De treden van de dagen. Lekker doorleven?

Aan het begin van het nieuwe jaar kreeg ik van een bank een folder toegestuurd waarin de slagzinnen stonden ‘Straks lekker doorleven’ en ‘Later heeft u zelf in de hand’. Velen hebben die folder gezien want deze bank stuurt heel wat rond. Ik dacht: ‘Wat weet die bank daar nu van? Straks lekker doorleven? Alsof ik dat in de hand heb. Misschien zit ik straks in een verpleeghuis! Misschien ben ik straks wel dood! Of gaat de bank daarover en hoef ik alleen maar een formuliertje in te vullen?’ Even dacht ik nog dat het over de wachtlijsten voor verpleeghuizen ging: wij zorgen op tijd voor een goed verpleeghuis. Maar dat kun je bij banken vergeten: banken leveren alleen geld.

Levensideaal

In ‘Straks lekker doorleven’ en ‘Later heeft u zelf in de hand’ komt een levensbeschouwing, een levensideaal tot uitdrukking. De bank wil ons natuurlijk niets opleggen; ze zal wel denken dat deze dingen vanzelf spreken. Of beter gezegd: de bank denkt er niet over na, ze heeft alleen wat op de markt gehoord. Ik meen dat een bank wel moet nadenken en in de eerste plaats over zichzelf.

‘Straks lekker doorleven’. Dat wordt als ideaal voorgesteld, dat willen we natuurlijk, daar willen we natuurlijk voor sparen. Maar gaat het in het leven echt om lekker doorleven? Voor mij is dat niet vanzelfsprekend. Ik heb niets tegen genieten, maar volgens mij gaat het in het leven nog om andere dingen. ‘Later heeft u zelf in de hand’. Is dat geen uitspraak van een gelovige met oogkleppen op? Volgens mij is dat hopen tegen beter weten in. Banken kunnen het zelf ook niet geloven. Waarom zouden ze anders een stroppenpot hebben? De bank maakt hier misbruik van een illusie: mensen geloven het graag en in dat geloof wil de bank ze wel tot steun zijn.

Een bank die over zichzelf nadenkt, zal haar plaats kennen: een instituut op de achtergrond dat zorgvuldig met geld omgaat. Geen instituut dat op de markt staat te schreeuwen. Geen supermarkt voor de toekomst. Geen instelling die zich op de voorgrond dringt, desnoods met gebruikmaking van levensbeschouwelijke kreten. Dat betekent niet dat bankieren niets met levensbeschouwing te maken heeft. De levensbeschouwelijke kant van bankieren zit in de visie van de bank op zichzelf en op wat een bank met geld mag doen.

Een zwijgzame bank

Ook een bank kan een mens tot nadenken brengen. Wil ik nu lekker leven en straks lekker doorleven? Volgens mij gaat het erom dat we iets zinnigs doen, dat we ons ergens voor inzetten. Het genieten krijgen we er dan vaak gratis bij. De bank suggereert dat we veel willen hebben en dat lekker leven betekent dat je veel kunt kopen. Daarom: spaar, beleg en leen. Volgens mij zijn leuk en lekker gratis. Het valt je toe en daarom heeft het geen zin er voor de toekomst naar te streven. Genieten is niet afhankelijk van de omvang van je bezit maar valt je toe van de dingen en de mensen waarvoor je je inzet.

‘Doorleven’, zegt de bank, ‘laat de toekomst zijn zoals het heden’. Dat lijkt me een zeer platte benadering van de toekomst. De bank zegt: ‘U wordt ouder maar u wilt na uw pensioen natuurlijk nog veel leuke dingen kunnen doen en niet achteruitgaan in inkomen. Daar kunnen wij voor zorgen.’ Banken hebben volgens mij op dit punt helemaal niets te melden en daarom hecht ik aan een zwijgzame bank.

Wijsheid

Wie ouder wordt, mag hopen dat hij wijzer wordt. In wijsheid kan een mens doorgroeien terwijl zijn energie en mobiliteit afnemen. Daarom is de toekomst niet in de eerste plaats een zaak van leuke reizen en extra aankopen maar van studie. De joodse denker Abraham Heschel schrijft ergens dat we behoefte hebben aan universiteiten voor bejaarden, waar wijze mensen onderwijs geven aan mensen die wijs willen worden. Het doel is daar niet een loopbaan maar kennis en inzicht als doel in zichzelf. In die universiteiten zou de cultuur zijn bekroning kunnen vinden.

Volgens Heschel gaat het in de ouderdom om waarheid en waarden. De gepensioneerde mens moet niet doorleven maar anders leven. Hij mag ook niet beschouwd worden als iemand die steeds minder kan en wordt. De oudere mens kan groeien, mits we niet de maatstaven van banken en sportbonden aanleggen. Hij kan groeien in wijsheid. Dat is geestelijk kapitaal.

Heschel schrijft:
‘De jaren van de ouderdom kunnen ons in staat stellen de hoge waarden te verwerven, waar wij ons niet van bewust waren, de inzichten die wij gemist hebben, de wijsheid die wij veronachtzaamden. Het zijn vormende jaren, rijk aan mogelijkheden om de dwaasheden van een mensenleven af te leren, om diepgeworteld zelfbedrog te doorzien, om begrip en mededogen te verdiepen, om de horizon van de eerlijkheid te verbreden en het gevoel voor rechtvaardigheid te verfijnen’ [1].

Levensfasen

Als het over ouder worden gaat, zien velen de eerste levensfasen in het teken van de opgang, de latere levensfasen in het teken van de neergang. Op een bekend plaatje worden de levensfasen voorgesteld met behulp van een trap omhoog en een trap omlaag. Jonge mensen komen tijdens de groei naar volwassenheid steeds een treetje hoger te staan, mensen in de kracht van hun leven staan op de hoogste trede en daarna begint de afdaling. Het zal duidelijk zijn dat de tekenaar een norm hanteert waaraan de waarde van de verschillende levensfasen wordt afgemeten. Niet de norm van de wijsheid, maar die van het snelle verstand of van de lichamelijke kracht.

Het lijkt mij niet juist om tegenover een dergelijke norm een andere norm te stellen. Daarmee zouden we de gedachte onderschrijven dat de mens in een bepaalde levensfase het meest tot zijn recht komt. Deze gedachte moet echter afgewezen worden. Een mens is niet in de ene levensfase meer waard dan in de andere. Elke fase heeft zijn eigen unieke betekenis. We kunnen de levensfasen niet naast elkaar zetten en vergelijken om dan te constateren dat bijvoorbeeld tussen 20 en 30 jaar het leven toch wel het meest de moeite waard is. Wie dat doet, houdt er een statisch mensbeeld op na. Dat wil zeggen dat dynamiek, ontwikkeling, groei niet echt bij het leven behoren. Die ene ideale levensfase moeten we dan zo lang mogelijk zien vast te houden. Ontwikkeling is hetzij een toegroeien naar, hetzij een verlies van. De reclame staat nog steeds bol van dit ogenschijnlijk vrolijke, maar in werkelijkheid treurige denken.

Christelijk denken

Een christelijk mensbeeld is niet statisch. De verandering, de ontwikkeling kan positief gewaardeerd worden uitgaande van het geloof dat God Heer is van de tijd. Een christelijk mensbeeld is een dynamisch mensbeeld. Het komt erop aan de unieke waarde van elke levensfase te ontdekken. Die ontdekt men niet als men treurend achterom kijkt of verlangend vooruit. Zo kan wijsheid de unieke opgave van de ouder wordende mens zijn, zoals Heschel zegt.

De gedachte dat de ouder wordende mens zo lang mogelijk lekker moet kunnen doorleven, getuigt niet alleen van een beperkte kijk op waar het in het leven om gaat, maar ook van een statisch mensbeeld. Er zijn geen treden in het menselijk bestaan, er zijn alleen schreden. Mensen gaan een weg, ze gaan niet trap-op, trap-af. En het staat niet bij voorbaat vast dat een bepaald stuk van de weg het meest aantrekkelijk is. Alsof je halverwege stil zou moeten staan.

Ik neem als voorbeeld het gebruik van computers, met name het gebruik van internet. Er wordt wel gezegd dat ouderen helaas niet meer in staat zijn een digitaal rijbewijs te halen. Ze lopen achter en zullen de achterstand ook niet inhalen. Ik ben geneigd te zeggen dat het gebruik van computers een zaak is van het verstand en als zodanig bij een bepaalde levensfase behoort. Voor een evenwichtige cultuur is het van belang dat niet iedereen zich in dezelfde levensfase bevindt. Oude mensen moeten oud zijn en niet quasi jong. Oude mensen moeten zich op wijsheid richten en daarvoor zijn computers niet erg belangrijk en kan men internet missen.

Over de kerk wordt vaak somber gedaan omdat er vooral ouderen zitten, de jongeren blijven weg. Men ziet een gezonde gemeente als een gemeente waarin alle leeftijden goed vertegenwoordigd zijn. Maar waarom zouden we niet net zo goed kunnen zeggen dat in de eerste plaats oudere mensen in de kerk moeten zitten? De vreze des Heren is het begin van de wijsheid. Dat wil niet zeggen dat mensen in andere levensfasen God wel kunnen vergeten. Integendeel, leven in christelijke zin is altijd leven met God. Maar met God leven kan niet in elke levensfase hetzelfde betekenen. God wordt gediend met het offer dat je leven is, niet met het offer van het leven van anderen, van mensen in een andere levensfase.

In de rubriek 'De treden van de dagen', die drie keer per jaar zal verschijnen, worden kanttekeningen geplaatst bij actuele gebeurtenissen of ontwikkelingen in onze samenleving. Van de auteurs wordt verwacht dat zij positie innemen, zonder zich daarbij te verschuilen achter een rij van literatuurverwijzingen van gerespecteerde auteurs.

De titel van de rubriek is ontleend aan een gedicht van Judith Herzberg.

  1. Citaat uit het artikel ‘Groeien in Wijsheid’, opgenomen in de bundel Onzekerheid in Vrijheid, p.98.