Pascal en Nietzsche en de systematische rede

Op vriendelijke uitnodiging van de redactie van Wapenveld wil ik in dit artikeltje reageren op de recensie van Herman Ligtenberg van mijn boek 'De mens in het geding, een kritische vergelijking tussen Pascal en Nietzsche'. De redactie vroeg mij vooral in te gaan op het zakelijke punt in de recensie van Ligtenberg, namelijk de vraag in hoeverre men 'wat irreguliere denkers als Pascal en Nietzsche wel op de snijtafel van de systematische rede kan leggen'. Inderdaad ligt met dit punt het kernprobleem op tafel uit genoemde recensie. Het lijkt me overigens goed dit thema niet op voorhand te belasten met de negatieve associatie die het woord 'snijtafel' oproept en die suggereert dat de systematische rede niet anders dan denkers als Pascal en Nietzsche in repen kan snijden. Ik herformuleer de zaak waar het om gaat in neutralere termen als de vraag in hoeverre irreguliere denkers geïnterpreteerd kunnen worden op een wijze, zoals nagestreefd in mijn boek, waarbij de systematische rede een bepaalde, hieronder nader aan te geven rol speelt.

Interpretatie

Het staat buiten kijf dat, wie denkers als Pascal en Nietzsche benadert, dit zeker vanuit een respectvolle en open houding zal moeten doen. Het is ook bekend dat dit gemakkelijker gezegd dan gedaan is. Een interpretatie is een voortdurend gevecht tegen te snelle conclusies, tegen een te eenvoudige receptie, enzovoorts. Het is echter geenszins nodig om als voorwaarde voor een goede interpretatie te stellen dat men zich eerst 'dient te ontledigen aan zichzelf', ja dat men zich zelfs dient te ontdoen van 'eigen zijn'. Dit soort bijna religieuze retoriek kan beter achterwege blijven. Het verdient de voorkeur gewoon maar te beginnen, mét de vermogens die je hebt, zo ver mogelijk door te dringen in de bedoeling van de auteurs, waarbij het vanzelf spreekt dat je je eigen oordeelsvermogen, bij alle passende bescheidenheid, niet uitsluit.

Interpretatie en doel

Alvorens nader in te gaan op de aangewezen methodiek van de interpretatie van Pascal en Nietzsche wil ik eerst een enkele opmerking maken over de doelstelling van een interpretatie. In de recensie wordt de gedachte uit mijn boek geciteerd dat een vruchtbare interpretatie een element van geweld aan zich heeft. Ik bedoelde daarmee, dat iemand een auteur kan lezen en interpreteren met het oog op een doel, dat deze auteur zelf niet heeft gehad. Zo heeft Pascal iemand als Montaigne gelezen en genterpreteerd in het kader van zijn doelstelling aan te tonen, dat de mens een paradoxaal wezen is; een doelstelling die Montaigne met zijn Essays niet heeft gehad. Ik heb hiermee willen aangeven, dat een vruchtbare interpretatie verder gaat dan een weergave van iemands denken. Zelf gebruik ik met name Nietzsche in een kader, dat niet van Nietzsche zelf is. Ik probeer namelijk de relevantie van de christelijke antropologie in zijn augustinistische vorm voor de huidige tijd te verwoorden en te verantwoorden. Deze doelstelling bepaalt sterk de door mij gebruikte methode. Nietzsche fungeert daarbij als representant van een alternatief type antropologie, een athestisch, sterk door het geseculariseerde cultuurklimaat van het 19e eeuwse Westen gestempeld model, dat echter wel een verborgen verwantschap vertoont met het christelijke. Dit maakt een vergelijking zinvol. Wanneer een dergelijk procédé, waarbij de papieren openlijk op tafel liggen en waarin nergens gesuggereerd wordt dat de resultaten niet ter discussie staan, in verband gebracht wordt met een met geweld leggen op de snijtafel van de systematische rede, werkt dit in hoge mate vertroebelend. Het kan natuurlijk zijn dat iemand van mening is dat de bestudering van Nietzsches oeuvre met het oog op een duidelijk aangegeven doel als een soort heiligschennis van Nietzsche moet worden aangemerkt. In dat geval zijn we echter in een andere sfeer terecht gekomen, en wel de sfeer van de kritiekloze Nietzsche-adepten. Daarmee in gesprek te gaan is van tevoren al een hopeloze onderneming.

Twee extremen

Hoe lees je denkers als Pascal en Nietzsche? Het is duidelijk dat hier geen eenduidig antwoord op te geven is. Er zijn wel bepaalde extremen aan te geven die vermeden dienen te worden. Het ene extreem is, om genoemde denkers op het Procrustusbed van een abstracte, analytische logica te leggen. Je kunt gepreoccupeerd zijn door de vraag of ze volgens de canon van deze logica consistent of inconsistent zijn, waarbij ze in het eerste geval geslaagd, in het tweede geval gezakt zijn. Je kunt je ook als doel stellen de diversiteit aan gedachten van deze denkers in een overzichtelijk, logisch eenduidig en samenhangend geheel te brengen in de veronderstelling daarmee een uitputtende en afdoende interpretatie van hun denken geleverd te hebben. Daarmee doe je deze denkers zeker geen recht. Het retorische element van hun geschriften gaat verloren. De verworteling van hun denken in een specifieke plaats en tijd verdwijnt uit het blikveld. Je onttrekt je ook aan het appèl dat van deze teksten uitgaat. Je sluit de werking van de tekst op je hart uit. Je bent als interpreet te weinig bedacht op de mogelijkheid van diepere verbanden, die misschien niet in een logisch eenduidig schema onder te brengen zijn, zonder dat ze daarmee onsamenhangend of inconsistent zijn.

Je kunt ook vervallen in een ander extreem. Om dit nader aan te geven, wend ik me tot enkele opmerkingen uit de recensie. Ingaande op het oeuvre van Nietzsche wordt gesteld dat dit oeuvre als een ijsberg is, waarvan het grootste deel onder water blijft. Betekent dit, dat de meeste lezers Nietzsche slechts oppervlakkig lezen? Ligtenbergs bedoeling wordt duidelijk uit zijn verzet tegen elke poging bepaalde elementen van Nietzsches denken 'te fixeren tot het "standpunt" van N.'. Dit is volgens hem 'een centrale fout die vele van zijn (christelijke) critici gemaakt hebben'. Ik weet dat het in sommige kringen bon ton is zich wat denigrerend uit te laten over christelijke critici, die, natuurlijk gehinderd door hun vooringenomen christelijke standpunt, een denker als Nietzsche onmogelijk recht kunnen doen, en het verbaast me op grond van de teneur van zijn recensie niet dat ook Ligtenberg zich in dergelijke zin uitlaat. De poging een begrip als wil tot macht te zien als een fundamentele categorie in Nietzsches denken (overigens zeker niet de enige) heeft echter niets met het al of niet christelijke van de interpreet te maken. Blijft staan de opvatting dat het een centrale fout zou zijn een begrip als 'wil tot macht' als een belangrijke sleutel tot het verstaan van Nietzsche te beschouwen om op die manier te pogen het denken van Nietzsche te interpreteren. Ligtenberg verzet zich hiertegen, en wel op grond van de voortdurende dynamiek van Nietzsches denken. De aard van deze dynamiek wordt als volgt beschreven: 'Er wordt bij N. een patroon zichtbaar van afbraak van wat hij eerder bewonderde.' Bedoelt hij dat er bij Nietzsche helemaal geen patroon zichtbaar wordt, of dat alleen de afbraak als patroon zichtbaar wordt? In het eerste geval houdt elke zinnige interpretatie op. In het laatste geval wordt Nietzsche uit de markt geprezen als een louter negatief denker.

Zeker: een interpretatie kan te grofmazig zijn. Er kan onvoldoende rekening gehouden worden met bepaalde facetten. Er kan te weinig oog zijn voor subtiele wendingen en overgangen in iemands denken. Er kan onvoldoende begrip zijn voor een vormen van indirecte mededeling en ironie. Ieder die zich waagt aan een interpretatie van denkers van het niveau van Pascal en Nietzsche loopt dit gevaar. Dit gevaar te ontlopen door af te zien van de poging naar samenhang en de inspanning iemands denken op een noemer te brengen, betekent eenvoudig het einde van de onderneming van een wetenschappelijk verantwoorde interpretatie.

Irregulieren

De vraag kan zich echter voordoen of het wel terecht is Pascal en Nietzsche 'wetenschappelijk verantwoord' te interpreteren. Beide figuren worden nogal eens irreguliere denkers genoemd. Inderdaad zijn ze bezwaarlijk in het lijstje van een bepaald soort schoolse filosofen te plaatsen. Overigens geldt dit voor heel wat denkers. Het valt moeilijk een regel te bedenken om vast te stellen wie regulier is en wie irregulier. Zelfs Kant heeft irreguliere trekken. Zelfs Calvijn kan niet naadloos onder de regulieren geplaatst worden. Zeker is wel dat Nietzsche en Pascal, niet in het minst door de overgeleverde vorm van hun oeuvre, de interpreet voor bijzondere uitdagingen plaatsen.{{Zeker is wel dat Nietzsche en Pascal de interpreet voor bijzondere uitdagingen plaatsen.}} Pascals hoofdwerk, de Pensées, bestaat uit een verzameling fragmenten. Nietzsche schreef veelal werken die bestaan uit op het eerste gezicht losse stukken. Bovendien is een deel van zijn oeuvre pas als Nachlass voor de dag gekomen. Elke interpretatie is daarom niet meer dan een voorlopige. Een afdoende interpretatie is nooit geleverd. Men eert ze echter niet, door ze in een soort beschermd reservaat te plaatsen, ver buiten de greep van welk soort systematische interesse dan ook. Zijn ze soms alleen geschikt voor lezers met een niet-systematische interesse? Zijn het auteurs, waar alleen avonturiers van de geest zich met vrucht in kunnen verdiepen, die de bevinding van hun lectuur in vooral klinkende en gewaagde conclusie neerleggen? Ik denk dat Pascal en Nietzsche niet gediend zijn van apologeten, die het nodig vinden hen om de haverklap te beschermen door te beweren dat ze 'niet aan het systematische zijn toegekomen, of alle systematiek te licht bevonden'. Nota bene: alle systematiek? Wie dat beweert, zou zich dan eens moeten verdiepen in de uiterst precieze bijbelse hermeneutiek van Pascal. Hij zou zich eens moeten wagen aan zijn zeer nauwkeurige analyses van de relatie tussen vrije wil en genade. Hij zou zich eens geduldig moeten verdiepen in de zeer uitgewogen gedachten van Nietzsche over de driftmatige structuur van het menselijk handelen. Het oeuvre van beide denkers vormt juist een extra uitdaging te zoeken naar onderliggende structuren en profielen van hun gedachten.

Zeker: het denken van Pascal en Nietzsche heeft alles te maken met concrete strijdpunten. In beide gevallen hebben we te maken met denkers, die met huid en haar betrokken zijn bij hun denken, meer dan bij de meerderheid van bekende filosofen. Het zijn bewogen denkers, in wier denken het eigen geleefde leven resoneert. Maar ook geleefd denken laat zich exegetiseren. Juist het feit dat het om existentieel geladen gedachten gaat, maakt het dat ze waard zijn serieus genomen te worden, en dus in hun samenhang geïnterpreteerd te worden. Men kan deze denkers ook omgeven met het waas der geheimzinnigheid, bijvoorbeeld door biografie en tekst tot een romantisch soort eenheid te laten versmelten, dat een nuchtere analyse tot een onmogelijkheid maakt.{{Men kan deze denkers omgeven met het waas der geheimzinnigheid dat een nuchtere analyse onmogelijk maakt.}} Ook met een dergelijke houding zullen deze denkers zich weinig gevleid en in ieder geval niet begrepen voelen.

Tot slot

Ter afsluiting nog enkele opmerkingen over Ligtenbergs recensie in het algemeen. Dat deze 'handenwringend' geschreven is, laat zich aflezen. Is daar wellicht de kromme stijl en het foutieve taalgebruik door te verklaren? En dat nog wel in een recensie die een auteur kapittelt om zijn taalgebruik? Is daar ook de verbeten toon uit te verklaren? Het zou kunnen zijn. Het behoort echter tot de vrijheid van de recensent. Anders staat dit met de slotalinea. Ik acht het mijn plicht aan te tekenen dat ten opzichte van de daarin genoemde personen de fatsoensnormen van een recensent ruimschoots zijn overschreden.