onlangs verscheen een boekje over Dag Hammarskjöld, de Zweed die in de jaren vijftig secretaris-generaal van de VN was. Na zijn plotselinge dood door een mysterieus vliegtuig­ongeluk in de Congo-crisis, vond men bij deze man een soort van dagboek - Merkstenen geheten - dat bij nadere lezing weinig onder doet voor bijvoorbeeld de mystiek van Meister Eckhart. Terwijl Ham­marskjöld nooit met zijn geloof te koop had gelopen.

Met Jurjen Beumer spraken wij naar aanleiding van onze serie over vroomheid in de vorige jaargang. Een gesprek met iemand die ging "verzitten".

Afkomst

"Ik ben in 1947 geboren in Hoogeveen, destijds een bolwerk van rechtzinnigheid op de zand­gronden, waar het verder allemaal vrijzinnig was. Toen ik klein was bestond voor mij de wereld van het geloof uit de Gereformeerde Bond. Mijn vader was in de kerk en in de AR actief. Later is hij geleidelijk in wat confessionele richting opgescho­ven, al is hij in zijn hart volgens mij altijd Bonder gebleven. Mijn moeder was van gerefor­meerde huize.

Er zijn in mijn omgeving een aantal mensen geweest die mij geïnspireerd hebben, die wat losbraken uit die nogal confessionalistische sfeer. Achteraf bezien waren dat mensen die ontzettend goed verhalen konden vertellen. Aan die mensen merkte ik dat het ook anders kon. Er was veel ruzie in de kerken. Als iemand wat ging "verzitten", hoorde die meteen niet meer bij de club. Als ik alleen had gehad wat ik in Hoogeveen hoorde, dan was ik waarschijnlijk afgehaakt."

In zijn diensttijd ontstaat het idee om theologie te gaan studeren omdat veel van zijn interesses in die opleiding aan de orde komen. Beumer begint in '68 aan de vooroplei­ding theologie via het Hervormd Opleidingscentrum Nieuw Ruimzicht in Driebergen. Daar werd in internaatsverband aan de klassieke talen gewerkt.

"Ik ben blij dat Nieuw Ruimzicht er was, want ik had op de universiteit de vooroplei­ding nooit gehaald. Stel je voor: op een kamertje in Amsterdam je oude talen doen en verder niks? Het heeft me ook veel gegeven. Ik maakte er kennis met de breedte van de kerk; de jongens die daar zaten kwamen uit alle gezindten. Bas Plaisier en Gerrit Immink waren jaargenoten van mij.

Doorgaans verspreidde zo'n jaar zich over Utrecht, Groningen, Leiden, Amsterdam, maar mijn jaar ging voor het grootste deel naar Amsterdam. Daar lag de kerk vrij sterk onder vuur. We kwamen al heel snel in aanraking met de linkse theologie. Later werd dat bevrijdingstheologie genoemd. De kerkelijke opleiding verloor een heel aantal mensen van mijn jaar, want de kerk was in hun ideologie een overleefd instituut. In de klassen­strijd heulde de kerk met de verkeerde klasse en moest dus ophouden. Dat soort sjablonen.

Mijn leermeesters stonden allemaal in de lijn van Barth, Miskotte en Breukelman. Ik ben nooit zo'n fan van de Amsterdamse school geweest als anderen wel waren. Ik had vaak het gevoel dat de tekst teveel domineerde. Als God groter is dan ons hart, dan is hij zeker groter dan de Schrift. Mijn interesse zat meer in de systematische hoek en dan vooral in relatie met de filosofie en de cultuur. Krijn Strijd, de ethicus, heeft mij met name op het spoor gezet van de relatie van evangelie en maatschappij. Ik heb ook veel geleerd van Ernst Beker, die nogal barthiaans georiënteerd was".

Vicaris

Met de Amsterdamse bagage vertrekt Beumer als vicaris naar Oldenzaal.

" Er kwam daar een nieuwe stadswijk. Mijn collega die daar al een hele tijd stond, gaf mij, jonge hond, die wijk. Ik had geen idee of de kerk wat voor mij was en ik ging dat uitproberen. Als vicaris kun je dat mooi doen, want je hebt niet meteen de volle verantwoordelijkheid die je hebt als dominee. Je kunt rondkijken en pastoraal bezig zijn. Dat is werkelijk een ontzettend leuke tijd geweest. Dat zeggen alle mensen over hun eerste werkkring, maar het was echt zo. Ik kreeg veel vrijheid en kon lekker pionieren. Dat is voor mij een buitengewoon goede leerschool geweest. Ook om in een omgeving te werken die overwegend Rooms-Katholiek was. Het was mijn eerste werkelijke ontmoe­ting met die traditie.

Ik ben toen om wat uit te proberen gaandeweg in basisgroepen terechtgekomen, die daar in Twente in alle steden wel waren. Zo'n groep bestond uit maat­schappij-kritische christenen die ter linkerzijde de kerkbank waren uitgeschoven. Gelovigen die geïnspi­reerd werden door de basisbewegingen in Latijns-Amerika en de derde wereld. Een theologie met als perspectief het Koninkrijk Gods, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Dat maakte geweldige furore. We belegden bijvoorbeeld een vergadering halverwege Hengelo in een cafeetje. In de regionale krant plaatste we een advertentie: "Zijn er mensen die vernieuwing willen in de kerk?" en daar kwamen tientallen mensen op af om weer zo'n basisgroep op te richten." We hebben nog geprobeerd om al die groepen te centraliseren in een Kritische Gemeente Twente.

"De import in die nieuwe wijk in Oldenzaal bestond voornamelijk uit mensen die op de luchtmachtbasis Twente werkten of bij de douane. Die kwamen daar met zo'n linkse rakker als ik in aanraking. We hebben het Godzijdank goed gehouden. Ik heb daar vorig voorjaar nog een keer ge­preekt, in dezelfde kerk. Er waren mensen die mij toch nog even flink de oren wasten: "U heeft gezegd: Als je gelooft in de kernbewape­ning, kun je niet meer in de kerk komen." Dat thema speelde in die tijd natuurlijk. Ik zat ook tot mijn nek in die vredesbeweging. Ik heb voor mijn doctoraal nog polemologie aan de TU in Twente gestudeerd als bijvak bij mijn theologie-studie."

In 1978 werd Beumer naast zijn vicariaat ook docent godsdienst en maatschappijleer. Na die twee een jaar gecombineerd te hebben, stopte hij vanaf '79 met zijn vicariaat. Zijn kerkelijk examen had hij inmiddels gedaan en hij was met zijn doctoraal begonnen. Naast zijn docentschap deed hij het werk voor de basisbeweging. In zijn vrije tijd.

IJmond

"Uiteindelijk bleek mijn hart toch niet voor het leraarschap te kloppen. Zit je net lekker te praten en dan gaat er een belletje: volgende les. Dat zijn dominees natuurlijk helemaal niet gewend.

Toen stond er in '79-'80 een advertentie in de krant waarin de Kritische Gemeente IJmond een voorganger zocht. De KGIJ in Beverwijk was één van de grootste basisgroe­pen in Nederland. Daar werd ik tot mijn grote verrassing en vreugde benoemd, hoewel ik nog jong was.

Het was een gemeente waar ze in de begintijd in de wandrekken van de sporthal zaten, zo groot. Toen ik er in '80 kwam was het nog steeds een grote gemeente. Het was een volstrekt zelfstandige, oecumenische gemeente zonder kerkelijke structuur. Wij doopten, mijn oudste dochter is daar gedoopt en we trouwden. Dat deden we gewoon; er was geen enkele doop-erkenning ofzo. Ik was zelf ook niet bevestigd predikant. De Kritische Gemeente IJmond is in dezelfde tijd ontstaan als de Amsterdamse studenten-ecclesia van Huub Oosterhuis. Die had zijn priesterambt moeten neerleggen omdat hij wilde trouwen. Al die groepen kwamen samen in de BBN, de Basis Beweging Nederland. Daar heb ik zes jaar gewerkt en dat was echt de tijd van de maatschap­pelijke actie. Toen ik afscheid nam schreef de krant: "Afscheid van een betaald actie-voerder"..

Er zijn nog steeds heel wat mensen die de diensten blijven bezoeken, maar ze staan nu niet meer zo in de belangstelling dus vallen ze niet zo op. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen die in deze groepen afhaakten niet meer in de kerk terug konden. Je had gemeentes van 1000 mensen. Nu zitten er bij een viering zo'n 70 tot 80 mensen.­Maar zo'n zelfstandige gemeente doet het helemaal niet gek vergeleken bij een gewone SoW-gemeente.

De basisgroepen uit Latijns-Amerika komen echt voort uit de wereld van de armen. Dat is in Nederland niet zo. Hier zijn de basisgroepen afkomstig uit de middenklas­se".

Onrust

"Tegen het einde van mijn periode in Beverwijk werd ik onrustig. Ik wist niet wat het was. Ik vroeg me af: Ligt alles in het actie-voeren? Is er niet meer te verkennen? Zijn we toch niet teveel naar buiten gericht? Wat gebeurt er met de binnenkant?

Achteraf is er bij mij altijd een klein stroompje van intimiteit geweest, met name via mijn moeder. Ik heb dat in de Gereformeerde Bond niet zo beleefd. Daar was meer strijd. Bij ons in Hoogeveen was de Bond veel fanatieker dan wat ik ervan lees in interviews met Bas Plaisier of Jan van der Graaf.

Op een gegeven moment was er in de VS een congres van alle basisgroepen. Daar had ik via-via van gehoord. Dat congres is voor mij en mijn vrouw werkelijk een openbaring geweest. Mijn vrouw en ik waren de enige Nederlanders op dat congres in Holland, Michigan. Maar wie schetst mijn verbazing toen er iemand zei: "Er is nog een Nederlan­der hier, Henri Nouwen". "Nou dat zal wel", zeiden we, "nooit van gehoord". Dat vond de ander maar raar want in de VS was hij toen al heel bekend. Wij hebben Nouwen toen voor het eerst ontmoet en daar is een hechte vriendschap uit gegroeid.

Via hem en zijn boeken ben ik terecht gekomen in de mystieke of spirituele literatuur. Daar hadden wij als afgestu­deerde theologen uit Amsterdam nooit iets van gelezen. Als je naar Taizé ging - wat ik deed - lachte ze je uit. Onbegrij­pelijk! Waarom is deze geweldig rijke ader erbuiten gebleven? Ik ben er nog steeds woedend over dat ze me dat onthouden hebben. Door mensen die het, met alle re­spect, zelf ook niet wisten. Men dacht: "Dat is iets van vroeger en dat komt niet meer terug". Hoe konden we zo kortzichtig zijn! In onze tijd zou het nog wel eens de redding kunnen zijn van kerk en theologie. Dan zie je hoe ongelofe­lijk gepolitiseerd de theologie toen was en ook hoe de faculteiten een volstrekte copie van de tijdgeest waren.

Op dat congres maakte ik mensen mee die vroom waren maar ook maatschappelijk radicaal. Bijvoor­beeld de Sojourners van Jim Wallis, een bekende gemeen­schap uit de zwarte wijken van Washington D.C. Die bezetten al biddend Capitol Hill. Evangelicals die buitengewoon links waren. Daar waren mensen bij die opgepakt waren, in de gevangenis kwamen en even vrijgelaten werden voor dat congres. En die spraken daar zoals de grote evangelisten van vroeger. Met zeggingskracht, want ze deden ook wat ze zeiden.

Toen ik van dat congres terugkwam heb ik samen met Evert van der Poll "Vroom en radicaal" geschreven. Ik kende Evert niet. Ik had verslag gedaan van mijn reis in Trouw en Wending' en ik werd geïnterviewd, want het was toch wel gek dat zo'n linkse jongen als Beumer ging "verzitten". Dat vinden journalisten leuk. Alleen was Beumer nog precies dezelfde als voorheen, hij was alleen wat onrustiger en gaf die onrust ook woorden. Onder anderen via Nouwen. Toen hebben Evert en ik, meen ik, telefonisch contact gekregen en het boek "Vroom en radicaal" geschreven. Hij van rechts uit de kerken en ik links. Dat is een heel mooi debat geworden. In '86 is dat uitgekomen. Als het ergens spande tussen evangelicalen en oecumenischen werden we vaak uitgenodigd, meestal met Berkhof erbij. Toen het boek besproken werd schreef iemand: "Tot nog toe kende ik alleen het koppel Vroom en Dreesman, maar nu... "

Ik schrijf in dat boek ook dat we op zoek moeten naar een nieuwe spiritualiteit. Dat bleek achteraf een thema van mezelf te zijn."

Haarlem

In '86 wordt Beumer door dr. K. Blei bevestigd als diaconaal predikant in Haarlem. Hij is directeur van het oecumenisch diaconaal centrum "Stem in de stad", dat zich bezig houdt met werk rondom verslaafden, asielzoekers, een inloophuis runt en vormings­werk doet. Op het moment van ons bezoek is hij net voor drie-tiende benoemd tot universi­tair docent evangelistiek in Kampen.

"Die baan in Kampen loopt regelrecht uit mijn werk weg; de relatie tussen evangelie en cultuur. De kloof die er is tussen het evangelie en onze cultuur is een soort niemands­land. Hoe kun je als kerk daarin opereren?

Laatst kwam ik in mijn geboorteplaats en daar stond op een verhoging in de winkel­straat een jongen. Hij toeterde de heilige woorden, die in de gemeente klinken, daar uit luidsprekers de ruimte in. Op zo'n manier wil ik niet bezig zijn. De inzet die we in de jaren '70 kozen, hebben we nu nog: kijk naar wat we doen in plaats van wat we zeggen. Dan blijf je ook altijd onder de maat hoor, ook in ons diaconaal centrum. Maar laat ze ons op ons werk in de stad beoordelen. Dat is niet zozeer op de structuren gericht zoals in de jaren '70, maar meer op mensen.

Engagement wil ik trouwens de evangelicalen niet ontzeggen. Ik kom bij hen een zelfde bevlogen­heid tegen die er ook in de basisbeweging was. Wij dachten ook: Dit wordt de kerk van de toekomst. Wij haalden ook grote aantallen mensen. Ik zie hier in iets van een pendelbewe­ging.

De extreme evangelischen weten niets van de kerken, van de hoofd­stroom van de traditie. Dat was ook zo in de basisgemeenten. Daar zeiden ze op een gegeven moment ook: "Wat kan ons dat allemaal schelen, want wij zijn toch hier?" Wij waren zover van de kerk verwijderd, dat de continuïteit gevaar liep toen de groep kleiner werd. Dat risico lopen evangelische groepen natuurlijk ook.

Je moet de parels niet voor de zwijnen gooien. Hammarskjöld bijvoorbeeld heeft, hoewel hij zo'n publiek figuur was, nooit over zijn geloof gesproken. Ik heb er over nagedacht hoe dat kwam. Het heeft volgens mij te maken met de "Disciplinum arcanum": er is een geheim in ieder mensenleven, ook al zie je dat niet. En dat kun je te grabbel gooien. Ik vroeg die jongen uit Hoogeveen - waar ik het net over had - even te spreken. Hij dacht: "Ik heb een klant", maar ik zei dat ik me gekwetst voelde. En dat was ook zo; die woorden, zo over de hoofdstraat uit die luidsprekers. Dat kan toch niet. Soms denk ik dat ik wel erg terughoudend ben, maar er zit ook iets van een heilige huiver in. Je hebt natuurlijk de kans dat je God voor de voeten loopt."

Spiritualiteit

"In hoeverre gun je mensen ook hun zoektocht als je het over spiritualiteit hebt. "Eens zei ik ja tegen iets of iemand", zegt Hammarskjöld. Een hele centrale zin. Op dit moment zeggen een heleboel mensen ja tegen iets ongrijpbaars. Als wij nu heel snel zeggen: "Ja, dat is Jezus", zou je weer God voor de voeten kunnen lopen.

Spiritualiteit heeft ermee te maken dat je voelt dat je in je binnenste niet alleen bent. In de ziel is een proces gaande tussen God en jou. Dat sluit niet uit dat God ook werkzaam is in de geschiedenis en van mijn part ook in de natuur.

Om met de terminologie van Henri Nouwen te spreken: er is in ieder mens een "inner sanctuary", een innerlijke plek, de ziel, waar God wil wonen. Nouwen is een typisch rooms-katholiek theoloog. Hij gaat uit van de ervaring die God in mensen legt en in de natuur. God is daar een aanwezige kracht. Daar ben ik van overtuigd. Die plek moet je ontdekken. Soms kom je er, soms niet. Het kan er morgen in mijn beleving niet zijn. En het is er dus soms ook niet. Geef het dan niet op, want overmor­gen misschien weer wel. In het sterke vertrou­wen dat Hij je niet los­laat. Of Zij. Dat is de basis. Er is een prachtige zin van Oosterhuis: Ik heb nooit niets met jou. Hij zegt niet: altijd iets..." Ook bij de Brakels vind je de op- en neergang van de ziel. Net al bij de mystici.

Tussen haakjes: aan het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen zijn de grote kenners van de christelijke mystiek verbonden. Ze hebben methoden ontwikkeld om die mensen weer opnieuw te lezen. Ik zou die methoden graag toegepast zien op figuren uit de Nadere Reformatie. Als je oude schijvers herinterpre­teert, kunnen ze volop meepraten in de cultuur. Dan raken ze wat uit de conventikelsfeer.

Misschien is deze spiritualiteit wat vager dan de "be­vinding". God gaat met iedereen zijn eigen weg. Binnen ben je altijd. Dat vind ik echt en dat geloof ik ook. Ik zou m'n werk niet kunnen doen als ik zou moeten denken: Hij of zij staat er misschien nog buiten. Zoals Augustinus zegt: "Te laat heb ik U lief gekregen".

Is deze spiritualiteit algemeen? Bij Nouwen in ieder geval niet. Nouwens spiritualiteit is sterk christologisch, toont voortdurend Jezus als vriend en naaste, als degene die jou bij God brengt. Hij doet dat door in het vlees te komen, door er te zijn. In ons en tussen ons. Via Hem kunnen we bij onszelf komen en bij God. Soms raak je die plek, die "inner sanctuary" en dan ben je thuis. De christelijke gemeente evoceert de gedachte dat ieder mens een geheim leven bij God heeft. Ze is in die zin ook nodigend. Wat zou het fijn zijn als er mensen in de kerk kwamen om dat te horen.

Maar als ik met joodse groepen of met islam-groepen hier in de stad contact heb en dat zijn devote moslims, die ik ook "live" meemaak, dan ben ik niet meer iemand die zegt: jongen je hebt het heel ergens anders over. Dat laat ik aan God over. Dan voel ik heel veel ziels-verwantschap. Ik ben blij dat ik dan in die tradities mensen herken en dat we vanuit die vreugde samen dingen kunnen doen die voor de mensheid goed zijn. Het is altijd met engagement verbonden. Waar het hart vol van is stroomt de mond van over en laten de handen ook zien: kijk... Daar ben ik van over­tuigd.

Engagement

Alle grote mystici hebben na een grote mystieke ervaring een explosie aan engagement. Hammarskjöld ook toen hij secretaris-generaal werd. Voorafgaand aan die benoeming kende hij een enorme worsteling. Bij mij is het engagement ontspannener geworden. De kerk is God een grote zorg en daarom hoef ik me er minder zorgen om te maken. Ik hoef het niet te doen, ik mag het. En omdat het mag komt er meer uit mijn vingers.

Deze spiritualiteit is niet alleen bevestigend, maar zeker ook kritisch. Niet alles wat opborrelt is fraai. Het is natuurlijk buitengewoon eerlijk hoe Nouwen zichzelf daarin vaak als voorbeeld neemt. Maar je komt ook jezelf tegen in zijn boeken. Dat is het geheim van zijn succes. Neem bijvoorbeeld dat boek over de verloren zoon. Kijk, wij wisten ook dat je de verloren zoon bent en de oudste zoon. Maar hoe hij het beschrijft.. En hoe hij die vondst van het boek laat zien: dat wij ook vader moeten worden. Dat het uiteindelijk onze weg is er voor anderen te zijn zoals God er voor ons is, te wachten op de kinderen Gods die thuis komen. Denk even aan evangeliseren... En in zijn boekje over de gehandicapte jongeman Adam schrijft hij dat het leven van Jezus 30 jaar "passion" was en maar 3 jaar "action". Wij willen altijd "action". In die zin is Nouwen ook cultuur-kritisch."

"Mijn publiek kennend en de cultuur waarin ik leef zou ik een langere aanloop nemen dan Nouwen doet. Nouwen is echt een Amerikaanse schrijver geworden vind ik. De amerikaanse cultuur is anders, religieuzer. Het hele taalgebruik is veel gewoner. Ik zou omfloerster spreken, de grote woorden langer voor me houden."

Leidslieden

"In de spiritualiteit heb je ook leidslieden nodig. Ik denk dat daar een manco zit van de kerken. Nouwens boek "The inner voice of love" is onlangs in het Nederlands vertaald (onder de titel "Binnengeroepen"). Daarin geeft hij spirituele imperatieven. Dat is een heel andere manier van schrijven bij hem. Ik ben ook benieuwd hoe het overkomt. Daarin geeft hij de geestelijke begeleiding ook een belangrijke plaats en daar zit ook een corrigerend element in. Correcties zijn ook eye-openers. Zo'n geestelijk begeleider kijkt hoe God een rol speelt in jouw leven. Hij moet een mensenkenner zijn. Dat was Brakel bijvoorbeeld ook, een psycho­loog bij uitstek. Dat heb je ontzettend nodig. Nouwen en ik zagen elkaar een paar keer per jaar. Geestelijke begeleiding is niet elke week nodig. Echt wijze mensen hebben zo goed naar zichzelf gekeken dat ze ook snel bij jou zijn. Zo zou ik ook graag preken. Nouwen zegt ergens: "Het woord is vlees geworden. Het is belangrijk dat het vlees ook weer woord wordt". Via ons moet het weer overge­bracht worden."